Interview

Een stiefgezin kán duurzaam geluk brengen. Maar hou rekening met de principiële onevenwichtigheid, waarschuwt deze onderzoeker

Het leven in een stiefgezin kent zo zijn eigen beproevingen. Dat het nog best vaak goed gaat, mag een klein wonder heten, dacht filosoof, hbo-docent, vader en stiefvader Johannes Mol. Hij ging op zoek naar het hoe en waarom.

Ianthe Sahadat
Het leven in een stiefgezin kan complex zijn.  Beeld Wieger Windhorst
Het leven in een stiefgezin kan complex zijn.Beeld Wieger Windhorst

Johannes Mol (57) kreeg op zijn 34ste een relatie met een vrouw met een dochtertje van 2. In de jaren die volgden kregen Mol en zijn vrouw samen twee dochters, de halfzussen van Stine, zoals de stiefdochter van Mol heet. Al hebben de drie inmiddels volwassen vrouwen (van 19, 20 en 24) elkaar altijd zussen genoemd.

Mol is filosoof en docent sociaal werk aan de Hogeschool Leiden. Samen met 35 studenten deed hij de afgelopen tien jaar onderzoek naar stiefgezinnen. Ze interviewden ruim 350 stiefvaders, stiefkinderen, moeders en stiefmoeders. Zijn bevindingen heeft hij gebundeld in het boek Stiefvadergezinnen, waarin de nadruk inderdaad ligt op de mannelijke variant. Omdat, volgens Mol, de overgrote meerderheid van de in Nederland verschenen boeken door stiefmoeders is geschreven. Wat opmerkelijk is, aangezien driekwart van de stiefgezinnen een stiefvadergezin betreft. Op dit moment leeft ruim een half miljoen (16 procent) minderjarige kinderen in een gezin met één of meerdere stiefouders.

Stiefgezinnen vallen in de categorie ‘complexe gezinsverbanden’, volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Vaak treft een alleenstaande ouder na een scheiding of overlijden een nieuwe liefde. Zodra die nieuwkomer zich onder hetzelfde dak vestigt als ouder met kind transformeert diegene, in elk geval statistisch, tot stief.

Dat de ‘complexiteit’ goed kan uitpakken, blijkt ook. Van de volwassenen die als kind na een scheiding van hun ouders of een overlijden met de nieuwe partner van hun moeder hebben gewoond, beschouwt maar liefst 44 procent deze stiefvader als vader. Deze uitkomst van een onderzoek van het CBS en de Universiteit van Amsterdam uit 2018 deed Mol goed.

Meestal gebruiken de volwassen kinderen uit het onderzoek de voornaam van de stiefouder als ze tegen anderen over hem of haar spreken. Een miniem percentage noteerde bij het rijtje ‘anders’ een eigen antwoord. Dat leidde volgens de onderzoekers tot een ‘rijke variatie’ waarin behalve ‘bonusmoeder’, ‘oom’ en ‘cadeaupapa’ , ook ‘heks’ en ‘die klootzak’ opdoken.

Mol en de moeder van zijn dochters waren veertien jaar lang een stel. Acht jaar geleden gingen ze uit elkaar. Deze gebeurtenis geeft het boek van Mol een extra laag. Want wat gebeurt er met een stiefrelatie als de verbindende factor (in dit geval de moeder) niet langer verbindt?

Mol richt zijn blik niet alleen op de individuele verhalen van de betrokkenen. Hij probeert het stiefgezin op een elementair niveau te doorgronden en ontleden. Om de dynamiek in een stiefgezin te begrijpen, is het volgens Mol noodzakelijk om de basisingrediënten te erkennen die in vrijwel elk stiefgezin een rol spelen: verdriet, loyaliteit, een disbalans in geven en krijgen en onduidelijkheid over verantwoordelijkheden.

Ter geruststelling van (stief)lezers meldt Mol in zijn inleiding dat een stiefgezin heus ook ‘echt en duurzaam geluk kan brengen’.

