Boeken
Hoe de NSB in de jaren dertig stap voor stap radicaliseerde ★★★★☆
In deel twee van hun trilogie over de geschiedenis van de NSB werpen Edwin Klijn en Robin te Slaa een helder licht op de persoonlijkheid en ontwikkeling van Mussert en zijn beweging.
Aan de vooravond van de Duitse bezetting van Nederland koesterde de leider van de NSB, ingenieur Anton Adriaan Mussert, even wonderlijke en irreële als verraderlijke verwachtingen van de toekomst. Hij had ze kort daarvoor uiteengezet tegenover hoge nazi-functionarissen. Actieve hulp aan de Duitse aanvallers sloot hij uit, dat zou het Nederlandse volk niet begrijpen. Maar als de Duitsers Nederland eenmaal onder controle hadden, wilde hij graag door hen worden benoemd tot leider van een nationaalsocialistisch Groot-Nederland. Dat zou bestaan uit Nederland en België, gezuiverd van Joden en Walen, plus een groot koloniaal rijk: Indië natuurlijk en Congo, liefst ook Zuid-Afrika. Dit Groot-Nederland zou samenwerken met nazi-Duitsland en fascistisch Italië.
De hoge nazi’s legden Musserts ideeën voor aan de Duitse minister van Propaganda, Joseph Goebbels, die er geen spaan van heel liet. ‘Laf en aanmatigend’, reageerde Goebbels, ‘wij moeten voor hem de kastanjes uit het vuur halen en weer opdonderen. (…) Daar komt helemaal niets van in. Een wel heel naïeve opvatting.’
De grote verdienste van De NSB – Twee werelden botsen, 1935-1940 van Edwin Klijn en Robin te Slaa, is dat het een helder licht werpt op de persoonlijkheid en de ontwikkeling van Mussert en van zijn beweging. In het eerste deel van hun trilogie – het derde zal gaan over de NSB tijdens de oorlog – schetsen de auteurs het beeld van een autoritaire, nationalistische, antidemocratische partij, vooral verwant aan het Italiaanse fascisme. Doel was het vervangen van de parlementaire democratie door een door één leider bestuurde ‘volksgemeenschap’.
In navolging van Mussolini en, in 1933, Hitler hoopte de NSB dit te bereiken door goede resultaten bij de stembus, gecombineerd met het zo nodig met geweld intimideren van de politieke tegenstanders. Bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten in 1935 haalde Musserts beweging bijna 8 procent van de stemmen en hoopte ze binnen niet al te lange tijd langs legale weg de macht te veroveren.
Openlijk antisemitisch
Dat het anders is gelopen, is bekend. De NSB oriënteerde zich steeds meer op nazi-Duitsland, werd openlijk antisemitisch en racistisch en vervreemdde zich zo van het overgrote deel van de Nederlandse bevolking. Deze positie van eeuwige buitenstaander versterkte weer de radicalisering en omgekeerd. Dat is het thema van De NSB – Twee werelden botsen. De ondertitel slaat zowel op het onbegrip tussen de NSB’ers en de rest van Nederland als op een publicatie van Mussert waarin hij een botsing signaleerde tussen ‘de Joodsche wereld’ van democratie, marxisme en kapitalisme met de ‘volksche wereld’ van fascisme en nationaal-socialisme.
Het boeiende aan dit deel van de NSB-trilogie is dat het boek stap voor stap laat zien hoe de radicalisering zich voltrokken heeft en daarbij scherp belicht hoe de Algemeen Leider (de aanspreektitel voor Mussert binnen zijn beweging) en zijn potentiële rivalen dit proces doorliepen. Een mooi voorbeeld van het ideologische pragmatisme – of opportunisme – van de NSB-voorman is zijn reactie op zijn nederlaag bij de Kamerverkiezingen van 1937.
