Hendrik de Vries

Maat en rijm zijn tovertrommen

Gerbrandy Piet

In 1920 verscheen bij Uitgeverij Dixon & Co. te Apeldoorn een boekje met tweeëntwintig gedichten. Het heette De nacht en was het officiële debuut van de Groningse dichter Hendrik de Vries (1896-1989). Midden in de bundel staat 'Mijn broer', dat zijn bekendste gedicht zou worden. 'Mijn broer, gij leedt/ Een einde, waar geen mens van weet / Vaak ligt gij naast mij, vaag, en ik/ Begrijp het slecht, en tast en schrik.' De spreker richt zich tot een overleden broer, die 's nachts bij hem komt spoken. Hoewel de woorden 'ik/ Begrijp het slecht' inhoudelijk overbodig zijn, maken klank en ritme de regels tot een dwingend mysterie. Of de volgende strofe de lotgevallen van de broer beschrijft, dan wel een droom, valt niet uit te maken:

De weg met iepen liept gij langs.

De vogels riepen laat. Iets bangs

Vervolgde ons beiden. Toch woudt gij

Alleen gaan door de woestenij.

De broer loopt 's avonds over een weg die kennelijk uitkomt op een 'woestenij', vermoedelijk een open vlakte. Bevindt de ik zich aanvankelijk in zijn nabijheid? In elk geval worden beiden belaagd door iets waarvan we slechts horen dat het bang is, hetgeen zowel 'angstig' als 'beangstigend' kan betekenen. De broer gaat met open ogen zijn ondergang tegemoet. Paniekerige ie-klanken maken plaats voor een gelaten aa en de slepende ei/ij - aangenomen dat we de woorden niet met een Groningse tongval dienen uit te spreken.

In de laatste strofe slapen de broers weer een nacht samen. Wanneer de ik vraagt wat zijn broer is overkomen, antwoordt deze:

'...Te vreselijk om zich in te verdiepen.

Zie: 't Gras

Ligt weder dicht met iepen

Omkringd.'

Menig criticus heeft zich het hoofd over deze regels gebroken. Dat de broer geen antwoord wil geven, is duidelijk, maar verder zijn er alleen raadsels. Als de broers in bed liggen, hoe kan de overledene dan een plek in het gras aanwijzen? Waarom staat er geen komma na 'dicht'? Roept het in dit verband ogenschijnlijk misplaatste woord 'verdiepen' - je zou eerder 'om te vertellen' verwachten - alvast de groeve op, die in de laatste zin weer gesloten is?

Vanaf het begin zijn er lezers geweest die veronderstelden dat De Vries werkelijk een broer had verloren ten gevolge van een gruwelijke misdaad. Een halve eeuw later werd er uitvoerig over het gedicht gedebatteerd. J.J. Oversteegen zag in de broer een dubbelganger van de ik, Hans van Straten wees op de bijna homo-erotische intimiteit, Willem Wilmink begreep dat juist de onbegrijpelijkheid van het gebeuren de kern van het gedicht vormt. De dichter mengde zich zelf in de discussie. In Tirade vertelde hij dat zijn broer Rendert, over wie het gedicht handelt, in 1920 nog springlevend was. De Vries had gedroomd dat Rendert op mysterieuze wijze was verdwenen, maar niet meteen de volgende dag het gedicht geschreven: 'Het gedicht behoefde afstandneming om de droom te vertolken, en, voor er een woord van was opgeschreven, onderging het gedaanteverwisselingen, door de intuïtie bepaald.'

Dit geval illustreert in een notendop het dichterschap van Hendrik de Vries. In de eerste plaats laat het gedicht zelf zien waar de dichter goed in is: muzikaal betoverende mysteries, een surrealistische droomsfeer, bezwerende retoriek.

In de tweede plaats bevestigt de discussie het vermoeden dat er vaak dromen ten grondslag lagen aan deze poëzie. Ten derde moeten we concluderen dat het leven van de dichter niet rechtstreeks in zijn gedichten wordt weerspiegeld - wat trouwens voor alle dichters geldt.

