Een zaal vol lachende gezichten door dirigent Richard Egarr
Over een gave orkestklank ging het niet. Wel over de noodzaak van proberen, durven en genieten.
Dirigent Richard Egarr kietelde de orkestmusici met energieke, onstuimige Beethovens.
Het interessantste orkestlaboratorium van Nederland staat aan de Haagse kust. Tussen hengelsportvereniging De Afrit en strandpaviljoen La Cantina is het Zuiderstrandtheater opgetrokken. Daar bivakkeert het Residentie Orkest, tot in 2019 het nieuwe Haagse cultuurpaleis opent. De club die in kwaliteit ooit het Concertgebouworkest naar de kroon stak, hing na bezuinigingen aan een zijden draad. Zwaar afgeslankt bezint het zich in de zeelucht op de toekomst.
Richard Egarr, de Britse oude-muziekspecialist, schoot te hulp met muziek die het hart vormt van het orkestrepertoire: de symfonieën van Beethoven. Als dirigententype is Egarr een slimme keus. Hij heeft zich bewezen als een muzikant van het joyeuze soort, voor wie schwung oneindig belangrijker is dan gepietepeuter. Bovendien bleek het meegenomen dat hij een concert vanaf de piano als een Hans Liberg kan introduceren.
Egarrs presentatie leverde niet alleen in de zaal lachende gezichten op. De orkestmusici kietelde hij met energieke, onstuimige Beethovens. Spelen op routine was er niet bij. Nu eens zwengelde de dirigent als een orgeldraaier, dan weer imiteerden zijn ellebogen de vogeltjesdans.
Egarrs Beethoven ligt in de lijn van Frans Brüggen en het Orkest van de Achttiende Eeuw: veel zwier, ploffende accenten en blazers die op z'n tijd subtiel smachten. Over een gave orkestklank ging het niet, in de Eerste en Zevende symfonie. Wel over de noodzaak van proberen, durven en genieten.
Gastdirigent Egarr kreeg niet alle stramheid weggemasseerd. Maar zo'n uit de losse pols geschetste Beethoven biedt wel perspectief.
undefined