FilmDe beste films van 2021
Het jaar van de vrouw
In 2021 zagen veel prachtfilms het licht, maar slechts weinig mensen kregen de kans die films ook daar te zien waar het hoort, in de bioscoop. Dat 2022 het jaar van het inhalen wordt, blijkt uit de lijst van dertig films die de Volkskrant-filmredactie destilleerde uit een rijk aanbod.
Het grote inhaaljaar voor de filmliefhebbers, én voor de bioscopen. Dat beloofde 2021 te worden. Het virus zou gaan liggen, waarna er ladingen op de plank gestalde films over ons zouden worden uitgestort. ‘Trechtervorming’ was een reëel risico.
Even leek dat scenario uit te komen, toen het uitgestelde Bond-avontuur No Time to Die dan eindelijk in de bioscoop mocht draaien, in meer zalen dan ooit. Eén miljoen kaartjes verkocht, anderhalf miljoen – de teller liep op. En ja: 007 verdrukte wat kleinere titels, onvermijdelijk.
Maar terwijl het bioscoopbedrijf zich vervolgens opmaakte voor de zo cruciale piekmaand, waarvoor een offensief aan films klaarstond, stortte de boel weer in. Noem het een spelletje mens-erger-je-niet, of verwijs nog eens naar de filmklassieker Groundhog Day. Hoe dan ook: terug naar af. De bioscopen hangen in de touwen. En de streamingdiensten steken andermaal de vlag uit.
Juist in zo’n aangeschoten en versplinterd filmjaar, waarin titels soms maar korte tijd zichtbaar waren in de bioscoop of ondergesneeuwd raakten in dat enorme online-aanbod, is canonisering van waarde. De lijstjes, de overzichten. Met daarop vermoedelijk meer titels die u niet zag dan wel. Van films die hopelijk wel ingehaald kunnen worden, in de bioscoop of thuis, nu, straks, ooit.
Buiten dat gaat 2021 de boeken in als het filmjaar van de vrouw: vrouwelijke regisseurs wonnen bij de Oscars en op de belangrijkste filmfestivals. Ook het samenstellen van deze lijst behoefde geen quotum. De regisseur van onze nummer één sprak zich eerder dit jaar in de Volkskrant uit over (veronderstelde) sekseverschillen, die haar inspireerden. ‘Ik kan er niet tegen dat wij vrouwen bij voorbaat al als slachtoffer gelden, alsof het deel uitmaakt van het standaardpakket. Ook daarom koos ik een behoorlijk eng vrouwelijk hoofdpersonage voor mijn film: om te laten zien dat geweld in ieder van ons zit. En dat het wel genoeg is zo, met dat opgelegde slachtofferschap.’ BB
1. Titane (Julia Ducournau)
Waarom Titane de beste film van het jaar is? Een film die beslist niet feilloos is, en die het publiek, inclusief de filmredactie, verdeelt. Nou, precies daarom. Omdat geen film zo wild, zo eigenzinnig, zo extreem en zo furieus is als deze van de Franse regisseur Julia Ducournau (Raw). Het is een fuck you-film, een die zich nergens iets van aantrekt. Niet van regels, wetten, niet van hoe het hoort of van wat eigenlijk niet kan.
Net als hoofdpersoon Alexia eigenlijk. Ze is niet zoals je vrouwen doorgaans ziet. Ze is hard, lomp en zit wijdbeens in kleine broekjes zonder sexy te (willen) zijn. Ze vermoordt mensen. Ze heeft seks met een auto en wordt zwanger.
De film over die seriemoordenaar die het kind van een Cadillac baart, zo kwam Titane bekend te staan na de wereldpremière in Cannes, waar Ducournau als tweede vrouwelijke regisseur een Gouden Palm won. De film werd waarschijnlijk zo omschreven omdat dit het eenduidigste is wat er in Titane gebeurt. Voor de rest glipt alles tussen de vingers door nog voordat het te benoemen valt. Een tedere dansscène vervormt tot een gevecht, een beangstigende moordpartij wordt slapstick, geen relatie past in een hokje. Als de zwangere seriemoordenaar zichzelf vermomt als de verdwenen zoon van een brandweercommandant verandert de film volledig van toon. Alles is fluïde. Rode draad: lichamen en de blik daarop. Een tepelpiercing wordt afgerukt, een neus gebroken. Er is die steeds griezeligere, uitpuilende buik, die met moeite ingezwachteld wordt. Tedere aanrakingen. Blauwe plekken. Openscheurende huid. Anabolen. Dans.
