Wéér een speelfilm over Vincent van Gogh. Schilder en regisseur Julian Schnabel moest er niet aan denken. En toen toch wel. Nu is hoofdrolspeler Willem Dafoe genomineerd voor een Oscar.
‘Ik wilde ab-so-luut geen film maken over Vincent van Gogh’, zegt Julian Schnabel. ‘Een film over Caravaggio. Ja, dát wilde ik wel. Maar niet Van Gogh. Waarom zou je? Iedereen weet toch al alles van hem? Dat dénken ze tenminste. Wat doet het er toe of hij zichzelf doodschoot of niet? Wat maakt het uit of bepaalde tekeningen wel of niet aan hem worden toegeschreven door het Van Gogh Museum? Dat is toch irrelevant.’
De 67-jarige schilder en cineast (Basquiat, The Diving Bell and the Butterfly) ligt languit op de sofa in zijn Venetiaanse hotelkamer, als een Romeinse keizer. Z’n wit-groen gestreepte pyjamajas hangt open, gunt het vijftal in een kringetje gezeten journalisten een blik op de buik van de New Yorkse kunstenaar. ‘Vijf psychiaters en één patiënt’, grapt die over de opstelling.
Een dag eerder ging hier op het Italiaanse festival At Eternity’s Gate in wereldpremière: Schnabels speelfilm over de laatste jaren van de in 1890 op 37-jarige leeftijd overleden schilder. Hij wordt gespeeld door de 63-jarige Willem Dafoe, die is genomineerd voor een Oscar. Tóch Van Gogh. De zoveelste film in een reusachtig canon: van Kirk Douglas’ intens getormenteerde kunstenaarsvertolking in Lust for Life (1956) tot de in bewegende olieverf gevatte variant in Loving Vincent (2017).
‘Een nieuwe Van Gogh-film dient geen doel’, redeneert Schnabel. ‘Maar dat was juist een goede reden om deze film te maken. Van ál die andere mensen die films over hem maakten, was er geen een zelf schilder. Ze lazen Van Goghs brieven, ze vertelden z’n levensloop, ze baseerden zich op de clichés uit dat boek van Irving Stone.’ (De roman en bestseller over Van Goghs leven, Lust for Life, uit 1934.)
Als kind was Schnabel onder de indruk van de film Lust for Life, van Vincente Minnelli met Douglas als Van Gogh. ‘Maar toen ik ’m onlangs terugzag… poe. Dat gejank van Vincent de hele tijd. Belachelijk. Maar ook al die films waarin ze de film er dan als een schilderij uit proberen te laten zien. Waarom toch? De schilderijen zijn de schilderijen. Of Martin Scorsese die Van Gogh speelde in de film van Akira Kurosawa (Dreams, 1990). Heel aardig, maar dat is een cartoon. Of de film van Robert Altman, die begint met documentairebeeld van een moderne veiling (Vincent & Theo, 1990). Dát vinden ze belangrijk (die recordbedragen, red.). Terwijl: het doet er niets toe.’
Half tegen zichzelf, half tegen de journalisten om hem heen: ‘Waarom praten we over die andere films?’
Schnabels Van Gogh vergelijkt zichzelf in de film met Jezus, in gesprek met een priester. ‘Dat komt gewoon uit een gesprek dat ik met Jean–Claude Carrière voerde (de legendarische 86-jarige scenarist, vermaard om zijn werk met Buñuel, red.). Die merkte op dat ze Christus óók pas ontdekten toen hij dertig of veertig jaar dood was. Geweldig dacht ik – dát moet Van Gogh zeggen.’
En deze Van Gogh verhoudt zich ook rustig tot collega-schildersreuzen als Veronese, Goya en Velázquez. ‘Ik wilde níét kiezen voor mensen als Millet of Gustave Doré – mensen aan wie hij daadwerkelijk refereerde, maar die geen grootse kunstenaars waren. Grootse kunstenaars – zoals Van Gogh – houden niet per se van andere grootse kunst. Maar dit is de kunst waarvan ik graag zou wíllen dat Van Gogh ervan hield.’
De opvallendste biografische aberratie in At Eternity’s Gate is toch de leeftijdskloof tussen de schilder en diens vertolker, Dafoe, die Van Gogh al een goeie kwarteeuw voorbij is. ‘Ik wist zo zeker dat Willem het kon’, zegt Schnabel. ‘Het werd ook wel tijd dat hij het weer eens liet zien. O ja, hij kreeg veel aandacht voor The Florida Project (Dafoe werd vorig jaar genomineerd voor een Oscar, red.), maar zoveel hoefde hij niet te doen voor die rol. Mensen vonden het gewoon bijzonder dat hij een zo normale zak speelde, denk ik. Maar deze rol… Ik weet niet of je het een optreden kunt noemen. Eerder een incarnatie, iets spiritueels. Geen idee waar Willem dit vandaan haalt. Ik had het mezelf makkelijk kunnen maken door de klus aan Michael Fassbender te geven. Makkelijker voor de financiers. Nu zeiden ze: o, hij is al 60. Ja, nou en? Van Gogh was behoorlijk fucking moe toen hij 37 was. Willem is fit. Trouwens, het is een film. Willem is perfect. Hij transformeerde. Dit is acteren van het hoogste niveau – denk aan Robert De Niro in Raging Bull.’
At Eternity’s Gate gaat over kunst an sich, benadrukt Schnabel. ‘Over wat het betekent een kunstenaar te zijn, om iets te scheppen. Van Gogh ontleedde de ervaring van het kijken. Een oog is geen oog, het is een beetje wit naast een beetje blauw, misschien nog een beetje donkerblauw – je stapt achteruit en het is een oog. Weet je wat mij verbaast? Iedereen die nu op een Van Gogh-schilderij afstapt, reageert erop, voelt iets. Maar in de 19de eeuw waren de mensen blind, ze konden het níét zien, liepen erlangs. Wat is er sindsdien veranderd? Kregen de mensen ineens andere ogen, laservisie?
‘‘Ik denk dat ik ervoor kan zorgen dat mensen zich meer levend voelen’, zegt Van Gogh in mijn film tegen zijn arts, die dan antwoordt: je denkt dat je dat zoiets kan met een schilderij? Absoluut, zegt van Gogh. En dan plukt hij wat eten tussen z’n tanden vandaan.’
Recensie
Willem Dafoe’s vertolking van Vincent van Gogh in Eternity’s Gate is de beste tot nu toe. Maar de film mist toon: het wil zowel een onderzoek zijn naar het wezen van creativiteit, als een waarheidsgetrouwe weergave van recente geschiedschrijving over de schilder. Onze recensent kent de film drie sterren toe.
Schnabel tuurt naar de journalisten, door zijn bril met getint glas. ‘Vraag aan jullie: maakte mijn film dat jullie je meer levend voelden?’
Af en toe leek het alsof ze door Van Goghs ogen keek, oppert een van de journalisten in de hotelkamer.
Schnabel schudt z’n hoofd, onderbreekt: ‘Vergéét die Van Gogh nou even. Je zag een film over een mens! Ja, er was muziek, er werd gepraat, er werd niet gepraat, er was donkerte, landschap – en dan loop je het theater weer uit. Irrelevant! Dat zijn middelen om ergens te geraken. Dat is wat een schilderij ook doet, het is de deur die je opent. En omdat ik kan schilderen, hóéf ik me niet te conformeren aan de wereld – die vrijheid heb ik. Ik stopte met denken, zegt Van Gogh in de film, over het schilderen. En: ik werd deel van alles dat in én om me heen bestaat.’
Schnabel, met trotse grijns. ‘Weet je hoe ik aan dat zinnetje kom? Heb ik van een Aboriginal. Ik vroeg een Aboriginal-schilder ooit waarom hij schilderde. Dit was zijn antwoord: om binnen en buiten mezelf te zijn. Nou, dát is het dus.’
De hand van de meester
Regisseur en kunstenaar Julian Schnabel, zelf bekend om zijn metershoge doeken met gebroken en beschilderde keramiek, was ontevreden over de exacte kopieën van Vincent van Goghs schilderijen waarmee de rekwisietenafdeling kwam aanzetten voor At Eternity’s Gate. Hij schilderde ze half over, opdat Van Gogh ‘ging leven’. Als Van Gogh of diens schildersvriend Gauguin in de film in de weer is met kwast en doek, zien we Schnabels arm en hand.