Drama
Gainsbourg (vie héroïque)
Biografie van een zanglegende
Mag ik je hand vasthouden? vraagt het jongetje aan een meisje, op het strand. Nee, je bent te lelijk, antwoordt zij. Een jeugdtrauma samengevat, in de openingsscène van Gainsbourg (vie héroïque). Motor achter een levenslange, dwangmatige jacht op vrouwelijk schoon. En dan is er de Tweede Wereldoorlog nog, de bezetting van Parijs en de verplicht te dragen Jodenster; goed voor een tweede kerf in de ziel. En thuis wacht geen verlichting: daar kneedt een dominante vader zijn zoon tot pianist.
De Franse zanglegende Serge Gainsbourg (1928-1991), als Lucien Ginsburg geboren zoon van Joods-Russische vluchtelingen, móest zich wel ontpoppen als een tegen autoriteiten aanschoppende, aan vrouwen en drank verslaafde provocateur. Begrip is het sleutelwoord in de filmbiografie van Joann Sfar, de Franse striptekenaar die met Gainsbourg zijn debuut maakt als speelfilmregisseur. Dat is geen heel spannend uitgangspunt. Gainsbourg – hier vooral bekend om het schandaal-liedje Je t’aime… moi non plus – legde er juist eer in zich zo onuitstaanbaar te gedragen dat het zelfs voor bewonderaars moeilijk knuffelen was. Maar Sfar waakt ervoor om het bioscooppubliek al te zeer van zijn onderwerp te vervreemden. De film-Gainsbourg is vooral een non-conformistische romantische held, die doorlopend met zichzelf in de knoop ligt.
Gainsbourg volgt redelijk getrouw de meer bekende momenten uit het leven van de zanger; Gainsbourg die de natie schokt met zijn reggaeversie van de Marseillaise, of een grote hit schrijft voor het zangeresje France Gall, dat niet doorheeft dat de tekst over lolly’s likken een seksuele bijbetekenis heeft. Amusante scènes zijn het, met flair vormgegeven, maar ze versterken elkaar niet. Ook Gainsbourgs vrouwen (Jane Birkin, Brigitte Bardot) komen niet werkelijk tot leven, zoals alle bijfiguren hier meer pion zijn dan personage. Om de innerlijke tweestrijd van zijn held te verbeelden voert Sfar een meer dan levensgrote karikatuur op – la gueule (bargoens voor grote bek) – die Gainsbourg tijdens cruciale momenten vergezelt, maar onzichtbaar blijft voor diens omgeving. Een op de antisemitische karikaturen uit de nazi-tijd geïnspireerd alter ego is het, dat de popster continu sardonische ideeën influistert. Die licht surrealistische toets tilt Gainsbourg (vie héroïque) aan de ene kant boven het vaak wat clichématige genre van de biografische film uit, maar het effect raakt al ver voor het einde sleets.
Dan zou je willen dat de uitstekende hoofdrolspeler Eric Elmosnino, die met hulp van wat gezichtsprotheses (grotere neus en oren) sterk op Gainsbourg lijkt, aan wat meer introspectieve scènes toekwam zonder dat de decorploeg met reusachtige latexhoofden in de weer gaat.