Wat is mannelijk, wat is vrouwelijk? Wat is erotiserend, wat afstotelijk? Zien mannen dezelfde film als vrouwen? Doet dat ertoe? Er is geen houvast, als kijker hang je aan de touwtjes van marionettenspeler Ducournau, die je met een sardonisch genoegen door elkaar schudt. Titane is een ervaring die je in een staat van verwonderde verwarring achterlaat. Met één gedachte: nog een keer zien. FS
2. First Cow (Kelly Reichardt)
Laten we ze de sympathiekste filmpersonages van het jaar noemen: de voortvluchtige Chinese immigrant King-Lu en diens vriend Cookie, een werkloze kok. Beiden gestrand in een armetierige pelshandelaren-nederzetting, in het Oregon van begin 19de eeuw. De een droomt van economische voorspoed, de ander wil gewoon z’n roeping als kok vervullen. ’s Nachts melken ze heimelijk de eerste geïmporteerde koe van een rijke handelaar, om oliebollen te bakken voor de verkoop. Eventjes gaat dat goed.
Met First Cow vat Reichardt, die voor haar films bijna altijd in Oregon neerstrijkt, heel de Amerikaanse droom en pioniersgeest in haar zachte vertelling, die ze zo fraai terloops vol betekenis heeft gegoten. Over de aard van de mens gaat het, over winnaars en vooral over verliezers. De simpele wetten van het kapitalisme, dat voorgoed bezit nam van Amerika. BB
3. Gunda (Victor Kossakovsky)
Hoeveel toeschouwers zullen tijdens het kijken naar Gunda, een film die zich liefdevol wentelt in de warmte van een varkensschuur, verliefd zijn geworden op de knorrende titelheldin en haar biggenkroost? Hoeveel Nederlandse bioscoopbezoekers zullen vervolgens voor altijd (of voor even) de vleesconsumptie hebben afgezworen? Ook kippen en koeien worden door de Russische documentairemaker Kossakovky zeldzaam fraai en empathisch in beeld gebracht, alsof hij met Gunda een ark wilde bouwen voor de drie belangrijkste slachtoffers van de bio-industrie. De mens is intussen voortdurend aanwezig in Gunda, al is het maar via de blik van de camera. Je kunt Kossakovsky makkelijk verwijten dat hij zich schuldig maakt aan antropocentrisme en dat hij menselijke gevoelens op zijn dierenpersonages projecteert, zeker in de verpletterende finale. Gelukkig trekt Kossakovsky zich niets aan van zulke bezwaren. Want is het niet juist ontzettend antropocentrisch om te zeggen dat bepaalde emoties aan mensen zijn voorbehouden? KT
4. The Father (Florian Zeller)
Anthony Hopkins speelt een van zijn beste rollen in The Father, zo niet zijn beste, en eigenlijk is de film daarmee al voldoende aangeprezen. Wat een genot is het om de 83-jarige Hopkins aan het werk te zien, op de toppen van zijn kunnen. Dit is geen masterclass acteren, want dat zou betekenen dat je enigszins begrijpt hoe hij het doet – het is iets beters. Een fenomeen.
Maar The Father is meer dan Hopkins. Het speelfilmdebuut van Florian Zeller, die zijn eigen toneelstuk verfilmde, is een delicaat en ongekend ontroerend verslag van de gevolgen van dementie voor de patiënt. The Father laat ook zien hoe toneel film kan worden, zonder de bron te verdoezelen of te laten overheersen. En ten slotte is de film een indrukwekkend toonbeeld van inlevingsvermogen, met dank ook aan actrice Olivia Colman, die laat zien hoe dementie de omgeving treft. PK
5. A Man and a Camera (Guido Hendrikx)
‘Belachelijke actie’, oordeelde sportpresentator Jack van Gelder (ongezien) over de documentaire van Guido Hendrikx, aan tafel bij Humberto Tan. Van Gelder, die tegelijk met de filmmaker in de uitzending zat: ‘Het moet allemaal maar kunst zijn.’
En dat was A Man and a Camera ook, uitstekende kunst: gewoon ergens aanbellen, om de medemens die open doet vervolgens filmend en zwijgend tegemoet te treden. En dan maar zien wat zich voltrekt. En vooral: door blijven filmen. Zonder antwoord te geven op die ene vraag: wat is de bedoeling hiervan?
