Even sms'en waar je zit, is dat te veel gevraagd?
Sporters moeten niet zo klagen over hun plicht zich te melden en een formulier in te vullen. Alleen zo bestrijd je doping en behoud je je sport....
Afgelopen week werden we weer even opgeschrikt door informatie uit Oostenrijk, die er op wijst dat mogelijk drie Nederlandse sporters betrokken zijn bij een omvangrijke dopingzaak. De betrokken (ex-)topsporters zouden zich in Wenen bloedtransfusies hebben laten toedienen om hun zuurstofopnamecapaciteit te vergroten. Waar of niet, het laat opnieuw zien dat een goed antidopingbeleid noodzakelijk is.
Een cruciaal onderdeel van het antidopingbeleid is het goed invullen van de Whereabouts. Topsporters zijn verplicht telkens van tevoren te melden waar zij verblijven, zodat zij aan een dopingtest onderworpen zouden kunnen worden. Topsporters als Kromowidjojo en Tuitert zouden moeten stoppen met klagen over de last die het invullen meebrengt. Ik stel er de constructieve houding van Ajax-trainer Jol tegenover, die zei er geen moeite mee te hebben, toen drie spelers wat urine moesten afstaan.
Hoe goedbedoeld en genuanceerd ook door Tuitert op zijn website uitgelegd, een krant citeerde toch wat selectief: ‘Ik kan gemakkelijk boekhouder worden, zoveel moet ik invullen.’ Dat het alleen om de last tijdens de Olympische Spelen ging en dat het helemaal niet verplicht is het hele jaar door voor de hele dag aan te geven waar hij verbleef, dát werd niet overgenomen. En evenmin dat Tuitert onverwachte controles juist toejuicht en vindt dat een harde anti-doping aanpak juist goed is.
En daar zit precies het probleem. Atleten moeten zich realiseren dat door het publiekelijk klagen over de Whereabouts het draagvlak voor het juist invullen bij sporters afneemt. Daardoor zal de relatie met de Dopingautoriteit, die afgeschilderd wordt als dopinginquisiteur en bureaucratisch, alleen maar verharden. Ook neemt het risico van ‘missed tests’ toe. En wat verandert er door het klagen? Niks, want de regels worden internationaal door de World Anti Doping Agency vastgelegd en iedere sporter moet daaraan voldoen.
Doping is een bedreiging voor de topsport die zo krachtig mogelijk moet worden bestreden. Daar is heel sportminnend Nederland het over eens. Maar zodra een anti-dopingautoriteit ook echt gaat optreden, wordt het ineens anders. Zwemster Kromowidjojo riep zelfs dat zij de deur niet meer uitdurfde. Bang om een controleur mis te lopen en dan de aantekening ‘missed test’ achter de naam te krijgen. Betrokkenen zouden zich daarom in alle nuchterheid eens een paar vragen moeten stellen.
Klopt het dat doping de bodem wegslaat onder geloofwaardige topsport en de bereidheid van sponsors vele miljoenen in de sport te steken?
Kun je een bedreiging aanpakken zonder afdoende middelen?
Is het niet logisch dat je zelf als topsporter ook enige moeite moet doen?
Waarom vind je het invullen van een formulier voor een verzekeraar of de fiscus wel normaal, maar noem je dat bij een anti-dopingautoriteit ineens ‘bureaucratie’?
Als een concurrent drie testen mist en daarmee een schorsing oploopt vinden we dat verdacht. Waarom dan zelf niet zorgvuldig zijn?
Waarom vind je veiligheidscontroles op Schiphol en elders volkomen aanvaardbaar, terwijl die minstens zoveel tijd en omslachtigheid vergen als een dopingcontrole?
Topsporters en hun coaches zouden zich, voordat zij klagen, moeten realiseren wat er op het spel staat. Juist ‘schone’ sporters hebben belang bij een adequate aanpak van doping. Want de kleine groep gebruikers verpest het voor de anderen en brengt de sport veel schade toe. Het grote publiek vraagt niet om wedstrijden tussen apothekersklanten. En sponsors worden buitengewoon huiverig als hun merk wordt geassocieerd met zulke oneerlijke praktijken. Vraag het maar aan de Rabobank die zijn ‘Rasmussen-ervaring’ heeft gehad en zich bij nieuw dopingongerief bij het fietsen waarschijnlijk de vraag zal stellen of zij zich niet uit deze tak van sport moet terugtrekken. Wat een zware klap voor de Nederlandse wielersport zou zijn.
Aan elk beroep kleven nadelen en een nadeel van het ‘vak’ topsporter is, dat er een dopingprobleem bestaat dat moet worden aangepakt. De belasting die topsporters van het Whereabouts-voorschrift ervaren, valt best mee. Iedere sporter moet voor elke dag één specifiek uur aangeven waar hij zich bevindt. Zodat een eventuele onverwachte controle dan plaats kan vinden. Daarnaast wordt gevraagd naar training- en wedstrijdinformatie en verblijfplaats. Het doorgeven van Whereabouts-gegevens kost enkele minuten per dag. Het beeld van arme topsporters die aan weinig anders toekomen dan het administreren van hun Whereabouts is dus buiten elke proportie.
Waarom kan een topatleet zich in talloze opzichten wel voorbeeldig gedisciplineerd gedragen – van voeding tot training, van rust tot sponsorverplichtingen – maar niet als hij een plasje moet doen, een formulier moet invullen of met een sms’je of online aan de Dopingautoriteit moet melden waar hij straks uithangt? Dat herhaaldelijk moeten aankondigen waar je zit, is soms behoorlijk irritant, zoals ik zelf als tafeltennisser jarenlang heb ervaren, maar dat maakt je nog geen ‘slachtoffer’.
Hoeveel sms’jes verstuur je wel niet per dag? Die paar erbij naar de Dopingautoriteit is toch niet te veel gevraagd voor het bestrijden van doping? Het gaat om je boterham en dat wat je het allerliefste is: je sport.
De Atletencommissie van het NOC*NSF heeft eind 2008 de ‘100 procent dopefree’-campagne gelanceerd. Meer dan 12 duizend atleten, onder wie veel topatleten, hebben zich aangemeld en spreken zich uit voor een dopingvrije sport. De commissie grijpt iedere kans aan om verbeteringen in het systeem te bepleiten bij de Dopingautoriteit en vraagt atleten, coaches en beleidmakers professioneel om te gaan met de verplichtingen rond het antidopingbeleid.