In eerste instantie concludeerden Mussert en zijn naaste medewerkers dat de oorzaak voor het verlies mede lag in de antisemitische uitingen en de bloed-en-bodem retoriek in de NSB-bladen Volk en Vaderland en Het Nationale Dagblad. ‘De strijd moet voortaan worden gevoerd door een gematigd uitdragen van de beginselen’, verordonneerde Mussert. De leden ‘moeten zorgen dat zij niet afstooten, maar aantrekken’.
Maar deze koerswending riep weinig enthousiasme op; sommige trouwe aanhangers van de Leider en zijn als een komeet binnen de beweging opkomende mogelijke uitdager Meinoud Rost van Tonningen voelden juist voor een racistischere en radicalere politiek. Om hun steun te behouden boog Mussert mee en verkondigde in Volk en Vaderland dat het Nederlandse volk ‘behoort tot den Germaansche tak van het Noordras, het ras dat de wereld tot den huidigen dag leidt’.
Massale pogrom
Een vergelijkbare wending voltrok zich na het massale pogrom in Duitsland op 9 november 1938: de Kristalnacht. Al een maand eerder had Mussert, alweer onder invloed van de populariteit van scherpslijper Rost, de NSB verboden verklaard voor (nieuwe) Joodse leden. Hij stond zelf wel te kijken van de enorme geestdrift die deze aankondiging opriep onder zijn luid de fascistengroet ‘Hou Zee’ roepende aanhangers. ‘Ik wist niet dat de Beweging zoo antisemiet was’, mompelde hij na afloop van de bijeenkomst. Tijdens de van bovenaf georganiseerde Kristalnacht werden in heel Duitsland synagoges en Joodse winkels in brand gestoken, kwamen tientallen Joodse Duitsers om en werden vele duizenden naar concentratiekampen gesleept.
Ook sommige NSB’ers namen hier met afschuw kennis van. Zo schreef de functionaris S.L.A. Plekker in een verontwaardigde brief aan de partijleiding: ‘Het is alles goed en wel dat wij Duitschland zg. te vriend moeten houden als Nat.Socialisten, maar wij moeten toch ook eerlijk en rondborstig voor onze Nederlandsche mentaliteit durven uit te komen, en die Nederlandsche mentaliteit brengt mee dat wij dit niet lusten. (…) Noch als Christen, noch als mensch kan ik dit goedpraten.’ Weer leek deze afkeer aanvankelijk enige weerklank te vinden in licht kritische geluiden in de NSB-bladen. Maar al heel snel kwam Mussert met een totaal andere oplossing voor de oorlog die naar zijn mening tussen Joden en Duitsers gaande was: het Guyana-plan. Dat behelsde het deporteren van alle Joden uit Europa naar een ‘eigen tehuis’ in Frans en Brits Guyana en Suriname, een complete etnische zuivering dus.
Deze reactie op het geweld van de Kristalnacht en het goedpraten van de inlijving van Oostenrijk en de aanvallen op Tsjechoslowakije en Polen in 1938 en 1939 tonen overtuigend aan dat de NSB en haar leider Mussert er alsmaar minder in slaagden overeind te blijven in hun poging te koorddansen tussen Nederlands nationalisme en pro-nazi gezindheid. Nu legaal aan de macht komen voor de NSB onhaalbaar leek, bij gebrek aan sympathie onder de bevolking, was de enige resterende optie steun van buitenaf, van het Duitsland van Hitler.
Fraaie analyse
Klijn en Te Slaa hebben de NSB in de jaren dertig fraai beschreven en geanalyseerd. Maar hun boek is zo gedetailleerd, dat het soms lastig is de grote lijn vast te houden. Ook is de weergave van de internationale context niet optimaal; de appeasement-politiek van de Britse premier Chamberlain en de voorgeschiedenis van het Duits/Russische niet-aanvalsverdrag komen maar matigjes uit de verf. Niettemin is ook dit tweede deel van hun trilogie een waardevolle, onmisbare bijdrage aan de Nederlandse geschiedschrijving. En voor wie niet terugschrikt voor een enkel zijpaadje nog leesbaar ook.
Edwin Klijn & Robin te Slaa: De NSB – Twee werelden botsen, 1935-1940. Boom; 1048 p; €49,95.