Er waren er die verontrust de politie belden, wanneer Hendrikx aanbelde. Of agressief werden. Anderen lieten hem binnen, probeerden goedmoedig het gesprek aan te gaan met die zonderlinge, zwijgende, filmende man. Aandoenlijk is dat, ontroerend zelfs. Zo legt Hendrikx iets wezenlijks bloot, in al die reacties op een (filmende) vreemdeling. Wie wil weten wie we zijn, of wie we kunnen zijn, ziet A Man and a Camera. BB
6. Petite Maman (Céline Sciamma)
Er is weinig tot niets in Petite Maman dat doet denken aan Céline Sciamma’s vorige film Portrait de la jeune fille en feu, de gracieuze vrouwelijke schilder-liefdesgeschiedenis die twee jaar geleden de tweede plaats in deze lijst behaalde. De fijnbesnaarde Franse filmmaker zocht duidelijk naar iets bescheideners, na haar met prijzen overladen voorganger, en kwam met dit wonderlijk eenvoudige en tegelijk diep doorvoelde kleinood op de proppen. Een veredelde spookfilm, over een 8-jarig meisje dat met haar ouders in het huis van haar overleden oma logeert, om de woning leeg te ruimen, en ondertussen een sterk op haar gelijkend meisje in de achtertuin treft dat niet toevallig de naam van haar moeder draagt. Spelenderwijs, in een volstrekt geloofwaardige wereld tussen realiteit en fantasie, leert het meisje haar moeder en haar verdriet beter kennen. BJB
7. Druk (Thomas Vinterberg)
Nee, het is geen goed idee je midlifecrisis aan te pakken door naar de fles te grijpen. Het Deense drama Druk (ook bekend onder de internationale titel Another Round) komt met een duidelijke bijsluiter: probeer dit niet zelf.
En toch. Voor de uitgebluste docent Martin (Mads Mikkelsen, fenomenaal) komt het experiment dat zijn vrienden hem opdringen als geroepen. Een van hen heeft gelezen dat de mens het best functioneert wanneer hij voortdurend licht beneveld is. De mannen testen het uit.
Druk is misschien niet Thomas Vinterbergs beste werk (de lat ligt hoog met films als Festen en Jagten), maar de manier waarop hij intense vreugde en totale verslagenheid met elkaar verbindt zonder dat het drama uit balans raakt, is raadselachtig knap. Druk was ook de film die het publiek dit jaar even uit de verdoving van de zoveelste coronamaatregel wist te trekken. Misschien was het een kunstmatige roes, maar wát een roes. PK
8. Quo Vadis, Aida? (Jasmila Zbanic)
Nederlandse Dutchbat-veteranen maakten aanvankelijk wat rumoer op sociale media en vroegen om een ‘disclaimer’ bij de distributeur, uit vrees dat Quo Vadis, Aida? de historische werkelijkheid geen recht zou doen. Maar de militairen draaiden bij, om het oorlogsdrama later alsnog aan te bevelen: deze film móést de Oscar winnen (lukte bijna, wel genomineerd). De Bosnische cineast Jasmila Zbanic deed uitzonderlijk diepgaande research voor haar onthutsende drama over de aanloop naar de volkerenmoord bij Srebrenica en het wegkijken van de VN, dat deels is gebaseerd op de memoires van tolk Hasan Nuhanovic (De tolk van Srebrenica). ‘Ik hoopte altijd dat iemand anders deze film zou maken’, zei Zbanic in gesprek met de Volkskrant, ‘maar er kwam maar geen andere film van de grond.’ BB
9. Promising Young Woman (Emerald Fennell)
God, dat einde van het snoepkleurige Promising Young Woman. Zit je net lekker te genieten van de wraakmissie van de 30-jarige Cassie, die mannen afstraft die misbruik van haar proberen te maken als ze stomdronken lijkt te zijn, gunt scenarist en regisseur Emerald Fennell de kijker geen catharsisrijke finale. Gekmakend is het – dat heb je bij de mannelijke wraakengelen uit de cinema toch wel altijd?
Het leverde Fennell kritiek op uit feministische hoek, maar het is tegelijkertijd wat haar soort-van-#MeToo-film zo goed maakt: het maakt de frustratie voelbaar van de sekse die lichamelijk altijd het onderspit zal delven. Plus: Carey Mulligan is uitstekend als charmeur, wandelend gevaar en psychisch wrak in een film waarin schijn steeds bedriegt. FS
10. Pleasure (Ninja Thyberg)
Razend knap gedaan van regisseur Ninja Thyberg: haar inkijkje in de Amerikaanse porno-industrie is geen moment geil. Grappig wel, soms, door de kleurrijke types die in die wereld rondlopen en die nieuwkomer Bella Cherry ontmoet. Vaker compleet afstotelijk, bijvoorbeeld wanneer dezelfde Bella min of meer gedwongen een film opneemt waarin zij bespuugd, geslagen, gewurgd en vernederd wordt door twee mannen.
