Hoera, we mogen weer!
Niets vervelender dan het opdringerige gezwets over duurbetaalde belevenissen in verafgelegen streken. Moet je wel op vakantie?..
Vakantie, meent Nederlands ‘vakantieprof’ en psycholoog Ad Vingerhoets, ‘is een volslagen illusie’, sterker nog, ‘het is een gekte en een massahysterie, waar we maar niet van willen genezen’. Misschien is het nergens goed voor, al zullen sociologen die zich nog eens een keertje over cijfers en andere nuttige data buigen, met evenveel aplomb het tegendeel kunnen of ook willen bewijzen.
Vingerhoets, die in een dorpje nabij Tilburg is geboren, vat zijn stelling samen in een soort tandarts-theorie: vakantie is, zegt hij, een sociale verplichting, het is hetzelfde fenomeen, ‘maar dan omgekeerd’, als bij de ongelukkige die lijdt aan tandartsangst. Als zo iemand bij de tandarts komt, vindt ie ‘dat het helemaal wel meevalt’; niettemin kijkt hij of zij ‘weer vol angst uit naar de volgende afspraak’. Ja, na alle reisperikelen ook naar de volgende vakantie.
Het is een merkwaardige theorie, zo’n vergelijking tussen vakantiegenoegens en de gelukkig al zeer beperkte pijn bij het trekken van een rotte kies. Maar Vingerhoets gelooft in zijn stelling: vakantie heeft volgens hem een plichtmatig, bijna religieus karakter. ‘Vroeger moesten we naar de kerk, nu moeten we op vakantie.’ Het is een obsessie, meer nog, het ‘is bovendien nergens ter wereld zo sterk als in Nederland’, zegt Arjo Klamer, hoogleraar economie van kunst en cultuur en medestander van Vingerhoets’ theorie, in Intermediair.
Zowel Klamer als Vingerhoets kun je aantreffen in een essay in het één keer per jaar verschijnend ‘tijdschrift in boekvorm, boek in tijdschriftvorm’ The Low Countries, dat dit jaar grotendeels aan het reizen is gewijd. In ‘Even at Home I am not a Tourist’, een bijdrage van samensteller Filip Matthijs, wordt (zonder evenwel aan die tandarts te refereren) de dwangmatige reislust van vakantiegangers ‘gebrandmerkt’. Matthijs brengt schrijver Maarten ’t Hart ter sprake die het reizen verafschuwt, ‘want de grote Bach reisde ook nooit’; terloops vermeldt hij dat zelfs volksschrijver Herman Brusselmans al heimwee heeft naar Gent na een halve dag lummelen in Rome.
Vakantie en toerisme zijn, sinds de commercialisering en de democratisering van het reizen, besmette woorden. De reislust is ontaard, zeggen hardnekkige thuisblijvers, nu steeds meer mensen ook steeds vaker op reis gaan. Bovendien loop je kans op reis last te krijgen van vakantiestress, want je moet met koffers zeulen, reisschema’s en uurtabellen in onmogelijke talen ontcijferen, voortdurend je bezittingen in de gaten houden, alleen maar om in de druipende regen naar nep-bezienswaardigheden te kijken die je eigenlijk ook droogvoets thuis op de televisie of op websites kunt zien. Waarom ondergaan mensen die vreselijke martelingen van een vakantietrip? Reizen voor het plezier is een droombeeld.
Matthijs gelooft in het adagium van een groot reiziger als Paul Theroux: travel is only glamorous in retrospect. Oost West, Thuis Best, want de moeilijkheden van de reis zijn overwonnen, geen gezeur meer over paspoorten of visa, geen akelige insecten meer, geen palavers over wisselkoersen, kortom: de reis kan nu worden verteld.
‘Je hebt leeglopers die hun geboortegrond verlaten en buitenslands reizen om een reden of om redenen, die herleid kunnen worden tot één van de volgende oorzaken’, noteerde Laurence Sterne in zijn Sentimental Journey through France and Italy (1768): ach, een zwak gestel, last van zenuwen, of een of andere onvermijdelijke oorzaak. Sommige reizigers zijn nieuwsgierig, hoogmoedig, ijdel; anderen zwaarmoedig, misdadig of leugenachtig. Zelf is Sterne een sentimentele reiziger. De ergste soort evenwel is de exploraseur, het babbelende type dat – eens thuis – zijn hele verhaal in geuren en kleuren vertelt. In zijn leuke oprispingen in De l’art d’ennuyer en racontant ses voyages (de kunst te vervelen met het vertellen over je reizen) geeft Matthias Debureaux wenken aan de vakantieganger die zijn huisgenoten, werkcollega’s, vrienden en zelfs vreemden een gedetailleerd reisverslag opdist. Niets is vervelender dan dat opdringerige gezwets over duurbetaalde belevenissen in verafgelegen streken waar toeristen hun dagen in ledigheid hebben doorgebracht tussen stammen die nog in halfwilde staat verkeren.
Maar gelukkig zien mensen hun vakantie door een roze bril, ondanks alle reisellende. Moet je nog op reis? Jazeker, ondanks alle ongemakken en het geleuter daarover, want het prikkelt de nieuwsgierigheid, het maakt je hulpeloos, je komt nog eens ergens. Het wordt dus hoog tijd dat we de toerist rehabiliteren. Elk anti-vakantie-discours is een nutteloze en onbedachtzame inquisitie tegen die onbeholpen homo touristicus.