Ook een stiefgezin kan ‘echt en duurzaam geluk brengen’.  Beeld Wieger Windhorst
Ook een stiefgezin kan ‘echt en duurzaam geluk brengen’.Beeld Wieger Windhorst

Een enkele stiefvader in uw boek zegt dat hij op dezelfde manier van zijn stiefkind houdt als van zijn eigen kind. Denkt u dat dat kan?

‘Ik wil geen absolute uitspraken doen, maar in de meeste gevallen is het gevoel voor de eigen kinderen anders dan voor een stiefkind. Als er iets met mijn dochters aan de hand is, ervaar ik als vader een primaire oprisping van verantwoordelijkheid, ook nu ze volwassen zijn nog. Alsof ik meteen de boel moet komen oplossen. Bij mijn stiefdochter is dat anders. Zij kan mij om hulp vragen, maar ik bezit een gedelegeerde verantwoordelijkheid. Ik kan die niet opeisen.

‘Toen we nog een gezin vormden, was ik gewoon haar opvoedende vader, maar ik heb nooit dezelfde rol gespeeld als voor mijn dochters. Het ontbrak ook aan herkenning. Mijn dochters zijn net als ik rustig en beschouwelijk, mijn stiefdochter is extravert, houdt van veel mensen en veel praten. Maar het zit ook in onbenullige dingen, zoals aandacht voor woordgebruik of hoe je kleine dingen doet. Ouders bestaan voort in hun kind, zo voelen ouders dat, bij een stiefkind heb je dat niet.

‘Kinderen voelen zich op een onmiddellijke manier verbonden met hun ouders. Met een stiefouder kán een kind een band opbouwen, maar dat kost tijd en die band is zelden onvoorwaardelijk. Daarom heb ik het in mijn boek over een scheve economie. Een stiefouder investeert over het algemeen meer dan hij of zij terugkrijgt. Dan heb ik het niet over kostwinnerschap, maar over aandacht, tijd en liefde – emotionele investeringen. Hierin zit overigens een groot verschil tussen stiefmoeders en stiefvaders.’

Hoe bedoelt u?

‘Wat de maatschappij verwacht van stiefmoeders is veel groter. Een stiefmoeder móét moederen, zorgen en deelnemen. Zij móét een emotionele band hebben met de kinderen, ze kan niet zomaar de vriendin van papa zijn. Die verwachting zit in iedereen: partners, kinderen, buren, docenten, grootouders en stiefouders zelf. Het ligt in het verlengde van de gigantische maatschappelijke verwachting die we van moeders hebben.

‘Stiefmoeders lopen daarom veel meer risico om uitgeput te raken of leeggezogen te worden. We hebben minder stiefmoeders gesproken, maar wat opviel zijn de antwoorden die kwamen op de open vraag: wat is jouw verantwoordelijkheid voor je stiefkind? Mannen beginnen meteen over regels opstellen en handhaven – dat is waar ze aan denken als het gaat over kinderen grootbrengen. Terwijl stiefmoeders denken aan zorgen, en dan pas aan opvoeden. Stiefmoeders denken aan vieze haren, gymtassen en te kleine kleren, stiefvaders vertellen over samen voetballen of vissen.

‘Een opmerkelijk voorbeeld zie je in de verdeling van taken. Stiefvaders doen over het algemeen meer in het huishouden dan vaders. Dat zien ze niet als iets wat ze voor de kinderen doen, maar als taak om hun partner te ondersteunen. Daar kiezen ze zelf voor. Stiefmoeders krijgen die huishoudelijke rol als vanzelfsprekend toebedeeld, van een keuze is vaak amper sprake. Stiefvaders kunnen zich volledig onttrekken aan het gezinsleven. Die zeggen: ik ben er vandaag niet of ik zit in de kroeg. Een stiefmoeder niet, want dat stuit op afkeuring of de relatie loopt spaak. Mannen hebben hierin veel meer vrijheid dan vrouwen, dat is heel scheef.’

