Interview
Fotograaf Wiosna van Bon laat je voelen hoe het is als een naaste in de gevangenis zit
Wat doet het met je als een naaste gevangengezet wordt? Met poëtische beelden vol veelzeggende details maakt fotograaf Wiosna van Bon (28) het voelbaar.
Je leert iemand pas kennen als je hem in de ogen kijkt. Dat gegeven is een bruikbaar uitgangspunt in de fotografie: de ogen weerspiegelen de ziel, de levenslust, verliefdheid, rouw, depressie, het hele palet van menselijke emoties. Maar dat je mensen kunt leren kennen zonder hun blik te vangen, zonder hun gezicht te zien en hun emoties te peilen, dat je tóch een gevoel van nabijheid en warmte kunt voelen, toont fotograaf Wiosna van Bon (28) aan in haar boek Family Stranger.
In het pas verschenen fotoboek geeft Van Bon familieleden van gedetineerden geen gezicht, maar wel karakter en een levensgeschiedenis. Zo leert ze ons aandacht te schenken aan de dikwijls benarde, door taboes getekende levens van partners, kinderen, broers en zussen die een familielid in de gevangenis hebben zien verdwijnen.
Soms toont ze iemand op de rug, een tatoeage, de romp van een man in een verticaal gestreept overhemd, een hand bij een hekwerk. Maar vaker laat Van Bon voorwerpen spreken: tralies, een luchtplaats, een kale boom tegen een duistere avondlucht, speelgoed in een kinderkamer. Een klok aan de wand, die de tijd in de gevangenis onbarmhartig traag – of snel – laat tikken. Bewijsstukken van levens met krassen en butsen.
‘Ik fotografeer met gebruikmaking van symbolen, metaforen en het ritme van beelden’, zegt Van Bon via digitale beeldverbinding. ‘Ik ben dyslectisch, en als gevolg van mijn zoektocht naar woorden ben ik ooit gaan dichten. Ik beschouw mijn fotografie ook als een vorm van dichten: een dichter laat informatie weg terwijl hij een verhaal vertelt, ik vertel een beeldgedicht door foto’s te combineren, maar ook door veel níét te laten zien.’
Ze heeft, zegt ze zelf, al vanaf haar kindertijd in het Brabantse Oss grote belangstelling voor wat andere mensen beweegt. ‘Voordat ik naar school ging was ik soms een kwartiertje alleen thuis, omdat mijn ouders dan vroeg moesten werken. Het was de bedoeling dat ik dan zelf naar mijn school liep, een straat verderop. Maar ik ging altijd vroeg weg en belde onderweg bij mensen aan. Dan bleef ik een tijdje bij ze om te kijken hoe andere gezinnen leefden. Op een gegeven moment belden die mensen bij mij thuis aan en vroegen aan mijn verbaasde moeder: ‘Gezellig hoor, die bezoekjes van Wiosna, maar moet het echt zo vroeg?’
Na de havo volgde Van Bon ter oriëntatie een jaar een mbo-opleiding fotografie en deed ze een instapjaar op de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Daarna volgde een opleiding aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. ‘Het mooie van fotografie vind ik dat het enerzijds een snel medium is en dat je anderzijds iets creëert als een schilder. Het lijkt op de werkelijkheid, maar het is jóúw interpretatie. Ik hou van die dubbele laag.’ Op de academie verdiepte haar belangstelling voor psychologie, de wil om te onderkennen wat er werkelijk in iemand omgaat, om te begrijpen wat iemand drijft. Zo fotografeerde ze mensen die ernstige hinder ondervinden van de aanwezigheid van elektromagnetische straling.
‘Ik deed dat in een tijd dat er nog erg weinig informatie was over dat fenomeen. Die mensen werden vaak als zonderling weggezet. Maar tegelijk zag ik dat gemeenten soms woningen opkochten die onder hoogspanningsmasten stonden, zodat mensen eruit konden verhuizen. Dat maakte me nieuwsgierig. Ik legde materialen vast waarmee mensen hun huizen tegen straling afschermen, fotografeerde de mensen zelf en de landschappen in hun omgeving, en deed uitgebreid onderzoek bij deskundigen. Ik beschouw zo’n project als een essay: je moet jezelf de ruimte geven van mening te veranderen. De kwestie is nu weer actueel door de weerstand van sommige mensen tegen 5G-netwerken: ik vind het interessant om mensen met zulke ideeën te leren kennen.’
