Het land

In boerenvertelling over folklore, verveling en xenofobie toont Weverling zich een vaardig stiliste

Daniëlle Serdijn

'De luchten, de Hollandse luchten, de horizon steeds lager, een hemel vol zelfverzonnen licht en wolken, ze werden geschilderd met pigmenten, geen schilder die hier langskwam. Ze stapelden hun zelfbedachte wolken in gehuurde ateliers, nooit hier, altijd daar.'

Aan het woord is de piepjonge Betje in Het land, de derde roman van Aukelien Weverling (1977). Weverling debuteerde in 2002 met Liever gekust, een prille twintigersroman waarin het over vriendjes ging en gescheiden ouders. Een paar jaar later verscheen Politiek gevangene (2006). Hierin bekritiseerde Weverling de zogenoemde protestgeneratie. Beide boeken hielden een belofte in, al was het een kleine. Er moest nog veel gebeuren.

Maar zie. Nu is er Het land, een boerenvertelling waarin we lezen over folklore, verveling en xenofobie en waarin Weverling bovendien laat zien dat ze een vaardiger auteur is geworden.

Het onderwerp is helder afgebakend, de verteller slim gekozen. Betje groeit op in een religieus gezin. Met haar ouders bewoont ze een boerderij, ergens diep in de provincie, waar fictieve dorpen namen dragen als Kuiergat, Muunde en Wakkum. De luchten zijn er als die van Ruisdael. Betjes moeder spreekt in kalenderwijsheden, haar vader is vooral zwijgzaam.

Tot zover geen verrassingen, geen onbekend patroon. In de literatuur stikt het van dit soort gezinnen. De herinnering aan Dorsvloer vol confetti van Franca Treur bijvoorbeeld is nabij. Toch is er ook een opvallend verschil. Weverlings personage is cynischer in haar observaties en de verteltoon is grimmiger: '... werkend op zaterdag, stug levend naar Bijbel en traditie. Maar de eersten met een klimaatprobleem en de eersten levend naar regels van een Europa dat geen van ons gezien had.'

In de zomervakantie bestaan Betjes dagen uit turen naar de wolken en op het hek zitten met de buurjongens. Niks te doen. Totdat er op Dorpsstraat nummer 5 een nieuw gezin komt wonen; mensen met een tintje, vermoedelijk moslims. Autochtonen mopperen. De jeugd is evenmin enthousiast over de nieuwelingen: 'In die landen is het normaal dat mannen vrouwen slaan. Zij hebben dat met de moedermelk ingezogen, het is ondeugd die je alleen kan uitroeien met wortel en tak.'

Om de afstand tussen de familie van nummer 5 en de boerenkinderen verder te benadrukken, legt Weverling Betje steevast dezelfde omschrijving in de mond. Gaat het om de oudste telg uit het gezin, dan noemt ze die 'wat de zoon was van Dorpsstraat 5'. Gaat het om zijn zusters, dan volgt automatisch 'wat de dochters waren van Dorpsstraat 5'. Geen namen, louter die lege kenschets, ijzerenheinig doorgevoerd.

Na pagina's vol landerigheid, gecombineerd met een fiks aantal zinnen zonder onderwerp of persoonsvorm, want aan een half woord genoeg, volgt de afwikkeling van de plot. In razend tempo zien we brave Betje zich ontwikkelen tot iemand die haar plaats in de groep niet wil verliezen. Ze is tot knokken bereid en voert in samenwerking met de boerenkinderen een vals plan uit dat de bewoners van nummer 5 fataal zal worden. Vervolging blijft uit onder het mom van Gods wil en alles neemt zijn oude keer. Onbeweeglijk.

Het land is een goed verhaal, al is het inhoudelijk weinig origineel. De geschiedenis moet het vooral hebben van stilistische doorwerking. Geen zin die niet is omgeploegd, wat tot opvallende doelmatigheid heeft geleid.

Minstens zo opvallend als de hernieuwde Weverling, een soort Treur noir, is dat zij na Mano Bouzamour en Abdelkader Benali op deze plek de derde achtereenvolgende auteur is die het thema racisme nieuw leven inblaast. Als dat geen trend is.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden