profielkenny G
Het valt niet mee om Kenny G te zijn, maar de muzikant draagt zijn lot met berusting
Weinig artiesten zijn zo vaak belachelijk gemaakt als smooth jazz-saxofonist Kenny G. Maar sinds kort lijkt er een herwaardering gaande. Is hij dan toch al die tijd onderschat?
Als de documentairemaker hem vraagt hoe hij zich voelt, antwoordt de muzikant die al dertig jaar stelselmatig belachelijk wordt gemaakt: ‘In het algemeen ondergewaardeerd, maar afgezien daarvan prima.’ Dan verschijnt op het gezicht van Kenny G een uiterst beminnelijke glimlach.
Als de documentaire Listening to Kenny G van regisseur Penny Lane iets duidelijk maakt, dan is het dat het niet meevalt om Kenny G te zijn, maar dat de muzikant dat lot met berusting draagt. De man die sinds 1986 met zijn zwoele sopraansax stelletjes zachtjes richting slaapkamer dirigeert, heeft alle reden voor tegenstrijdige gevoelens. Aan de ene kant is Kenny Gorelick met 75 miljoen verkochte albums de bestverkopende instrumentalist aller tijden. In China wordt zijn nummer Going Home, als een nationaal Gute Nacht Freunde, in elk etablissement tegen sluitingstijd gedraaid om bezoekers te laten vertrekken. Hij mocht meespelen op het album Jesus Is King van megaster Kanye West en is de aartsvader van een heel muziekgenre: smooth jazz. Zuchtende melodieën die de gevoelsthermostaat op behaaglijk romantisch zetten.
Maar Kenny G is ook het schoolvoorbeeld van massapopulariteit versus de kritische klasse. Op handen gedragen door fans voor wie hij de soundtrack heeft geleverd voor bruiloften en vrijpartijen, voor wachtkamers en lobby’s, maar overladen met hoon door muziekcritici en iedereen die zichzelf beschouw als ‘serieuze muziekliefhebber’. Gorelicks muziek zou alles ontberen wat muziek de moeite waard maakt. Ze heeft geen spanning, geen reliëf maar vlijt zich, als sonisch equivalent van een luchtverfrisser, decoratief naar de achtergrond.
De documentaire van Penny Lane probeert te achterhalen waar die aversie, die varieert van meewarigheid tot minachting, vandaan komt. In Listening to Kenny G formuleert Ben Ratliff, voormalig pop- en jazzrecensent van The New York Times, zijn afkeer zo: ‘Het voelt als een poging van een bedrijf om mijn zenuwen te kalmeren. Dat vind ik naar.’
Om Kenny G een kopje kleiner te maken hanteerde jazzgitarist Pat Metheny in 1999 de botte bijl. De saxofonist had het in zijn hoofd gehaald in duet te gaan met een opname van (de allang overleden) jazzlegende Louis Armstrong. Volgens Metheny onteerde hij op die manier Armstrongs muziek met ‘suf, onecht, pseudobluesy, vals, priegelig, bescheten en verkloot spel’, waarmee hij in één moeite door ‘scheet op het graf’ van alle musici die hun spel wilden verbeterden volgens de standaard van Armstrong.
Meer? Vooruit, nog een greep uit de grabbelton van dertig jaar Kenny-bashing. In een aflevering van de animatieserie Family Guy speelt hoofdpersoon Peter saxofoon met zijn anus, die het gezicht heeft van Kenny G. In South Park speelt Kenny G de zogeheten brown note, die iedereen in zijn broek laat poepen. In de film Trolls World Tour 2020 probeert smooth jazz-trol Chaz de hoofdfiguren te verdoven met zijn muziek. Verder is Kenny G meermalen belachelijk gemaakt in de comedyshow Saturday Night Live en zijn er talloze Kenny G-memes te vinden op internet.
Maar er lijkt een kleine Kenny-renaissance gaande. De documentaire van Lane is op zichzelf al een indicatie dat er naast de afwijzing van Kenny G als muzikant op zijn minst een nieuwe fascinatie voor Kenny G als curiosum is ontstaan. De saxofonist heeft voor het eerst in zes jaar weer een cd uitgebracht – het is weer rimpelloos spelevaren op een verzameling Gorelick-stroompjes. En er lijkt in popkringen een herwaardering gaande van de man die er met zijn treurwilgpermanent en gelooide huid uitziet als een goed geconserveerd artefact uit de jaren tachtig. Zowel The Weeknd en Katy Perry als Kanye West hebben de saxofonist recentelijk gerekruteerd om een moppie sax te spelen op hun muziek; West vroeg Gorelick twee jaar geleden zelfs om een valentijnsserenade voor zijn (inmiddels ex-)vriendin Kim Kardashian. Geen van die drie hebben zij Kenny G nodig om hun platenverkoop te boosten. Zou er dan toch iets goeds aan Kenny zijn?
Kenny G is in ieder geval geen jazz – met of zonder het adjectief ‘smooth’. Dat Gorelicks muziek pats-boem in een genre werd geplaatst waar hij volgens jazzmusici en -liefhebbers niets te zoeken heeft, wordt hem nog het meest nagedragen. En in tegenstelling tot zijn concullega’s verdient hij er bakken geld mee. In Listening to Kenny G komt musicus en jazzrecensent Will Layman met een verklaring waarom Kenny G’s muziek geen jazz zou zijn. ‘De dialoog ontbreekt. Er is totaal geen conversatie tussen de muzikanten, er is alleen Kenny. Dit is geen seks, maar masturbatie.’
