Geestig betoog over taal onderbroken door te lange familiegeschiedenis
Toen de mensen in Babylon een toren bouwden die zo hoog was dat hij tot in de hemel reikte - de plek van waaraf God de aarde bestiert - werd God zo boos over deze huisvredebreuk dat hij de mensen strafte. Tot dan toe spraken allen dezelfde taal. Uit kwaadheid verbrokkelde God hun spraak tot 72 talen. Ziezo. Die konden elkaar niet meer verstaan.
Salomon Kroonenberg gebruikt dit bijbelverhaal als basis voor zijn speurtocht naar de wortels van de taal in zijn boek De binnenplaats van Babel - Het raadsel van de spraakverwarring.
De toren van Babel is overigens geen bijbels sprookje, hij heeft echt bestaan. De oudste fundamenten dateerden van 1110 voor Christus. Het ding mat op de begane grond ruim 91 meter in het vierkant. Tot voor kort lagen die fundamenten er nog gewoon. Ze zijn pas de jongste decennia naar God geholpen: door Arabische schatgravers, door Saddam Hussein, door Amerikaanse militairen. En die toren leverde geen spraakverwarring op, zoals de Bijbel zegt. Integendeel: tijdens het bouwen ontstond tussen de bouwvakkers uit alle windstreken juist één taal: het Aramees.
Kroonenberg zoekt naar het ontstaan van taal bij voorlopers van de huidige overeind staande mens. Hij probeert te schatten hoeveel talen er ooit geweest moeten zijn. 12.000, leest hij ergens. Wel erg veel, denkt Kroonenberg. In elk geval zijn er nu nog zo'n 6.000 over en zullen er uiteindelijk slechts 300 resten.
Plezierig aan dit boek is dat Kroonenberg natuurwetenschapper is; maar wel eentje met een enorme talenknobbel. De geoloog draagt niet alleen economische en politieke redenen aan voor volksverhuizingen waardoor talen verspreid raken; hij wijst ook op geologische en klimatologische veranderingen die bewoners dwingen tot vertrek. Kroonenberg vertelt weliswaar niks nieuws: hij ontleent zijn kennis aan een kast vol boeken. Maar zijn betoog is zo geestig dat het boek leest als een trein.
Jammer is dat de joodse Kroonenberg halverwege het boek een te langdurige uitstap maakt naar het, deels tragische, verhaal van zijn familie in het algemeen en dat van zijn grootvader in het bijzonder. Opa was arts en talenwonder. Die parallel met de kleinzoon is leuk. Maar de uitweiding leidt de lezer helemaal langs de stamboom van de Kroonenbergs, hun lot tijdens de Tweede Wereldoorlog en grootvaders verblijf in concentratiekamp Theresienstadt. De fascinatie van de kleinzoon is begrijpelijk, maar hij schrijft daarmee een compleet ander boek midden in zijn uiteenzetting over de talen van de wereld. Pas wanneer hij terugkeert naar de Babylonische spraakverwarring krijgt zijn beschouwing over volkeren, talen en culturen zijn bredere relevantie terug.