Groothandelaar in sjablonen MILO ANSTADT TOONT ZICH EEN ONVERBETERLIJKE COMMENTATOR
DE ARNHEMSE officier van justitie Marleen de Roos heeft Milo Anstadt inlichtingen verstrekt over de strafrechtelijke praktijk. Om zich verder te oriënteren, maakte hij gebruik van de essaybundel Hedendaags kwaad van Frank Bovenkerk....
Met de research zat het snor. Ook het schema dat hij aan de schrijftafel uitdacht, oogde veelbelovend. Na zijn autobiografische roman over de oorlogsjaren, De verdachte oorboog, ging dit een actuele roman worden over de moderne Nederlandse samenleving waarin de georganiseerde misdaad een steeds belangrijkere rol speelt en de enkeling die de hoop niet wil verliezen, ernstig op de proef wordt gesteld.
Het moest geen traktaat worden, vond Anstadt, maar een roman, omdat je dan los kunt komen van abstracties. Door één man te volgen, een succesvolle officier van justitie die op de helft van zijn leven een groot aantal tegenslagen te verduren krijgt, spreek je bovendien die lezers aan die doorgaans niet dol zijn op ideeënromans.
Waarschijnlijk is het zo gegaan. Anstadt heeft zich op diverse terreinen ingelezen, en verder heeft hij zelf de nodige meningen over onze tijd. Niets stond hem in de weg om het werk aan de roman De wankele rechtsgang van Albert Kranenburg aan te vatten.
Niets, behalve één ding. Hij is geen schrijver, maar een commentator. Met andere woorden: als Anstadt zijn concept en bedoelingen in handen had gegeven van iemand die de typemachine kan laten zingen (om met John Fante te spreken), dan zou dit een zinnige onderneming zijn geweest.
Zou. Een voorbode van het onheil is de opmerking op de allereerste bladzijde dat de hoofdpersoon werd geboren in 1950, 'toen de mensen de ontberingen van de oorlog langzaamaan begonnen te vergeten'. Staat er enigszins harkerig bij. Doen we nog niet moeilijk over.
Na een paar bladzijden begint het boze vermoeden echter aan te zwellen dat deze manier van uitdrukken de huisstijl is, die we ruim driehonderd bladzijden voor de kiezen krijgen. Over het echtpaar Albert en Sandra meldt Anstadt: 'De twee leefden voor elkaar; daarnaast bood de component arbeid Kranenburg de gelegenheid zich van zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid te kwijten.' De component arbeid. Daar stappen we minder makkelijk overheen.
De officier van justitie is gehuwd met een schilderes. Als ze in Amerika zijn geweest, heeft Sandra ideeën voor nieuw werk opgedaan: 'Zij wilde sterkere figuratieve accenten in haar werk leggen. Wat de thematiek betreft zweefde haar iets voor ogen dat het midden hield tussen een onthullend expressionisme en een versluierend surrealisme.' Wij citeren hier, dit voor de goede orde, niet uit een satirische roman.
Desastreus is dat niet alleen de onverbeterlijke commentator Anstadt zich bedient van deze dorre taal, maar dat hij bovendien al zijn personages zo onwerkelijk laat praten. Dus als Albert zijn hoogleraar vraagt waarom die ontslag heeft genomen om boer te worden, antwoordt de man met: 'Het is ingewikkeld en tegelijk heel eenvoudig: de attractie van het maatschappelijk succes is vervlogen, de behoefte aan erkenning bevredigd en de materiële beloning niet meer onmisbaar.' Zo praat die vogel zonder tegenwerping nog bladzijden verder.
In Amerika ontdekken Albert en Sandra dat daar criminaliteit, discriminatie en antisemitisme bestaan. Dat moesten ze eerst zien voordat ze het konden geloven, suggereert Anstadt. Dat is de reden waarom hij ze die reis laat maken. Maar ze zien de misstanden niet of nauwelijks. Ze spreken alleen met mensen die - blank of zwart, dat maakt niet uit - allen spreekvaardigheidslessen genoten lijken te hebben van Milo Anstadt, groothandelaar in sjablonen. De zwarte Norman die in Harlem werkt, vertelt over zijn jeugd: 'Zo groeide ik op met enerzijds het idee van de American Dream en anderzijds de harde werkelijkheid van de straat.'
Zo gaat je verhaal toch niet léven, Anstadt! Als iedereen de platitude omhelst, en jij zelf als schrijver niet te beroerd bent je steentje daaraan bij te dragen, jaag je op den duur alle welwillende lezers weg.
Dat is een gemiste kans, want het onderwerp is zo sleets nog niet. Albert Kranenburg (1950) groeit op met de illusie dat de wereld maakbaar is, en leert dat het recht imperfect en onbeholpen is, dat idealen het afleggen tegen de mammon, en dat George Orwells doemscenario 1984 inmiddels schrikbarende werkelijkheid is geworden.
Anstadt bewaart een reeks dreunen voor het slotstuk. Alberts schoonmoeder sterft, zijn gedesillusioneerde hoogleraar wordt agrariër, zijn moeder sterft, zijn vader kort daarna, en als klap op de vuurpijl worden zijn vrouw en hijzelf onder vuur genomen door een Turkse crimineel. Zijn vrouw sterft, hij blijft juist nog in leven.
Het is tekenend voor de schoolse manier waarop Anstadt te werk gaat, dat deze klappen slechts bedoeld blijken om uit te monden in het volkomen irreële einde: Albert, rijk geworden door de grote erfenis van zijn vader, besluit ontslag te nemen als officier van justitie. Hij gaat op eigen titel goede werken doen. De dertig miljoen die hij bezit, steekt hij grotendeels in de oprichting van een instituut dat als een Nederlandse Nobelstichting annex Comité van Waakzaamheid moet fungeren. Iedereen die de hoop niet laat varen dat het nog goed komt met de wereld, om te beginnen in Nederland, kan voor de prijs in aanmerking komen.
En dat zou al het verdriet en de trauma's om het seriële leed in één klap goedmaken? Ként Kranenburg eigenlijk wel zoiets als verdriet of trauma's? Welnee. Hij is geen mens, maar een zetstuk van de auteur. Hij gedraagt zich als een pop, de kranige Brave Borst in het panopticum van Milo Anstadt.
Zou de schrijver naar een prijs haken en zijn frustratie om het uitblijven daarvan hebben omgebogen tot deze roman? Want dat een kapitaalkrachtige vaderlander een instituut opricht en jaarlijks prijsjes gaat uitdelen aan 'mensen die op een uitzonderlijke manier hebben bijgedragen tot de kwaliteitsverbetering van de Nederlandse samenleving', zo'n wereldvreemde tournure kan alleen maar uit de koker komen van een Hollandse schrijver die zich miskend voelt - als men mij dit pleonasme vergeeft.
Wanneer waarden als humaniteit, respect en hoop het van zo'n jaarlijkse prijs moeten hebben, dan mag inderdaad de noodklok geluid worden. Zo cynisch heeft de lieve Anstadt het echter niet bedoeld. Eind goed al goed, is de stemming geweest waarin hij zijn werkstuk heeft beëindigd.
Het levendigst aan dit boek is de foto van Hesther Doove op het voorplat. Lezers van Muziekkrant Oor kunnen de man herkennen die uit zijn hotelsuite blikt, staande met de rug naar de camera: David Byrne. Veel meer muziek zit er helaas niet in.
Arjan Peters
Milo Anstadt: De wankele rechtsgang van Albert Kranenburg.
Contact; 317 pagina's; * 34,90.
ISBN 90 254 2390 6.