Hermitage A’dam: sober en degelijk
Hermitage aan de Amstel wordt een museum zoals een museum eruit moet zien.
Het is een staaltje van cultureel ondernemerschap, zoals directeur Ernst Veen het graag ziet. Dat de ‘metamorfose van Amstelhof tot Hermitage Amsterdam’ er zou komen, stond wel vast. Maar nu blijkt ook alles volgens planning te verlopen: binnen de tijd (opening op 20 juni, door koningin Beatrix en de Russische president Medvedev), binnen het budget (42 miljoen euro) en met de juiste hoeveelheid sponsors.
Zo strak georkestreerd als de planning is, zo ziet het gebouw er nu ook uit. Overal wordt nog druk gewerkt, maar duidelijk is dat het een museum wordt zoals een museum er uit dient te zien. Met twee grote zalen, een trits kleinere kabinetten, een studiecentrum, museumwinkels, auditorium en restaurant (inrichting Evelyne Merkx) en een aangeharkte binnentuin (van Michael van Gessel). Sober en degelijk, zoals het Hollands classicisme van het oorspronkelijke gebouw was vóór de renovatie.
Zweef door de hermitage aan de Amstel: (Tekst gaat verder onder de video)
Het voormalige verpleeghuis Amstelhof van de Diaconie der Hervormde Gemeente, uit 1683, zou van binnen ‘helemaal de 21ste eeuw’ moeten ademen, zoals architect Hans van Heeswijk eerder liet weten. ‘Ik wil het strak, licht en tijdloos’, zegt hij nu.
De voorbezichtiging van het immense vierkante gebouw aan de Amstel lijkt dat beeld te bevestigen. Overal wit gestucte muren en lichte eikenhouten vloeren; glas en staal in overvloed. De 21ste eeuw is in het museum zeker terug te vinden, op enkele details na, zoals de 19de-eeuwse regenten- en regentessenzalen, het gerestaureerde orgel, de oude kookpotten in de kelder en de ijzelsteentjes in de entree. Voor de rest is het hele gebouw gestript. De geschiedenis is eruitgehaald. Het kon ook niet anders, na de renovatie (kosten: 60 miljoen gulden) in de jaren zeventig, waarbij alles werd gesloopt wat nog authentiek was.
Het neemt niet weg dat, sinds directeur Willem Sandberg in de jaren veertig het Stedelijk Museum van binnen wit liet schilderen, de meeste musea dit ideaal van de ‘neutrale ruimte’ hebben overgenomen. Modern heette dat toen. Een strakke ruimte als afrekening met de spruitjeslucht van voor de oorlog. En een voorbode van de tijd die komen ging. Sandberg heeft een profetisch inzicht gehad. Zestig jaar later lijkt dit ideaal nog steeds te bestaan, hoewel nu pragmatischer dan toen. Van Heeswijk stelde zich de opdracht een heldere logistiek te krijgen, met zichtlijnen en oriëntatiepunten. ‘Straks moeten hier tienduizenden bezoekers hun weg kunnen vinden.’
Vandaar zijn keuze voor een overzichtelijke inrichting, en materialen die tegen een stootje kunnen, legt hij uit. ‘Een neutrale ruimte die geschikt is voor wisseltentoonstellingen van oude en moderne kunst, maar die ook bestand is tegen intensief gebruik. Daar wordt weleens makkelijk over gedaan, maar het is lastiger dan het ontwerpen van expositiezalen.’