Thyberg, zelfverklaard anti-pornoactivist, deed jarenlang research voor haar speelfilmdebuut en het resultaat is een fictiefilm die soms voelt als een documentaire. Wie heeft hier de controle? En is vrije wil wel echt vrije wil? Kritische blik op een misogyne werkomgeving waarin vrouwen zich met behulp van hun lichaam staande moeten zien te houden, zónder dat de camera zich ooit aan hun lijven verlustigt. FS
11. Riders of Justice (Anders Thomas Jensen)
Gezelligheid, bonte truien, dwarrelende sneeuw: Riders of Justice eindigt met een onversneden kersttafereel. Maar hoe dat slotbeeld wordt bereikt, en hoe je als toeschouwer meedeint op dit maffe mengsel van absurdisme, geweld en rouwdrama: dat speelt alleen Deen Jensen klaar. Riders of Justice handelt ook nog eens over de frontale botsing tussen toeval en causaliteit, wanneer een militair (Mads Mikkelsen) zijn vrouw verliest bij een treinongeluk en samen met enkele complotdenkers achter de schijnbare verantwoordelijken aangaat. Als scenarist werkte Jensen mee aan de ‘serieuze’ films van Susanne Bier (In a Better World). Aan de Volkskrant vertelde hij hoe die verschillende filmwerelden nu moesten versmelten. ‘Dat was de pitch: een Susanne Bier-film gemengd met eentje van Thomas Jensen. Een film over een man die de weg helemaal kwijt is, en dan zien of ik hem weer op het juiste pad kan krijgen.’ Mads Mikkelsen speelt die man voortreffelijk bonkig én gebutst. KT
12. Un monde (Laura Wandel)
Het schoolplein is een jungle waar het recht van de sterkste geldt. Waar loyaliteit en lijfsbehoud voortdurend met elkaar in conflict zijn. Waar macht schuilt in een stapeltje verjaardagsuitnodigingen.
Voor wie dat had verdrukt – en wie heeft dat niet gedaan? – maakt de Belgische regisseur Laura Wandel dat in haar fenomenale debuut weer invoelbaar. Dicht zit de camera op Nora, een jong meisje dat voor het eerst moet worstelen door dat woud van beweeglijke kinderlijven, terwijl hun schelle stemmen weerkaatsen tegen de schoolmuren.
Volwassenen spelen geen rol van belang en Wandel toont alleen school in Un monde. Dus is er geen ontsnappen aan voor Nora’s broer die het slachtoffer wordt van steeds wredere pesterijen. Overal loert gevaar. In de zandbak, in het zwembad. Razendsnel moet je de ongeschreven wetten zien te leren, anders ben je reddeloos verloren. Hardvochtig Waals realisme op kinderhoogte. FS
13. Dear Comrades! (Andrej Kontsjalovski)
‘Een grote Sovjettragedie’ noemt regisseur Andrej Kontsjalovski het bloedbad van Novotsjerkassk. In 1962 vielen tientallen doden en gewonden toen scherpschutters in opdracht van het Kremlin het vuur openden op een arbeidersdemonstratie. Direct begon een doofpotoperatie. De lijken werden afgevoerd naar onbekende bestemming, het bebloede plein kreeg een nieuwe laag asfalt. Tot in de jaren negentig wist bijna niemand ervan.
