Reconstructie
Hoe zelfbenoemd ‘zevenvinker’ Joris Luyendijk het middelpunt werd van een mediastorm
De zeven vinkjes van Joris Luyendijk werd aanvankelijk warm ontvangen. Na kritische artikelen en een opmerkelijk optreden in Buitenhof lijkt de publieke opinie te zijn omgeslagen. Reconstructie van een mediastorm.
Zijn stem klonk opeens dun en nerveus. Precies zoals die meer dan tien jaar geleden moet hebben geklonken, toen hij voor het eerst in zijn leven ervoer hoe het is om buiten de sociale norm te vallen.
Schrijver en journalist Joris Luyendijk (50) was zondagmiddag absoluut niet in zijn element in het actualiteitenprogramma Buitenhof, waar hij kwam vertellen over zijn nieuwe boek De zeven vinkjes, over geprivilegieerde witte mannen zoals hij. Tegenover hem zaten Kamerlid Sylvana Simons (Bij1) en oud-VVD-politicus Neelie Kroes. Beide vrouwen leken niet van zins een bijdrage te leveren aan de grote Luyendijk-promotietour die sinds anderhalve week aan de gang was. De schrijver werd op de korrel genomen met kritische vragen over zijn geprivilegieerde positie en zijn al dan niet rammelende research.
'Bij de Guardian viel ik buiten de norm en was ik kwetsbaar en ineens was mijn zelfvertrouwen weg. Mijn pleidooi is mannen zoals ik kwetsbaar te maken', stelt Joris Luyendijk in #buitenhof. Bekijk het hele gesprek via: https://t.co/QIBHY01dEk pic.twitter.com/eAzg7b2nZS
— Buitenhof (@Buitenhoftv) 13 februari 2022
Het gesprek werd op sociale media door links en rechts honend becommentarieerd. Luyendijk verschrompelde zichtbaar. Met hem leek ook de boodschap te verschrompelen die hij had willen uitdragen met De zeven vinkjes, dat op nummer 3 staat van de CPNB Top 60. Hoe kon dat gebeuren?
Op zaterdag 4 februari begon de boekpromotie met een interview in het Volkskrant Magazine en een essay in NRC Handelsblad. Daarin ontvouwde hij de kerngedachte: mannen zoals hij beschikken over ‘zeven vinkjes’, waardoor ze probleemloos, en zonder oog voor minder geprivilegieerden, door het leven glijden en overal de hoogste positie bemachtigen. De vinkjes: man, wit, hetero, minstens één hoogopgeleide ouder, minstens één in Nederland geboren ouder, een vwo-diploma en een diploma van de universiteit.
De ideeën over privileges begonnen tien jaar geleden te rijpen, toen hij aan de slag kon bij de Britse krant The Guardian. Vanwege zijn Nederlandse achtergrond vond hij nauwelijks aansluiting bij de redactie. Tijdens vergaderingen was hij amper in staat om – zoals hij altijd heeft gedaan – zelfverzekerd het woord te nemen. Hij ontdekte dat dit dus is hoe het ongeveer moet voelen voor iemand die in Nederland niet voldoet aan de zevenvinkjesnorm. Is het niet beter, vroeg hij zich af, als zevenvinkjesmannen een stapje terug doen en het roer doorgeven aan mensen met andere achtergronden?
De boodschap leek in deze tijden van aandacht voor discriminatie en kansenongelijkheid in goede aarde te vallen. Op sociale media en aan keukentafels werden vinkjes geteld en er werd druk gediscussieerd over kansenongelijkheid. Sommige ‘zevenvinkers’ spraken van een ‘confronterend’ nieuw inzicht.
Maar net zo snel stak er een storm van kritiek op. Inhoudelijke kritiek, maar vaak leek het ook op een persoonlijke afrekening in het journalistenmilieu. Weer op andere momenten betrof het voorspelbare kritiek uit de rechterhoek, waar al langer afschuw heerst over een progressieve elite die met veel tamtam het ‘witte privilege’ bevraagt.
‘Iemand die in alles uitstraalt dat hij zichzelf verheven voelt’, werd er in columns over Luyendijk geschreven. ‘Zelfkastijding’ van iemand met een ‘marketingstrategie’. Moest hij echt 50 worden voordat hij tot het inzicht kwam dat hij het vanwege zijn achtergrond makkelijk had in het leven? ‘Mind blown’, klonk het sarcastisch in de Volkskrant. In deze kritiek, voornamelijk geuit door collega-journalisten en columnisten, proefde je de wrevel over Luyendijk, de golden boy van de media, die altijd zo’n grote mond heeft over het oppervlakkige journalistenvak. Luyendijk schreef geregeld over de beperkingen van de journalistiek. Dat deed hij in Het zijn net mensen, over zijn correspondentschap in het Midden-Oosten, en in Je hebt het niet van mij, maar…, over de werkwijze van de parlementaire pers.
In die boeken positioneert hij zichzelf nadrukkelijk als het slimste jongetje van de klas, dat boven alle partijen staat en de lezer een inkijkje belooft in de soms cynische en vaak beperkte blik van de media. ‘Ik ken weinig journalisten die fan van hem zijn en dat heeft vast te maken met het feit dat Joris Luyendijk het falen van de journalistiek soms genadeloos blootlegt’, schreef journalist Frans Oremus in 2018 over Luyendijk op Villamedia, een website over journalistiek.
De felste uithaal kwam van Peter Middendorp. De Volkskrant-columnist benutte het tumult rondom De zeven vinkjes om Luyendijk van jatwerk te betichten. Middendorp, die jaren een column over politiek Den Haag schreef, beweerde dat zijn ideeën zonder bronvermelding waren opgenomen in het boek Je hebt het niet van mij, maar…, alsof Luyendijk ‘het zelf bedacht heeft’.
