Gebroken wit

Zero, de radicale kunstbeweging uit de jaren vijftig, met een voorkeur voor wit, minimalisme en autobanden aan de muur, beleeft een revival, dankzij Jan des Bouvrie en consorten.

Rutger Pontzen
De tentoonstelling Zero: Let us Explore the Stars in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Beeld Gert Jan van Rooij
De tentoonstelling Zero: Let us Explore the Stars in het Stedelijk Museum in Amsterdam.Beeld Gert Jan van Rooij

'Zero. Radicale kunst.' De woorden op het affiche buiten, tegen de immense glasgevel van het Stedelijk Museum in Amsterdam, spreken boekdelen. Net als de afbeelding waarop de woorden zijn gedrukt: een foto van de Franse kunstenaar Yves Klein, met een vlammenwerper in de hand. De boodschap mag duidelijk zijn: wie voor deze tentoonstelling het museum betreedt, zal zwartgeblakerd het pand verlaten.

Niet dat het affiche iemand zal afschrikken. Zero is buitengewoon populair: de 'beweging' die in 1957 in het leven werd geroepen door drie Duitse kunstenaars (Otto Piene, Heinz Mack en Günther Uecker), zich daarna razendsnel verspreidde over Nederland (Nul-beweging), Frankrijk (Nouveau Réalisme), Italië (Azimuth) en zelfs Japan (Gutai) - en in 1966 door hetzelfde Duitse drietal officieel ten grave werd gedragen.

Decennialang leidde het daarna een sluimerend bestaan: tussen levend en dood. Velen kenden het werk van Lucio Fontana, die strakke messneden maakte in even strak gespannen schilderijen. Of de witte papier-machéreliëfs van Jan Schoonhoven. Of de wattenbolletjes van Henk Peeters. Men kende het werk en de kunstenaars, onder wie ook Armando, Herman de Vries, Yayoi Kusama, Arman en Piero Manzoni, maar ja, het was inmiddels bezonken historisch erfgoed.

En daarbij was het werk wel erg minimaal, zeg maar 'zero'. Overheersende kleur: wit. Meest voorkomende vormen: cirkel, vierkant en rechthoek. Materialen: tl-buizen, aluminiumfolie, egale verfvlakken, spijkers, roet, watten, autobanden, gepantserd glas. Ordeningsprincipes: herhalingen, rasters, geometrische ritmes. Geen kunst die de verleiding prikkelde.

Tot voor kort.

De Duitse kunstenaar Otto Piene was een van de grondleggers van de Zero-beweging. Beeld Sueddeutsche Zeitung Photo
De Duitse kunstenaar Otto Piene was een van de grondleggers van de Zero-beweging.Beeld Sueddeutsche Zeitung Photo

Revival

Vier jaar geleden organiseerde het Stedelijk Museum Schiedam de grote Nul = 0-tentoonstelling. Deze zomer is Herman de Vries (door de kunstenaar officieel geschreven zonder hoofdletters) de afgevaardigde van Nederland op de Biënnale in Venetië. Nu is er dus het Zero-overzicht in het Stedelijk. En later dit jaar een solopresentatie van Jan Schoonhoven in Schiedam. Pak de exposities in het buitenland erbij - New York, Londen, Berlijn, om er een paar te noemen - en je kunt wel zeggen dat hier sprake is van een revival.

Een revival die niet alleen te verklaren is door het vijftigjarig jubileum van de befaamde 1965-overzichtstentoonstelling in het Stedelijk. Het minimalistische werk blijkt, buiten conservatoren en ingewijden, ook bezoekers aan te spreken. Zero is populair. En lijkt niet te vervelen of mensen tegen de borst te stuiten.

Opmerkelijk is de herwaardering wel. Op een enkele schilder na (Rothko) is de waardering voor hardcore abstracte kunst nagenoeg dood. Zowel kunstenaars als bezoekers belijden hun grote liefde tegenwoordig voor de figuratieve kunst, met haar boslandschappen, zeegezichten, portretten en genrestukken. Met alle herkenbaarheid en identificatie die daarbij spelen en die je bij de strakke Zero-kunst niet makkelijk zult ondergaan. Want laten we wel wezen, ooit iemand in tranen zien uitbarsten bij een rechthoekig papier-machéreliëf van Schoonhoven? In melancholie verzonken raken bij een wand met autobanden van Armando? Uitgesloten.