Kontsjalovski’s schrijnende zwart-witdrama Dear Comrades! toont de gebeurtenissen vanuit het perspectief van lokale bestuurder Ljoedmila, die blindelings de communistische partijlijn volgt. Tot haar rebellerende dochter na de demonstratie niet meer thuiskomt. Dear Comrades! is niet alleen een lust voor het oog (over ieder beeld is nagedacht), maar ook een vat vol inzichten: over de Sovjetgeest, cognitieve dissonantie, repressie en nog zoveel meer. ‘Leefde Stalin nog maar, we kunnen niet zonder hem.’ PK
14. Songs of Repression (Marianne Hougen-Moraga en Estephan Wagner)
Houd het monster buiten beeld, daar wordt het juist enger van. Die horrorfilmregel geldt ook voor deze razend knappe documentaire. Songs of Repression speelt zich af in een idyllisch Chileens natuurlandschap, waar Duitser Paul Schäfer in de jaren zestig met landgenoten een streng-christelijke kolonie stichtte. Mishandeling en misbruik waren de norm in Colonia Dignidad, totdat Schäfer in 1997 wegvluchtte. Tegenwoordig verblijven nog zo’n 120 mensen in de geloofskolonie, verdeeld tussen Schäfers slachtoffers en mensen die de geschiedenis goedpraten of afzwakken. Terwijl de documentairemakers deze even akelige als fascinerende wereld in kaart brengen, zien we de in 2010 overleden Schäfer hoogstens op een groepsportret. Daarmee wordt zijn aanwezigheid en invloed alleen maar voelbaarder. Bijzonder schrijnend, hoe enkele getraumatiseerde hoofdpersonages blijven lijden onder de wurggreep van het verleden, terwijl sommige van hen van Colonia Dignidad een succesvol wellness-oord proberen te maken. Je moet het zien om het te geloven. KT
15. De Oost (Jim Taihuttu)
De eerste film over de Nederlandse oorlogsmisdaden in Nederlands-Indië liet lang, veel te lang, op zich wachten, maar dit jaar was het eindelijk zover. En hoe. De derde en grootst opgezette film van filmer en dj Jim Taihuttu (Rabat, Wolf) bleek een oorlogsdrama verteld in de beeldtaal van de beste Vietnamfilms, waarin we onder meer zien wat al die Nederlandse Tweede Wereldoorlogsfilms eigenlijk nooit lieten zien. Jonge jongens verdwaald – echt verdwaald – in een grotemensenwereld. De magnetische werking van legerkapitein Raymond Westerling verbeeld als mythe, niet als exacte historische vertelling. Dat fraaie geouwehoer over niks (petje af, Jim Deddes), waarbij de plot even tot stilstand komt en je tegelijk precies voelt hoe het daar moet zijn geweest, in de overzeese jungle. Zo transporteer je de toeschouwer naar een andere wereld. En dan moet die slopende reeks standrechtelijke executies nog beginnen – the horror. BJB
16. Radiograph of a Family (Firouzeh Khosrovani)
Virtuoos verteld onderzoek naar de liefdesgeschiedenis van de ouders van de Iraanse documentairemaker Firouzeh Khosrovani, opgetuigd met familiealbumfoto’s, super 8-archiefbeeld en geënsceneerde dialogen tussen haar ouders. Khosrovani gebruikt haar wijdlopige verzameling beeld op speelse wijze, om context en sfeer te schetsen van het verleden, zonder dat haar ouders voortdurend in beeld zijn te zien. Radiograph of a Family is een documentaire-experiment dat wonderlijk goed uitpakt, zeker wanneer de Iraanse revolutie de persoonlijke geschiedenis binnensluipt en de verhouding tussen haar vrijgevochten vader en conservatieve moeder tot op het niveau van de familiealbums wordt verscheurd. Khosrovani stond er middenin toen het gebeurde. Zelden zagen we het persoonlijke en politieke zo indrukwekkend vermengd. Bekroond met de prijs voor beste lange documentaire op de 2020-editie van documentairefestival Idfa. BJB
17. The Lost Daughter (Maggie Gyllenhaal)
Zal 2021 de boeken in gaan als het jaar waarin Maggie Gyllenhaal haar bekendere, jongere broer Jake heeft overvleugeld? Ze was natuurlijk altijd al goed, als actrice, in fijne onorthodoxe rollen vaak (sadomasochistische secretaresse in Secretary, straatprostituee-tot-pornoregisseur in The Deuce), maar als kersvers regisseur en scenarist levert ze met The Lost Daughter zomaar het debuut van het jaar. Haar psychodrama naar de roman van Elena Ferrante wordt gedragen door een sublieme Olivia Colman, die als professor op werkvakantie op een Grieks eiland een volkse, mogelijk maffiose familie treft en daarop diep afdaalt in de duistere krochten van het eigen verleden. Een personage zoals we dat nog altijd maar weinig zien: in geen enkel hokje te stoppen. Gyllenhaal besluipt de kern van haar ziel stapje voor stapje, maar houdt tegelijk voldoende raadsels intact. De mens ís ook een raadsel, tenslotte. BJB
18. The Rescue (Elizabeth Chai Vasarhelyi, Jimmy Chin)
Zelfs al heb je alles gelezen destijds, over die Thaise voetballertjes in de ondergelopen grot. En zelfs al staan ze nog op het netvlies, de beelden hoe Engelse duikers eindelijk arriveren bij de in vuile voetbalshirtjes gehulde (levende!) jochies, in de zomer van 2018 door elk journaal vertoond.
Ook dan is het zien van The Rescue een verbluffende en overrompelende ervaring. Alsof nu pas echt duidelijk wordt hoe gecompliceerd die reddingsoperatie was. En hoe groot de risico’s waren die de reddende duikers noodgedwongen namen om de kinderen te kunnen bevrijden.