Ze ging vaak met haar moeder mee, die werkt in de zorg. ‘Ik ben in zorginstellingen gaan vastleggen hoe het daar in de loop der jaren verandert. Het viel me op dat in oudere tehuizen, bijvoorbeeld uit de jaren tachtig, meer ruimte was voor bewoners om hun eigen kamer in te richten. Zelf te bepalen waar ze iets op de muur hingen. Tegenwoordig is er meestal een prikbord in ieder verblijf met vastgestelde afmetingen.’ Het viel Van Bon op dat het meubilair, de inrichting van de wooncentra, steeds meer is gericht op efficiency – ook al een verhaal dat zich liet vertellen zonder dat ze de hoofdpersonen, de bewoners, per se in beeld moest vangen.
Na de mensen met klachten over hoogspanning en de bewoners van zorginstellingen volgden gedetineerden – alweer een groep die Van Bon wilde ontleden. ‘Eerst maakte ik portretten van gedetineerden zelf, tijdens en na hun gevangenschap. Maar ik voelde me er niet prettig bij. Wie ben ik dat ik hun verhaal vertel, vroeg ik me af, ik heb immers helemaal geen ervaringen in de gevangenis met hen gemeen.’ Daarbij viel nog iets op: ‘Als ik aan iemand een portret liet zien dat ik van een gedetineerde had gemaakt, lokte dat heel vaak de vraag uit: wat heeft-ie misdaan? Maar mij ging het niet om welk misdrijf iemand had gepleegd, maar wie de persoon is en hoe die het leven in de gevangenis ervaart.’
Gaandeweg ontdekte ze dat de kracht van het verhaal dat ze wilde overbrengen menselijker werd door de familiebanden te onderzoeken. ‘Ik heb een volledige draai gemaakt en ben me op familieleden gaan richten. Ik realiseerde me dat bij spraakmakende rechtszaken op tv en in de krant de aandacht uitgaat naar de zaak zelf en naar de straf die de dader krijgt. We vergeten vaak dat een misdrijf en een veroordeling enorme gevolgen hebben voor de familie. Daar was ik benieuwd naar.’
Om in contact te komen met hun familie, vroeg Van Bon gedetineerden vaak naar de foto’s die ze in hun cel aan de muur hadden hangen. En ze kreeg hulp van de hulpinstelling Exodus, die nazorg verleent aan gedetineerden. Zo wist ze uiteindelijk het vertrouwen te winnen van de pakweg 25 betrokkenen die wilden meewerken aan haar project.
Met een beperkt aantal korte quotes tussen de foto’s schetst Family Stranger de ontzetting en het ongeloof die iemand kunnen overvallen als een partner wordt opgepakt wegens het plegen van een misdrijf. Of hoe het voor familieleden is om, afhankelijk van trein- en busverbindingen, wekelijks op bezoek te gaan in een gevangenis aan de rand van een verre stad. Of om maar één bezoekuurtje te hebben, waarin het als het even kan vooral gezellig moet zijn en persoonlijke problemen onbenoemd blijven, omdat je daarover anders allemaal de rest van de week blijft tobben.
Van Bon ontdekte hoe uiteenlopend er wordt gereageerd op iemand die is veroordeeld, maar ook dat er overeenkomsten zijn. ‘Vaak is het bepalend voor de verhouding tussen familie en iemand die een misdaad heeft begaan of de betrokkene eerlijk is over wat hij of zij heeft gedaan. Om met iemand verder te kunnen leven die iets ernstigs heeft misdaan, moet iedereen de gebeurtenis een plek kunnen geven.’
Veel aandacht geeft Van Bon aan de grote, niet zelden traumatische impact die de aanhouding en veroordeling van een ouder of andere verwant hebben op kinderen. ‘Bij een inval in een woning voor een huiszoeking probeert de politie wel rekening te houden met de aanwezigheid van kinderen, maar dat lukt niet altijd. Stel je voor: plotseling staat het huis vol agenten, je wordt ondervraagd. Ouders worden opgepakt en vastgezet. Ik heb verhalen van kinderen gehoord dat ze werden thuisgebracht zonder de ouders, waarbij er geen maatschappelijk hulp voor ze klaarstond bij terugkomst, terwijl het dagen duurde voordat ze contact konden hebben met een ouder. Voor slachtoffers is er hulp als zich een misdrijf heeft voorgedaan. Het zou mooi zijn als er ook zoiets komt voor gezinnen van een gedetineerde, dat er maatschappelijke begeleiding klaarstaat.’
Van Bon hoorde hoe vriendschappen veranderden en verdampten, als bleek dat een naaste een misdrijf had gepleegd en vastzat. En hoe lastig het is voor kinderen om zich te verhouden tot een criminele ouder: ‘Het blijft toch je vader of moeder. Ook als iemand vastzit, je blijft van diegene houden.’ Was de vader vroeger wellicht degene met wie je leuke dingen deed, nu moet je opeens bij hem op bezoek in de gevangenis, in die steriele omgeving van glas, metaal, harde bankjes en camera’s. Een foto van een voetbal, lek geschoten in een omheining van prikkeldraad, is een wrange metafoor voor de speelruimte van kinderen in zo’n omgeving.