En toch appelleert het werk blijkbaar ergens aan.

Werk van nulkunstenaar Armando is zien in de tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Beeld Eddy de Jongh
Werk van nulkunstenaar Armando is zien in de tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam.Beeld Eddy de Jongh

Terug naar het nulpunt

Wat dat gedachtengoed van de Zero-kunstenaars zoal inhield? Kunst moest terug naar het nulpunt. De stroming zou een afrekening zijn met het wilde, expressionistische geschilder van kort na de oorlog, met de valse emoties en oude sentimenten. Een afrekening met het romantische kunstenaarschap van alpinopet en kabeltrui. Niet zo gek dat de meeste Zero-kunstenaars er behoorlijk netjes uitzagen, als ambtenaren, in tweedelig pak met stropdas. De haren netjes gekamd.

Na dat nulpunt zou de kunst een nieuwe weg inslaan, was de verwachting. Met licht, vuur, heldere structuren, beweging. Dat klinkt behoorlijk technocratisch en dat was het ook. Veel meer dan een wisseling van uitgangspunten was het niet. Het moest anders. Nieuw. Leeg. Er moest een nieuwe wereld komen. Vibrerend, hallucinerend. Met verwijzingen naar de destijds opkomende ruimtevaart, nieuwe technologie, eigentijdse materialen, andere dimensies.

Nulkunst in het Stedelijk Museum. Beeld Gert Jan van Rooij
Nulkunst in het Stedelijk Museum.Beeld Gert Jan van Rooij

Gebrek aan kleur

De historische tentoonstelling die het Stedelijk nu heeft georganiseerd geeft er een goed beeld van. Al bij binnenkomst is het visitekaartje afgegeven met enkel witte 'schilderijen' aan de muur. Wandreliëfs van verschillende makelij, een wattenrechthoek, doeken die om een rechthoek zijn gedrapeerd, papier-machérasters, dakpannen - alles wit gesausd. Een gebrek aan kleur dat ook veel andere zalen domineert.

Er is een ruimte besteed aan 'vuurwerk': opgespannen linnen dat door kaarsen en vlammenwerpers is beroet. Er is een reconstructie van de Zero-inzending voor de derde Documenta-tentoonstelling in Kassel (1964): een bewegende lichtinstallatie. Een wand van gestapelde (en volle) bierkratjes tegenover een wand van plastic zakjes gevuld met water.

Zeker, er zijn ook bijdragen met kleur: de hallucinerende schilderijen van Yves Klein in goud, roze, groen, geel en IKB (International Klein Bleu) en een zaal met monochroom rode schilderingen. Maar het merendeel van de tentoonstelling biedt een ruim assortiment aan witten.

Werk van beeldend kunstenaar Jan Schoonhoven is ook te vinden in het Stedelijk Museum. Beeld Vincent Mentzel
Werk van beeldend kunstenaar Jan Schoonhoven is ook te vinden in het Stedelijk Museum.Beeld Vincent Mentzel

Representatief

De keuze van het werk is representatief en alomvattend en geeft een goed beeld van wat er destijds gaande was. Video's laten zien hoe de beweging met veel omhaal en retoriek gepaard ging. Piero Manzoni die een witte ballon opblaast naast een rondborstige vrouw; Günther Uecker die een spoor van spijkers in de treden van een trap hamert; Yves Klein die met een uitgestreken gezicht blote dames, ingesmeerd met blauwe verf, tegen een wit canvas laat poseren; Yayoi Kusama die half ontklede mannen (onder wie een graatmagere Jan Schoonhoven) met polkadots beschildert.

De lichtsculpturen, monochrome schilderijen, acties en optredens waren alternatief, experimenteel, speels en serieus tegelijk, zeker, maar ze vertellen nauwelijks tot geen verhaal. Veel diepgang had en heeft het werk niet. Zero was een uiting van onvrede en een energieke hang naar vernieuwing; het vertolkt meer een levensgevoel dan dat het inhoudelijk veel te zeggen had. Op eco-kunstenaar Herman de Vries na kon je de kunstenaars niet betrappen op grote maatschappelijke thema's. De belangrijkste boodschap die ze hadden was dat het anders moest. Radicaal anders: met veel vuur, een knal en een roetpluim.

Waardoor Zero nu dan toch zo populair is, of beter, door wie?

Jan des Bouvrie.

