Ex-Assepoester wordt diva van nieuwe soul
Er was een moment, nog niet eens zo heel lang geleden, waarop Angie Stone bijna de moed had opgegeven, dat het nog wat zo worden met haar carrière....
Achter de schermen was ze de steun en toeverlaat van de jonge soulzanger: de zorgzame moeder, die de lange dreadlocks in zijn haar weefde, zijn kleren waste en inpakte, en zijn hand vasthield op het moment dat hij het podium niet opdurfde: 'Hij had acute podiumvrees', glimlacht de zangeres: 'Daarom smeekte hij me keer op keer op hem niet in de steek te laten. Hij had me nodig, kon niet zonder me.'
Eerst was ze alleen zijn verzorgster geweest, maar later groeide hun hechte band uit tot een relatie, waaruit twee jaar geleden een zoontje werd geboren. Maar het moment dat Angie Stone toch weer met haar eigen muziek verder wilde gaan, liep hun verhouding op de klippen. Het deed pijn, die breuk, maar het bracht ook een gevoel van bevrijding, dat de rode draad vormt op Black Diamond.
Stone's mooi zwoele soulsound past helemaal in de 'new classic soul'-opleving, die werd ingezet door zangeressen als Erykah Badu en Lauryn Hill. She's the leader of the pack, zegt Stone over de laatste: 'Lauryn Hill heeft de poorten geopend voor muziek die dieper gaat dan de bubblegum-pop met een vleugje R & B, waar we het de afgelopen jaren mee hebben moeten doen.'
Door de jetlag van haar reis naar Europa is ze niet erg fit, en heeft ze een flinke verkoudheid opgelopen, die maakt dat van haar krachtige stem weinig over is dan een krakerig gefluister. Maar de zangeres is in een goede bui, ze heeft net te horen gekregen dat haar album 'goud' is geworden: 'Mijn dochter van vijftien zal er ook blij mee zijn. Eindelijk het bewijs dat haar moeder geen nobody is.'
Op het moment dat Arista-baas Clive Davis, die vorig jaar de come-back van Santana regiseerde, op het spoor van Angie Stone kwam, had ze al een lange muzikale carriére achter de rug. In 1979 debuteerde ze als tiener op het piepjonge labeltje Sugarhill als eerste vrouwelijke hip hopper. Rappen doet ze al lang niet meer ('Ben ik ontgroeid'), al rekent ze een aantal kopstukken uit de toenmalige Newyorkse rapscene, Melle Mel en Grandmaster Flash, nog altijd tot haar vrienden.
Later was ze bandleider in de groep rond Prince-protégee Jill Jones ('Een groot talent, van wie de carrière stukliep op haar relatie met Prince'), vervolgens saxofoniste en achtergrondzangeres bij Lenny Kravitz - een andere grote naam die een gastrol vervult op haar eerste plaat. Met een eigen R & B-groep, Vertical Hold, had ze een tijd succes, terwijl ze als componiste meewerkte aan het debuut van d'Angelo, Brown Sugar.
Ook op zijn recent verschenen, zeer succesvolle, tweede album speelde ze een belangrijke rol. Ze bedacht niet alleen de titel, Voodoo, maar was ook medecomponiste van vijf nummers: 'Maar misschien was mijn belangrijkste bijdrage wel dat ik hem over het dode punt hielp, toen hij helemaal vast zat. Ik zei hem dat dat kwam, omdat hij een soulplaat probeerde te maken, zonder zichzelf bloot te willen geven. Maar dat is juist wat soul is: je ziel tonen aan de wereld.'
Dat is ook wat Stone met Black Diamond heeft proberen te doen: 'Het is het verhaal van mijn leven, my life story, met al zijn ups en downs, de eenzaamheid als je wordt verlaten door je geliefde, maar ook het gevoel van innerlijke kracht, die je - als alles verloren lijkt - er toch doorheen sleept.'
Het zijn tijdloze emoties, vindt ze, die door elke generatie begrepen worden: 'Dat vind ik ook zo goed aan country. De teksten zijn zo sterk, omdat ze zo alledaags zijn. Zo heb ik me zelf ook altijd gevoeld: als een echte country girl.'
Ze groeide op in het dorpje Columbia in South Carolina in een gezin waar alles draaide om muziek. Haar vader was gospelzanger, zelf debuteerde ze als 12-jarige zangeres in de plaatselijke kerk: 'Vanaf dat moment wist ik dat ik van muziek mijn leven wilde maken. Dat gevoel heeft me sindsdien nooit verlaten. Zelfs niet toen mijn moeder me een aantal jaar geleden zei dat ik nu eens serieus over mijn toekomst moest gaan nadenken. Ze vond dat ik een onbereikbare droom najaagde.'
Daarom heeft haar plotselinge succes nog het meest weg van een sprookje, vindt ze: 'Jarenlang voelde ik me als Assepoester. Terwijl iedereen om me heen zich op het feest vermaakte, was ik met een hoofddoekje de vloer aan het schrobben. Niemand zag me staan. Maar een goede fee hielp me aan een plek op het grote bal. Nu maar hopen dat het nog even duurt voordat de klok twaalf uur slaat.'