Treffend is ook de foto van een vrouw die achter haar huis worstelt met een in de knoop geraakte tuinslang – een mooi symbool voor de manier waarop het dagelijks leven ontregeld is geraakt.
Als je door het boek bladert, voel je het verglijden van de seizoenen – een kale boom, bloeiende struiken, een wild dennenboompje dat uitdijt waar het anders een streng snoeiende hand had ontmoet. Het zijn jaren waarin kleine kinderen opgroeien tot pubers, zonder de vader of moeder in het gezin, jaren waarin nieuwe verhoudingen ontstaan. En onvermijdelijk komt dan het moment waarop de gedetineerde wordt vrijgelaten en een nieuw leven begint met een schone lei.
Maar niet heus.
‘Vaak zie je dat zowel de gedetineerde als het gezin in overlevingsmodus heeft geleefd, dat ze de emoties hebben weggestopt tijdens de gevangenschap’, zegt Van Bon. ‘Wanneer iemand dan weer thuis is, komen al die opgekropte gevoelens opeens omhoog, alle shit komt los.’ De terugkeer van een ouder in een gezin na langdurige detentie kan een bron van conflicten zijn. ‘Kinderen van 2 of 3 die na tien jaar hun vader terugkrijgen in het gezin zijn intussen zelfstandig geworden. Terwijl de ex-gedetineerde misschien zelf denkt zijn ouderrol alsnog op zich te kunnen nemen. En voor partners geldt natuurlijk ook dat er jaren voorbij zijn gegaan, en dat ze iemand opnieuw moeten leren kennen.’
Als er iets uit haar boek naar voren komt, is het Van Bons vermogen in een harde wereld oog te hebben voor sprekende details. En om tactiele kwaliteiten – de zachtheid van de veren van een merel, van een beer op een kinderbed, de vacht van een trouwe hond – te verbeelden, waardoor je toch steeds voelt welk menselijk drama zich, goeddeels onzichtbaar, voor je afspeelt.
Haar eigen familiegeschiedenis heeft met dat empathisch vermogen vermoedelijk wel te maken. Haar moeder is Pools en opgegroeid onder het communisme. ‘Ze heeft een creatieve achtergrond en een universitaire opleiding gedaan. Toen ze met mijn Nederlandse vader trouwde is ze in de zorg gaan werken. Dat doet ze al meer dan 25 jaar. Wat ik denk ik met haar wel gemeen heb is dat ze een doorzetter is, en gewend als buitenstaander om te gaan met andere, nieuwe omstandigheden.’
Van Bons vader, was ‘een lieve, slimme man die verschillende banen had. Hij werkte in de keuken bij een militaire basis, was inkoper en conciërge. Hij stierf toen zij pas 12 was. ‘Tja, ik vertel dat nu over hem, maar mijn beeld over hem is ontstaan vanuit het kindperspectief, het enige dat ik heb.’ Hoe dan ook heeft het verlies van haar vader er, dat kan niet anders, toe bijgedragen dat ze gevoelig is voor de precaire verhoudingen in gezinnen die zijn getekend door de afwezigheid van een gedetineerd familielid.
Onlangs kreeg ze een reactie uit Australië op haar boek. ‘Die persoon vertelde dat Family Stranger het gevoel van afstand dat je als familielid bij bezoek aan de gevangenis ervaart goed overbrengt: het verlangen als je ernaartoe gaat, de eenzaamheid als je weer alleen weggaat: de stilte van hetgeen dat er niet is.’ De pleger van een misdrijf gaat na de veroordeling naar de gevangenis. ‘Maar het gezin zit de straf thuis uit.’
Wiosna van Bon: Family Stranger. 232 pagina’s, Japanse binding, The Eriskay Connection, € 32.
Balkon
In groep 6 kreeg Wiosna van Bon haar eerste analoge camera van haar moeder. Die had ze vaak mee, in haar schooltas. ‘Mijn camera gaf ik ook aan mijn vrienden. Op de fotorolletjes stonden dus foto’s van mij en door hen gemaakte foto’s. Mijn moeder kon de foto’s aanwijzen die ik had geschoten en die andere vrienden hadden gemaakt. Ze kon zien dat ik de tijd nam om te kijken voordat ik ging fotograferen. En ze herkende mijn foto’s door de composities en de details.’
CV Wiosna van Bon
1992 geboren in Nijmegen
1997-2012 Opgegroeid in Oss
2011 Havo-diploma, Titus Brandsma Lyceum, Oss
2012 Op kamers in Den Haag en Amsterdam
2019/2020 In Den Bosch gaan wonen
2012-2017 Bachelor of Arts, documentaire fotografie, Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, Den Haag
2015 Stages bij fotografen Henk Wildschut en Jaap Scheeren