Plausibel, maar misschien is het belangrijker om je af te vragen in hoeverre de benaming relevant is voor de beoordeling van Kenny G’s muziek. Als er vandaag een decreet werd uitgevaardigd waarin staat dat we Kenny G’s muziek nooit meer jazz zouden mogen noemen, zou Pat Metheny, zijn jalousie de métier ten spijt, geen cd méér verkopen en Kenny geen cd minder. Van de jazzelite heeft saxofonist Branford Marsalis ooit een lans gebroken voor Kenny G. Hij weigerde zich in te laten in ‘die malle oorlog tussen jazz en smooth jazz’. Kenny G moest volgens hem met rust worden gelaten omdat hij jazz helemaal niet aan het stelen was en omdat ‘zijn publiek nog niet dood gevonden wil worden in een jazzclub’.
Oké, dus geen jazz, maar misschien nog steeds goed? Gorelick kan namelijk wel degelijk wat. In talloze interviews liet hij weten drie uur per dag te oefenen om zijn techniek te verbeteren. Daarmee lijkt hij een aanhanger van de theorie van auteur Malcolm Gladwell, volgens wie je met tienduizend uur oefenen welke vaardigheid dan ook kunt beheersen. Het leverde Gorelick een vingervlugge virtuositeit op en een vermelding in het Guiness Book of Records: door gebruik te maken van circulaire ademhaling kon de saxofonist een noot 45 minuten en 47 seconden lang aanhouden.
Die ik-doe-mijn-stinkende-besthouding voert hij in het dagelijks leven tot in het extreme door. In de documentaire vertelt Gorelick dat hij als aankomend vader alle boeken over opvoeding naploos en verzekert hij Lane met naïeve toewijding dat hij bereid is twaalf uur lang met haar te praten als dat het best mogelijke interview oplevert.
Maar dat alles maakt Kenny G de braafste leerling van de klas, niet de beste. En dat schijnt geheel aan hem voorbij te gaan, in zijn oprechte overtuiging dat hard werk en goede wil alleen een garantie zijn voor kwaliteit. Muzikale substantie of identiteit zijn voor hem niet van belang. Gevraagd naar zijn liefde voor muziek, antwoordt hij: ‘Ik weet niet of ik zo veel van muziek houd. (…) Als ik naar muziek luister, denk ik aan de muzikanten en hoe hard ze hebben moeten oefenen.’ En wat muzikale identiteit betreft: ‘Ik denk dat ik voor mijn fans eerder een sound vertegenwoordig dan dat ik voor hen een persoonlijkheid ben.’
En dat maakt Kenny G eerder een middelmatig muzikant dan een uitzonderlijk kunstenaar. In popmuziek kunnen ze daar prima mee leven. Je hoeft er niet van te houden, maar schuimbekken om een hardwerkende artiest is het ander uiterste.
Er is iets anders, iets voor de hand liggenders, dat Kenny’s kwaliteit illustreert en tegelijkertijd de heftige reacties op hem verklaart: het gaat niet om de man zelf, maar om zijn enorme succes. Culturele outsiders die zich niets aantrekken van de heersende mores en waarden worden getolereerd zolang ze niet te veel succes hebben. Zo gauw dat wel het geval is, wordt de artiest niet gewaardeerd voor het feit dat hij een groot publiek bereikt, maar geminacht als parvenu en charlatan die de plek van de échte artiest heeft ingenomen. Wie zegt dat hij Kenny G haat, wil als onderliggende boodschap meegeven: ik ben een ontwikkeld persoon, het soort dat weet wat wél artistiek de moeite waard is.
Een dergelijke reactie wordt gevoed door het feit dat critici en ‘serieuze liefhebbers’ van cultuurvormen doorgaans de neiging hebben innovatie te omarmen. Alles wat die innovatie ontbeert en toch door een miljoenenpubliek in het hart wordt gesloten, is verdacht. Daarom zit er een gapend gat tussen wat critici na weloverwogen argumentatie zeggen en wat de massa onberedeneerd gewoon mooi vindt.
Kenny G voelt wat die massa voelt. Dát is Gorelicks grootste talent. Hij mag dan muzikale identiteit en substantie missen, vanuit zijn eigen artistieke drang geeft hij vorm aan particuliere gevoelens die, hoe plat ook, weerklank vinden bij dat grote publiek. Kenny G is afgezaagd, maar oprecht.
Wat vindt hij er zelf van? Net zoals André Rieu, die andere geminachte maar succesvolle muzikale outsider, accepteert hij de harde kritiek met een aimabele charme. Hij zou het geweldig vinden als je zijn muziek mooi vond, maar anders: even goede vrienden. Kenny G staat er kalmpjes bij als er tegen hem aan wordt gepiest. Niet uit gedweeë lafheid, maar eerder uit een soort vriendelijke onverzettelijkheid. Het spijt hem zeer, maar hij gaat voorlopig niet weg.
Voor puristen is er echter schrale troost: succesvolle outsiders in de muziek verbreken misschien talloze records, maar ze halen zelden de canon. In het Groot-Brittannië van de jaren veertig en vijftig was een Engels-Italiaanse dirigent de populairste artiest. Met zijn klassieke stukken, gedoopt in easy listening-glazuur en behangen met kroonluchters van strijkers, werd hij wereldwijd de eerste artiest die een miljoen platen verkocht. Ach ja, Annunzio Paolo Mantovani.
Wie zegt u? Precies!
Kenny G, New Standards. Universal.
Listening to Kenny G is komend jaar te zien op HBO Nederland.
Knipoog
Kenny G doet het weer: 21 jaar nadat hij Louis Armstrongs vocalen gebruikte voor zijn versie van de evergreen What a Wonderful World, heeft hij de noten van tenorsaxofonist Stan Getz door elkaar gehusseld en een plek gegeven op een eigen nummer. En dan noemt hij, met een knipoog naar de jazzklassiekers, zijn nieuwe album ook nog eens New Standards. De jazzscene zal het wederom als een affront ervaren.