Einde van Zero
Zero op zee heette de manifestatie. Althans, op papier, want het hele project, gepland voor april 1966, is nooit doorgegaan wegens geldgebrek. Het wordt wel als het einde van de Zero-beweging gezien. Er zouden kunstwerken te zien zijn op en rondom de Scheveningse Pier. Armando stelde voor het water zwart te maken; Yves Klein wilde een klimaatkamer met elk denkbaar weertype. Er zou een labyrint van strandstoelen komen, schuimeilanden en gigantische ballonnen boven de pier.

De villa van Jan des Bouvries in Naarden. Beeld Bo des Bouvries
De villa van Jan des Bouvries in Naarden.Beeld Bo des Bouvries

Salonfähig

Niet dat Des Bouvrie in het buitenland grote bekendheid geniet. Maar zijn gedachtengoed wordt designbreed uitgedragen en bekrachtigd: het minimalisme, de uitgeklede inrichting, de witheid van zijn interieurs, de voorkeur voor een strakke vormgeving, elementair en geometrisch, licht en luchtig: het is uitermate en vogue. Dankzij Des Bouvrie is Zero in retrospectief salonfähig en sophisticated geworden. De angel is eruit gehaald. Het relaxte wit van Des Bouvrie heeft het agressieve wit van Piene, Mack, Uecker en consorten aangelengd en verwaterd en, als gevolg van een veranderende perceptie, aangenaam acceptabel gemaakt.

Combineer dat met de groeiende hang naar rust, verdieping, yoga en zen (hoe populair zijn boeddhabeeldjes tegenwoordig niet?) en het typeert voor velen de tijd waarin we leven: een strijd tegen onrust en stress. Mode- en interieurbladen staan er vol mee: hoe je jezelf en je woning moet aankleden. De terugkeer naar het basale. De hang naar zuiverheid. Denk ook aan het immens populaire dancefestijn Sensation White, of de besloten picknicks op geheime locaties van mannen en vrouwen van middelbare leeftijd, in het wit gekleed.

Voor velen zal een bezoekje aan de tentoonstelling in het Stedelijk als een meditatie-oefening aanvoelen. Dat Herman de Vries dit jaar Nederland op de Biënnale van Venetië vertegenwoordigt, is ook geen toeval. Zijn ingelijste plantjes, verzamelde kiezelsteentjes, schildering met aardkleuren: het past in het verlangen het geweten eens ecologisch op te frissen.

Agressief en controversieel

Zero wilde agressief en controversieel zijn, met als doel de kunst te ontregelen en bezoekers op het verkeerde been te zetten. Maar het ontregelende imago is veranderd in het tegendeel. Niemand die een muur vol autobanden en gevulde waterzakjes nog als aanstootgevend zal zien. Hoeveel restaurants, winkels en cafés zijn tegenwoordig niet op die manier ingericht? Met een fiets aan de muur, een glinsterende wand van gedraaid aluminiumfolie of een lichtobject achter de cocktailbar? Je ziet de kunst in het Stedelijk tegenwoordig in menig huiskamer of eetvertrek zo tegen de muur of aan het plafond hangen. Het minimalisme van Zero schurkt tegen de woondecoratie aan.

Zouden de kunstenaars destijds in de gaten hebben gehad hoezeer hun 'stijl' die van de jaren vijftig was? Hoezeer die overeenkwam met het design uit die tijd, met vergelijkbaar vernieuwend materiaalgebruik, het oog voor elementaire, geometrische vormgeving? Een mate van no-nonsense, maar met een aantrekkelijke twist?

Zero anno 2015 is een kunststroming van onbedoelde verstilling. Het is de last van dit soort kunsthistorische tentoonstellingen: het gevoel van een in vuur staande, revolutionaire ontwikkeling is niet of nauwelijks weer te geven, hoezeer het Stedelijk ook zijn best heeft gedaan om de tijd te laten herleven, middels uitvergrote foto's, krantenknipsels, filmfragmenten en tv-programma's uit die tijd.

Wat rest is dit: dompel u bij een bezoek aan de expositie gewillig onder in een weldaad van boeddhistische rust. Radicaal? Ja, ooit, maar nu niet meer.

Zero: Let Us Explore the Stars
Beeldende kunst
Stedelijk Museum, Amsterdam, t/m 8/11.
Voor tickets, ga naar de site.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden