’Het bandjesgedoe hing me enorm de keel uit’
Met 37 jaar is JB Meijers een veteraan in de Nederlandse popscene. Hij is bandlid van De Dijk én van Acda & De Munnik, arrangeur van musicals, producer....
‘Ga je nu een soloplaat maken?’ wilde het platenlabel weten nadat JB Meijers had mede gedeeld dat hij uit de Amsterdamse britpopband Supersub was gestapt. ‘Zeker weten!’ antwoordde hij, en hij meende het.
Dat was in 1999. Pas nu, tien jaar later, ligt Catching Ophelia in de schappen. Niet dat hij al die tijd aan zijn solodebuut werkte, welnee. Er kwam gewoon iets tussen.
Na Supersub werd Jan-Bart ‘JB’ Meijers (1972) een veelgevraagd producer. Hij is onderhand alweer bijna tien jaar bandlid van zowel De Dijk als Acda & De Munnik. Meijers is een muzikale allrounder, met zijn 37 jaar een veteraan in de Nederlandse popscene, maar soloartiest? Singer/songwriter? Dat is nieuw.
Hij zit in het café van het American Hotel in Amsterdam, bestelt groene thee en beantwoordt maar meteen die ene vraag: waarom nu pas?
‘Na Supersub had ik vrijwel meteen wat producersklussen. De Dijk kwam binnen een jaar. Er was altijd werk. Ik ben altijd liedjes blijven schrijven, maar ik dacht: je hebt het druk, je krijgt genoeg erkenning, waarom zou je een soloplaat maken? Is dat niet ijdel? Wie zit erop te wachten? Misschien was het bescheidenheid: wees maar blij met wat je hebt.’
De beslissende duw kwam van goede vriend Wouter Planteijdt (gitarist en zanger van onder meer Sjako!). Meijers: ‘Wouter sloeg op tafel en zei: ‘We gaan die plaat maken. Geef me al je demo’s, alles wat op je computer staat, af of niet af, hier met die handel.’ Al snel kwam hij met een lijst liedjes aanzetten: deze gaan we doen.’
Meijers en Planteijdt tekenden samen voor de productie, terwijl Meijers een bijzondere gast strikte in de persoon van de Amerikaan Ken Stringfellow, die haast een muzikale tweelingbroer bleek te zijn: begonnen in een gitaarbandje (The Posies), later actief als producer en toegevoegd bandlid in Big Star en R.E.M. en een veelzijdig instrumentalist. Stringfellow speelt (net als Meijers) even gemakkelijk bas of piano als gitaar.
‘Ken stuurde me een berichtje via Facebook: ‘Ben jij de JB die Don’t Stop van Daryll-Ann produceerde? Geweldige plaat!’ Ik stuurde hem wat van mijn liedjes. Zijn reactie: ‘Daar moet ik aan meedoen!’ We gaan zeker nog meer samenwerken in de toekomst.’
Catching Ophelia verschijnt op de kop af twintig jaar nadat Meijers zijn eerste platencontract tekende. Zijn eerste band was Charmin’ Children (1990-1993) uit het Zeeuwse Hulst, waar hij opgroeide. Daarna volgde Shine (1993-1996), de nieuwe band van ex-Fatal Flower Richard Janssen. En tot slot dus Supersub (1996-1999) met frontman Felix Maginn, nu succesvol met Moke.
Erkenning genoeg (Meijers werd vrij algemeen gezien als de ‘pure muzikant’ in zijn bands), maar een doorbraak kwam er nooit. Het afscheid van Supersub was tevens een afscheid van de bandjesscene.
‘Achteraf zijn het leuke herinneringen, maar het bandjesgedoe hing me enorm de keel uit: het starre denken over wat goed en fout is, de kinderachtige concurrentie met andere bands, het onderlinge gezeik. Neem Supersub: de eerste plaat ging goed, de tweede deed niks. Dan ga je elkaar dingen zitten verwijten, dat is in bandjes altijd hetzelfde. Ik deed er zelf ook aan mee. Felix is heel toegewijd, hij wilde doorknokken. Met Moke heeft hij het nu geflikt. Ik gun het hem; ik spreek hem nog regelmatig. Maar ik had er geen zin meer in.’
Zelf besloot hij zich te richten op het produceren van andermans platen. Al in de loop van 1999 werd hij, na studiowerk met onder anderen Normaal en de Band Zonder Banaan, als producer ingehuurd door De Dijk. Bassist Hans van der Lubbe kende hij al: met hem speelde Meijers al enkele jaren in een coverband die nog altijd eens per jaar een avond rockcovers speelt in dancing De Braskoer op Terschelling. Voor Meijers het wist, was hij bandlid van De Dijk.
JB Meijers is geen indie-fundamentalist (‘nooit geweest, ik snap dat niet’). Hij speelde tóch weer in een band, maar dan wel een heel andersoortige: ‘De Dijk was een ongekende luxe: ik verdiende goed, hoefde niets meer te zeulen of op te bouwen, stond plotseling overal voor volle zalen. De Dijk is mijn familie geworden, en mijn belangrijkste commitment.’
Dat laatste weten ook Thomas Acda en Paul de Munnik. Meijers produceerde hun platen, trad toe tot hun band, werd boezemvrienden met ze, maar: De Dijk gaat voor. ‘Dat weten ze, zoals ze ook weten dat ik het niet altijd met hun muzikale keuzes eens ben. Maar het wederzijdse respect is groot en de vriendschap diep.’
En dan nóg is er meer: in 2008 verzorgde Meijers de muziek voor Ich will Spaß!, een Joop van den Ende-musical voor de Duitse markt, met liedjes uit de Neue Deutsche Welle. ‘Ontzettend leuk en leerzaam om de arrangementen voor zo’n musical te doen. En lucratief. Maar ik heb wel ontdekt dat die wereld me te bedrijfsmatig is. Ik had meer musicals kunnen binnenhalen, maar nee: dat was eenmalig.’
Zijn liefde voor improvisatiejazz botviert hij ondertussen in zijn ‘piep-knor-hobbyproject’ Gratis Jazz, met Wouter Planteijdt, Gert-Jan Blom en Richard Heijerman (‘we hebben wel zeventig uur opnamen liggen, misschien moet dat ook maar eens een album worden’).
Die kant van zijn muzikantschap komt op Catching Ophelia niet aan bod, maar alles wat Meijers als popgitarist deed en doet, lijkt op het album samen te komen: toegankelijke, lichte popsongs die passen op elk radiostation, maar ook stukken harde rock waar de gemiddelde Acda & De Munnik-liefhebber zich een hoedje van schrikt.
‘Toen ik uit Supersub stapte, zei ik wel eens dat ik nu muziekhoer ging worden: wat dan ook, met wie dan ook. Alles liever dan ooit nog spelen in een bandje met een vastomlijnd plan. De musicalwereld heeft me geleerd dat ik toch geen hoer ben. Nu zeg ik: De Dijk is mijn muzikale basis en daarnaast wil ik alles wel, zolang ik er maar blij van word. Dat vind ik een mooie ambitie.’