Luyendijk spreekt in dit boek echter lovend over Middendorp, als een ‘buitenstaander’ die weinig gaf om het voor-wat-hoort-watspelletje tussen pers en politici. In een reactie laat Middendorp weten dat ‘nu natuurlijk niet meer precies uit te pluizen’ valt wat Luyendijk zonder bronvermelding zou hebben overgenomen. ‘Hij had zijn bronnen moeten noemen op het moment dat hij hun ideeën gebruikte; hij noemt me wel, maar niet als bron. Het was een persoonlijke column, en ik vind dat Luyendijk al meer dan genoeg door het slijk is gehaald, dus ik laat het hierbij.’
Opmerkelijk dat geen van de journalisten die nu zo aanslaan op de column van Peter Middendorp over Joris Luyendijk de moeite nam te checken of die eigenlijk wel klopt. PM: ‘JL eigende zich mijn inzichten zonder bronvermelding toe’. JL: pic.twitter.com/SYz7j9Qiin
— Marijn Kruk (@marijn_kruk) 12 februari 2022
De andere kritiek op De zeven vinkjes betrof de manier waarop Luyendijk zijn ideeën leek te verkopen – als nieuw – terwijl er heel wat denkers, vooral zwart en vrouw, hem hierin waren voorgegaan. Want wat Luyendijk te berde bracht, leek verdomd veel op bestaande ideeën over intersectionaliteit, het fenomeen dat een samenspel van verschillende kenmerken – kleur, sekse, klasse – tot structurele voordelen of nadelen kunnen leiden.
Dit analytische kader werd in 1989 geïntroduceerd door de zwarte Amerikaanse feminist en jurist Kimberlé Crenshaw. In Luyendijks boek ontbreekt echter elk spoor van Crenshaw. Bovendien zou Luyendijk met zijn ‘zeven vinkjes’ een lucratieve gimmick maken van intersectionaliteit. Het is zuur, aldus de zwarte wetenschappers Gloria Wekker en Nancy Jouwe op onlineplatform OneWorld, dat Luyendijk – die ervoor pleit dat mannen zoals hij minder ruimte zouden moeten innemen – juist met dit verhaal voor de vrouwen gaat staan die al langer aandacht proberen te vragen voor intersectionaliteit.
Dat wil niet zeggen dat Luyendijk kritische denkers over intersectionaliteit niet erkentelijk is geweest. In zijn boek benadrukt hij dat hij niet alles zelf heeft bedacht. Hij noemt ook de term ‘intersectionaliteit’, maar vertelt erbij dat hij jargon heeft willen vermijden. Daarnaast is hij in het boek en interviews vol lof over een intersectioneel denker als Wekker, een antropoloog die de term ‘witte onschuld’ in Nederland populair maakte.
Toen Joris Luyendijk afgelopen zondag plaatsnam aan tafel bij Buitenhof, deed hij dat met het volle gewicht van al zijn criticasters – van links, midden en rechts – op zijn schouders. Vandaar zijn overslaande stem en het slokje water dat hij nodig had om zijn zenuwen te bedwingen.
Ook Neelie Kroes en Sylvana Simons, die beiden zeiden het boek niet te hebben gelezen, waren niet van plan om het hem makkelijk te maken. Kroes wilde Luyendijk op een paar feitelijke fouten wijzen. In zijn boek beschrijft Luyendijk Kroes als iemand uit een ‘streng calvinistisch’ milieu die, als een typische klassenmigrant, haar platte accent voor een deftiger accent heeft ingeruild.
Beide beweringen zouden niet kloppen, hoewel Kroes in een interview met Trouw zelf vertelde uit een ‘streng calvinistisch’ nest te komen. Luyendijk bood zijn nederige excuses aan en nam het de redactie van Buitenhof kwalijk dat zij hem niet op deze kritiek hadden voorbereid – hij voelde zich in de val gelokt. Buitenhof wil niet ingaan op de vraag of ze van tevoren op de hoogte waren van de kritiek die Kroes zou inbrengen. ‘De thema’s waren bekend en gasten kiezen hun eigen woorden.’
Simons prees Luyendijks poging om de vanzelfsprekend geachte dominantie van witte mannen zoals hijzelf aan de kaak te stellen. Toch had zij ook kritiek. ‘Mannen zoals Joris Luyendijk missen een belangrijk vermogen: het vermogen om gewoon iets aan te nemen dat ze zelf niet hebben ervaren.’
Luyendijk trachtte het schot voor open doel aan te grijpen. Dat onvermogen van zevenvinkers om zich in anderen in te leven, is nu juist het punt dat hij in zijn boek maakt. Maar juist toen werd hij door gespreksleider Twan Huys onderbroken.
De rest van de uitzending zat Luyendijk er een beetje verslagen bij, handen in de schoot. In zijn slotwoord sprak hij de bescheiden hoop uit met zijn boek in elk geval een paar zevenvinkers van hun onschuld af te helpen.
Ton den Boon, hoofdredacteur van de Dikke Van Dale, signaleerde deze week in zijn taalrubriek voor dagblad Trouw al diverse variaties op de zeven vinken, zoals de ‘veelvinker’, de ‘zevenvinkjesmannenclub’ (ter vervanging van het begrip ‘old boys network’), de ‘mindervinker’ (iemand met bar weinig vinkjes) en de een-, twee-, drie-, vier- en vijfvinker. En er zouden mogelijk nieuwe variaties op komst zijn: ‘vinkjeslozen’ en ‘vinkjesvoorrecht’. Niet alle afgeleiden van de zeven vinken zullen beklijven, maar volgens Den Boon zullen er vast een paar ingeburgerd raken.