Regisseurs Elizabeth Chai Vasarhelyi en Jimmy Chin, die eerder een Oscar wonnen voor hun al even zenuwslopende klimdocu Free Solo, wisten de Thaise Navy Seals na twee jaar praten zover te krijgen het via hun hoofdcameraatjes gefilmde beeldmateriaal af te staan aan de Amerikaanse filmmakers. Die reconstrueerden ook scènes in een Engelse onderwaterstudio, met de echte grotduikers, om te tonen hoe die hun ‘pakketjes’ door volledig overspoelde tunnels trokken, soms zonder enig zicht. ‘We transporteren wel vaker dingen onder water door een grot’, zei een van de duikers uit The Rescue in gesprek met de Volkskrant. ‘Maar nooit een lading die zo kostbaar was als deze.’ BB
19. Pig (Michael Sarnoski)
Een film die zichzelf in hoofdstukken opdeelt, moet die gewichtigdoenerij vervolgens wel waarmaken. Pig slaagt daar glansrijk in. De titels van de drie hoofdstukken verwijzen naar gerechten die vervolgens in de film opduiken, waarmee cineast Michael Sarnoski en co-scenarist Vanessa Block je ontzettend nieuwsgierig maken. Wie zal die ‘rustieke paddestoelentaart’ bereiden? Welk rol spelen ‘mama’s wentelteefjes’ en ‘gedeconstrueerde sint-jakobsschelpen’ in de missie van kluizenaar Rob (Nicolas Cage)? Zal dat ‘gezouten stokbrood’ hem helpen zijn gestolen truffelvarken terug te krijgen? De deftige menustructuur klopt perfect bij een film die om pretenties en oprechtheid draait, en vooral ook bij de aangrijpende held van Pig: een man die dreigt te ontploffen, maar zichzelf voortdurend beheerst. Wat een acteerprestatie van de vaak zo maniakale Cage, die in Pig weinig woorden en gebaren nodig heeft om duidelijk te maken wat Rob drijft als hij achter de dieven aangaat. Niet wraakzucht, maar pure liefde. KT
20. Herr Bachmann und seine Klasse (Maria Speth)
Drieënhalf uur duurt deze prachtige onderwijsdocumentaire in de traditie van Être et avoir en De kinderen van juf Kiet, en hij had ook twee of drie zo lang kunnen zijn. Liefst 200 uur aan ruwe opnamen had cineast Maria Speth klaar liggen toen ze aan de montage van Herr Bachmann begon. Ze deed er bijna twee jaar over om tot de eerste versie van acht uur te komen. Het is bijna niet voor te stellen hoe je als filmmaker het overzicht bewaart tijdens zo’n titanisch creatieproces, maar Speth is het gelukt. Je kunt alleen maar bewondering hebben voor de hechte structuur van de film en het glasheldere, bijzonder innemende portret dat Speth van de onorthodoxe Dieter Bachmann en zijn klas schetst. Als je al zelf geen leraar had aan wie je met plezier, respect en bewondering terugdenkt, dan schenkt deze film hem je. KT
21. The Power of the Dog (Jane Campion)
Mooi dat in dit jaar waarin vrouwelijke regisseurs excelleerden ook Jane Campion, de eerste Gouden Palm-winnares, na twaalf jaar weer met een speelfilm kwam. En wát voor film: misschien is dit zinderend psychodrama dat onderzoek doet naar giftige mannelijkheid wel haar beste. Benedict Cumberbatch is in het Montana van 1925 een wijdbeens lopende cowboy die stieren castreert met zijn blote handen en zijn krachtige hypermasculiniteit voortdurend probeert te bewijzen, liefst ten koste van alles wat hij ziet als zwakker. Zoals de nieuwe vrouw van zijn veel verfijndere broer, en haar zachtaardige zoon. Geest versus lichaam, cultuur versus natuur, verleden versus toekomst: al die gevechten zitten verpakt in de fenomenale machtsspelletjes die Campion laat spelen op de prairie en die zinderen van onderdrukte seksualiteit en begeerte.
22. The Velvet Underground (Todd Haynes)
Geen voorspelbare geschiedenisles over opkomst en ondergang van de legendarische rockband The Velvet Underground, maar een film die de avant-gardekunst uit de jaren zestig springlevend maakt. Dat is deze documentaire van Todd Haynes, die al eerder geniale muziekfilms maakte, al waren dat fictiefilms: Velvet Goldmine (1998) en I’m Not There (2007).
Haynes maakte dankbaar gebruik van het filmmateriaal dat Andy Warhol draaide tijdens de hoogtijdagen van zijn Factory, de tijd waarin hij zich ook ontfermde over een merkwaardig bandje dat was opgericht door een klassiek geschoolde altviolist met een hang naar experimentele muziek (John Cale) en een mompelende songwriter met schrijversambities en stemmingswisselingen (Lou Reed). Split-screen werd zelden zo effectief toegepast als in deze film, waarin een jonge, zwijgende Reed de getuigenissen van Cale lijkt aan te horen. PK
23. This is Not a Burial, This is a Resurrection (Lemohang Jeremiah Mosese)
Het trance-opwekkende This is Not a Burial, This is a Resurrection, een film zo poëtisch als de titel belooft, laat zien hoe zelfs in tragedie nog schoonheid is te vinden. De in Berlijn woonachtige filmer Lemohang Jeremiah Mosese nam de ervaringen van zijn oma in Lesotho als uitgangspunt: zij diende met talloze dorpsbewoners te verhuizen om plaats te maken voor het stuwmeer van de Katsedam, destijds de grootste stuwdam op het Afrikaanse continent. Mosese vraagt zich af wat het betekent als een volledige gemeenschap wordt losgeknipt, als een navelstreng als het ware, van de grond waarop wordt gewoond en waarvan in veel gevallen wordt geleefd. Waar de doden zijn begraven. En hoe in de naam van progressieve ontwikkeling spiritualiteit dreigt te worden vermorzeld – en dan tóch de rug weer recht. Betoverend. BJB
24. Bad Luck Banging or Loony Porn (Radu Jude)
Alleen al voor het woordenboek van ‘anekdotes, symbolen en vreemde zaken’ is deze scherpe analyse van modern Roemenië de moeite waard. Het zit verstopt in het midden van Radu Judes eigenzinnige film, als intermezzo in een verhaal over een moderne nachtmerrie: een lerares neemt voor privégebruik met haar echtgenoot een seksfilmpje op, maar dat belandt per ongeluk online, met alle gevolgen van dien.
Aan de hand van 26 woorden legt Jude in zijn cynische, beeldende woordenboek uit wat er mis is in Roemenië, van vrouwenhaat tot corruptie. ‘Een film kan niet veel veranderen, je kunt alleen een stukje van het probleem laten zien’, zei de regisseur erover. Het maakt Gouden Beer-winnaar Bad Luck Banging or Loony Porn een dappere poging licht te schijnen op diepgewortelde misstanden. Gelukkig leent hypocrisie, waar Jude vooral tegenaan schopt, zich ook voor humor. Het oudertribunaal waartegen de onzedelijke lerares zich moet verweren, levert een zwart-komisch hoogstandje op. PK
25. David Byrne’s American Utopia (Spike Lee)
In een goed jaar voor muziekfilms (zie ook The Velvet Underground, elders in deze lijst) was David Byrne’s American Utopia een van de hoogtepunten. Regisseur Spike Lee laat zien dat voor een uitstekende concertregistratie geen toeters en bellen nodig zijn. Zeker niet als David Byrne, ex-frontman van Talking Heads, op het podium staat.
Byrne was al medeverantwoordelijk voor een van de beste concertfilms aller tijden: Stop Making Sense (1984), geregisseerd door Jonathan Demme. In American Utopia is het opnieuw een eenvoudig visueel concept dat het concert vormgeeft en voortstuwt. Mannen en vrouwen in identieke grijze pakken met draagbare instrumenten maken er een feestje van, en Lee legt het zo vast dat het is alsof je erbij bent. Extra fijn in een tijd waarin concertzalen vaker dicht zijn dan open. PK
26. Dune (Denis Villeneuve)
‘Dune kijken op tv is alsof je met een speedboot in een badkuip vaart.’ Ronkende marketingtaal van Denis Villeneuve, de koning op de troon van groots volwassen filmspektakel (gedeeld met Christopher Nolan), op de wereldpremière van zijn sciencefictionepos. Want ook Dune was inzet van een debat over de toekomst van spektakelcinema: de streamingplatforms liggen op de loer, in Amerika werd Dune tegelijk in de theaters én online uitgebracht. Wie het geluk had Dune in de bioscoop te zien, op het grootste doek met het krachtigste geluidssysteem, kon niets anders dan de regisseur hardgrondig gelijk geven. Wat een toonbeeld van audiovisuele vertelkracht, wat een allesovertreffende schaal toonde dit zwaarmoedige epos over een machtsstrijd vol parallellen met kapitalisme, kolonialisme en religieus fanatisme op een verre, levensgevaarlijke zandplaneet. En dan levert Villeneuve over twee jaar ook nog een vervolg, werd onlangs bevestigd – dat was tijdens de première nog niet helemaal zeker. Leve de bioscoop. BJB