Jan van der Vegt (1935), die eerder biografieën van Hans Andreus en Adriaan Roland Holst schreef, heeft nu ruim zeshonderd bladzijden gewijd aan het lange leven van Hendrik de Vries. Dat is geen goed idee geweest. Hoewel de dichter in contact stond met vele letterkundige grootheden, kan niet volgehouden worden dat hij een spin in het web was. Vakbroeders als Nijhoff, Marsman, Slauerhoff en Achterberg kende hij slechts oppervlakkig, dege

nen met wie hij een meer intensieve verstandhouding had, zoals P.N. van Eyck en Anton van Duinkerken, zijn tegenwoordig vrijwel vergeten. Na de oorlog, toen de Vijftigers en Zestigers hun verstechnische en thematische vernieuwingen botvierden, maakte hij zich tamelijk onmogelijk door de poëtica van Willem Bilderdijk en Edgar Allan Poe te propageren. Alleen voor Leo Vroman en de vroege Hans Andreus kon hij nog wel enige waardering opbrengen. Ook als schilder en tekenaar vond De Vries nauwelijks aansluiting bij de tijdgeest.

Heeft hij dan een meeslepend leven geleid? In uiterlijke zin heeft De Vries' bestaan negen decennia kalm voortgekabbeld, al moeten de oorlogsjaren zwaar zijn geweest. De dichter was fysiek niet erg sterk en had de zorg voor zijn verbitterde vader en dementerende, manisch-depressieve moeder. Beiden overleden in de oorlog. De Vries had, ondanks de problemen met zijn moeder, het ouderlijk huis nooit verlaten.

De Vries wordt altijd in verband gebracht met Spanje, een land dat hij als zijn tweede vaderland beschouwde, maar uit de biografie blijkt dat hij er, tussen 1924 en 1936, gewoon als toerist is geweest in de korte vakanties die zijn betrekking aan het Groningse gemeentearchief hem toestond. Hij sprak weliswaar goed Spaans, maar van een grondige kennis van het land is geen sprake.

Het grote drama uit De Vries' leven was waarschijnlijk zijn erotische hartstocht voor kleine meisjes, vooral brutale kinderen van 8 of 9 jaar oud, aan wie hij zich overigens nooit vergrepen heeft. Zijn verlangens gingen niet verder dan wat teder geknuffel. Belangrijker was zijn intense behoefte kind onder de kinderen te zijn. Totdat De Vries in 1945 kennis maakte met Riek van der Zee, had hij vermoedelijk nooit het bed met wie dan ook gedeeld. Ook zijn huwelijk, dat van 1946 tot zijn dood duurde, kende nauwelijks erotiek, zoals valt op te maken uit het klagerige dagboek van zijn vrouw.

Willen wij dit weten? Bovenstaande informatie is ruim voldoende om te begrijpen waarom in De Vries' literair en beeldend werk half-ontblote meisjes zo'n grote rol spelen. Wel is het waardevol te vernemen dat De Vries zijn hysterische moeder tegelijk haatte en liefhad, misschien in het besef dat hijzelf net zo onevenwichtig was. Zijn werk ontstond in vlagen van manische gekte, die hij bewust opriep en probeerde te manipuleren. Maar moeten we ook ingelicht worden over buikloop tijdens Spaanse vakanties, of over de pannenkoeken die hij at met de Zuid-Afrikaanse dichter Dirk Opperman?

Gelukkig doet Van der Vegt ook een poging het beeldend en literair werk van De Vries te duiden en te wegen. Dat doet hij weliswaar niet heel diepgravend, maar uit het boek rijst toch een beeld op van het belang van De Vries' kunstenaarschap. Dat belang is, ondanks De Vries' enorme productie, niet groot. Toch vestigt Van der Vegt hier en daar de aandacht op fascinerende gedichten, vooral uit de bundels Nergal (1937) en Tovertuin (1946).

Ook citeert hij geregeld uit de copla's, vierregelige Spaanse liedjes of puntdichten, waarvan De Vries er honderden schreef. Als we de dichter mogen geloven, zijn het vertalingen naar Spaanse originelen. Veel van deze gedichten getuigen echter niet alleen van technisch meesterschap, maar ook van particuliere obsessies. Deze copla zou betrekking kunnen hebben op een van de zigeunermeisjes die de dichter graag op schoot had genomen:

Hart vol onzalige onrust!

Brons, tot geen smelten bereid!

Panter van gluipende vleizucht

Met roofdieraanhaligheid!

Voor De Vries was dichten een woest en primitief ritueel, 'Kracht van weerstand, kracht van aanval./ Niet hijzelf zal 't pleit beslissen/ Doch zijn wapen weet waar 't slaan zal.' Het is de taal zelf die het gedicht schept: 'Maat en rijm zijn tovertrommen ,/ Taal en taalmuziek bezwering.'

We hebben geen biografie nodig om ons te laten verleiden door de magie van De Vries' beste gedichten.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden