Hoe ze de tuthola in zichzelf eronder krijgt
Met de confronterende terugblik op haar vriendschap met een drankorgel maakt Helen Knopper ( 81 ) een geslaagde comeback.
Tien jaar geleden maakte de 'vergeten schrijfster' Helen Knopper deel uit van de reeks portretten die journalist Joris van Casteren bundelde in Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf. Die titel klonk vastberaden en triest, want het was twijfelachtig of we ooit iets van die noeste arbeid te zien zouden krijgen.
Maar zie. Een paar maanden voor haar 82ste verjaardag viert Helen Knopper haar comeback met Het loopt het ademt het leeft, de 'biografie van een vriendschap', een terugblik op de jaren 1979-1995, toen de schrijfster optrok met Roos Bonheur, een dierbaar drankorgel in de Amsterdamse Nieuwmarkbuurt.
Aantrekkingskracht
Altijd een puinhoop in het huis van Roos, haar leven werd ook door wanorde getekend, ze las en dronk en snoof en schreef slechte gedichten, en verwaarloosde zichzelf, om op haar 64ste te overlijden in het souterrain waar haar bed stond. Een etmaal later werd ze door haar dochter gevonden.
Dat was ruim twintig jaar geleden. Tijd genoeg voor de schrijfster om na te gaan waaruit de aantrekkingskracht bestond van deze vriendin met de aardappelneus en 'moederaapachtige glimlach', 'mijn heksenketel', aan wie ze ondanks alles goede herinneringen bewaart. Ze had alweer een tijdje geen contact meer met haar, toen het overlijdensbericht Knopper niettemin van de sokken blies, zodat ze niet eens afscheid durfde te nemen van het ontzielde lichaam.
'Ik kon het niet, haar open en dood zien liggen', schrijft Knopper, die even lucide haar bedenkingen weergeeft bij het alternatieve volk dat op de uitvaart is afgekomen, dat hard meezingt met We Will Rock You en zelfs kledingstukken in het graf werpt. Daar wil ze niet bij horen. Omdat ze zich te goed voelt? Onderweg naar de begraafplaats had ze zich ook al gestoord aan haar eigen te voorzichtige, 'halfzachte rijgedrag'.
Die confrontatie maakt deze terugblik geslaagd: domineesdochter Roos, die in de trant van haar held, de Franse driftkikker Céline, verklaarde dat ze 'niks met mensen had', ging haar eigen gang. De gereformeerde Knopper heeft dan wel haar schrijverschap, maar als ze na een bezoek aan het exotische pakhuis van Roos thuiskomt, valt haar op dat ze in een 'kale bunker' leeft en een tuthola is. Wel orde, geen leven.
Kantelende gesprekken
Scherp zijn de analyses van de soms kantelende gesprekken tijdens het slempen, en van de gewiekstheid waarmee de structuurloze Roos om aandacht kon vragen. Als ze Knopper 's nachts huilend uit bed had gebeld omdat ze zo bang was, daagde die goeiig op, om haar vast te houden. Even later zat Roos alweer met een triomfantelijke blik aan de thee honderduit te babbelen. Dat gebeurt me niet nog eens, neemt Knopper zich voor. Om jaren later na een ruzie met een ander kreng naar de pijpenla van Roos te vluchten om uit te huilen. Dan wórdt ze vastgehouden en komt er koffie als troost bij.
Beschamende situaties, tot vechten aan toe, kenmerkten deze vriendinnenschap. Maar ook diepgewortelde verbondenheid. Knopper overziet alles, tot en met jeugdfoto's van Roos waarop haar lach ontwapenend scheve tandjes blootgeeft, vergelijkbaar met Audrey Hepburn toen die achter op de scooter zat bij Gregory Peck, in de film Roman Holiday.
Later had Hepburn ineens kaarsrechte krijtwitte rijtjes in haar mond. Een stuk minder, vindt Knopper, die in haar portret van Roos de flair van de tragiek laat winnen en de tuthola in zichzelf eronder krijgt. Het heeft even geduurd. Maar dit belooft nog wat.