27. Annette (Leos Carax)
‘Het beeld van een man op een motor heeft iets kwetsbaars’, zei de Franse cineast Leos Carax in de Volkskrant, verwijzend naar de scène uit Annette waar de verliefde hoofdpersonages per motor door de nacht crossen. ‘Een verliefd stel op een motor is die kwetsbaarheid in het kwadraat.’ Kwetsbare mensen op motors, je komt ze vaker tegen bij Carax: denk aan Catherine Deneuve, die als radeloze moeder in Pola X (1999) de macht over het stuur verliest. Allerlei beelden uit Carax’ werk galmen door zijn onnavolgbare, wrange musical Annette. Carax laat in Pola X en Mauvais sang (1986) de gedoemde geliefden door het bos dwalen: veelzeggend dus, dat Henry (Adam Driver) en Ann (Marion Cotillard) dat in Annette ook doen terwijl ze ‘We love each other so much’ zingen. Carax wilde altijd al een musical maken. Mooi dat het hem eindelijk is gelukt, en dat die oudere bos- en motorscènes mogen meezingen. KT
28. Do Not Hesitate (Shariff Korver)
De Oost, Slag om de Schelde : de interessante Nederlandse oorlogsfilms van dit jaar waren opvallend groots en duur. Maar één toonde juist dat spectaculaire actie niet per se nodig is voor een geslaagd oorlogsdrama: in Do Not Hesitate, de Nederlandse Oscarinzending, zijn de engste momenten die waarin niets gebeurt.
Schietschijven zijn ze, de militairen die met hun pantservoertuig zijn gestrand in een onbenoemd land, ergens in het Midden-Oosten. Ze moeten wachten op hulp, maar ondertussen kan het gevaar uit elke hoek komen – door het krappe 4:3-formaat waarin regisseur Shariff Korver werkt, kan ook de kijker het landschap nooit helemaal overzien. Als een van de soldaten in die nerveuze spanning een geit doodschiet, duikt een pisnijdig jongetje op. Dankzij de feilloze acteurs en de zelfverzekerde regie van Korver ontstaat zo een steeds benauwendere thriller die toont hoe omstandigheden van milde mensen monsters kan maken. FS
29. West Side Story (Steven Spielberg)
In the Heights, Annette en West Side Story waren al gedraaid voor het virus de wereld introk. En zo maakt de filmmusical een revival mee, nét terwijl de pandemie de wereld gijzelt. Een beetje dansen, in de club of op straat, vormt nu een risicosport.
Steven Spielberg waagde zich nooit eerder aan het genre, maar adoreerde als kind klassiekers als West Side Story en Singin’ in the Rain. Ooit wilde hij ook zoiets proberen. En dan toch het liefst met die Jets en de Sharks.
Uit de recensie in de Volkskrant: ‘Mag je spreken van heiligschennis? Een eerbetoon? Of eerder een revisie? Wat Spielbergs versie zo knap maakt, is dat die een prachtige balans vindt tussen het oude en het nieuwe, maar onderwijl wel allerlei eigen accenten plaatst.’
Twijfel niet. West Side Story is de ideale Kerstmatineefilm. BB
30. Benedetta (Paul Verhoeven)
‘Hij is uitsluitend geïnteresseerd in het gefrutsel aan de geslachtsdelen’, spotte Gerard Soeteman in 2019 in de Volkskrant. Hij en Verhoeven waren het oneens geworden over de richting die Benedetta op moest. Soeteman, die de eerste scenarioversie had geschreven, had een meer politieke film voor ogen. En besloot zijn naam van de aftiteling te halen.
Goed, er wordt heus wat gefrutseld in Benedetta, waarin Verhoeven meer dan flirt met het nunsploitation-genre. Ook is er dat in en uit zo’n geslacht schuivend Mariabeeldje, goed voor een vertoonverbod in Rusland. (Verhoeven houdt vol dat hij die rel nóóit zag aankomen). Maar de hoofdmoot van Benedetta vormt toch de machtsstrijd in en om dat nonnenklooster, waarbij de wonderen als slinks pressiemiddel dienen. En enig gefrutsel valt niet los te zien van de ontstellende minachting van de kerk voor het lichaam, die óók royaal wordt uitgeserveerd.
Toch nog eens vragen wat Soeteman nou van de uiteindelijke film vond. BB
En nu u
We willen ook graag weten wat de Volkskrant-lezers de beste films (en series) van 2021 vinden. Ga naar volkskrant.nl/stemmen en kies uw favorieten. Onder de inzenders verloten we tien exemplaren van de Volkskrant Filmfestivalbox 2021. De stembus sluit zondag 2 januari om 23.59 uur. De uitslag wordt 6 januari bekendgemaakt in V.