'Mannen hebben veel meer vrijheid dan vrouwen’.  Beeld Wieger Windhorst
'Mannen hebben veel meer vrijheid dan vrouwen’.Beeld Wieger Windhorst

Zo ontstaat volgens u het archetype van de ‘boze stiefmoeder’.

‘Vrouwen die zich niet met de kinderen van hun geliefde willen bezighouden, voelen zich vaak klemgezet. Uit de interviews bleek dat ze toch een zorgende rol op zich nemen, omdat de vader allerlei zaken niet doet of ziet bij zijn kinderen. Zo beschreef een stiefmoeder dat haar man veel werkt en nooit doorvraagt als zijn dochter uit school komt en duidelijk niet lekker in haar vel zit.

‘Het is pijnlijk als een vrouw dingen doet voor de stiefkinderen maar niet van harte. En kinderen tonen natuurlijk geen dankbaarheid, die vinden het zorgen vanzelfsprekend. Sterker nog: ze accepteren de zorg, maar ze zijn vaak ook boos op de stiefmoeder. Zo van: waar bemoeit ze zich mee, het is mijn moeder niet. Waar stiefvaders het best vaak goed kunnen doen, lijken stiefmoeders veel verkeerd te kunnen doen, terwijl ze gemiddeld genomen meer hun best doen.’

Een stiefgezin kan slagen, maar dan moet het streven naar een ‘heel’ gezin worden losgelaten, schrijft u.

‘Uit vrijwel alle verhalen van leden van stiefgezinnen spreekt de wens naar een kerngezin. Naar een plek waar iedereen ‘natuurlijk’ bij elkaar hoort. Die wens blijkt een recept voor teleurstelling. Want de onevenwichtigheid van stiefgezinnen is principieel niet op te lossen. Je kunt er hoogstens mee leren omgaan.

‘Ik beschrijf het stiefgezin als een economie van het tekort. Alle partijen ervaren een tekort. Het kind heeft zijn bestaansbron niet meer bij elkaar, de moeder staat er in de primaire ouderrol alleen voor en de stiefvader moet veel accepteren en investeren in het stiefkind en krijgt er relatief weinig voor terug. Wie zich realiseert dat dit het basale krachtenveld is, zal minder geneigd zijn een van de personen te beschuldigen als het moeizaam loopt. Veel ‘schuld’ ligt immers in het systeem. Wie dat aanvaardt, kan een bevredigend gezinsleven opbouwen.’

U schrijft dat het u niet goed lukte, dat ‘basale krachtenveld’ te aanvaarden.

‘Mijn stiefdochter en ik botsten veel. Ze was vaak bozig, ik vond dat haar moeder overbezorgd of afschermend reageerde en ik verweet mezelf een gebrek aan inlevingsvermogen. Ik ben met de jaren meer gaan begrijpen dat andere krachten bepalender zijn.

‘De manier waarop mijn stiefdochter in de knel zat tussen haar ouders, heeft veel invloed op mijn relatie met haar gehad. Ik zag wel dat zij veel verdriet en angst had, maar reageerde vooral op het bozige gedrag waarin zich dat vertaalde. Terwijl dat verdriet en die angst voortdurend een rol speelden. Net zoals het bezorgde gedrag van haar moeder niet iets was of is dat eventjes opspeelt. Het is heel wezenlijk: als gescheiden ouder ben je ervan doordrongen dat je kind niet altijd beide ouders heeft, dat gevoel sijpelt overal doorheen. Je probeert dat te compenseren.’

null Beeld Wieger Windhorst
Beeld Wieger Windhorst

U bent niet meer samen met de moeder van uw stiefdochter. Bent u nu stiefvader af?

‘Op het moment dat mijn partner en ik uit elkaar gingen, vond mijn stiefdochter in eerste instantie dat zij en ik niks met elkaar te maken hadden. Destijds begreep ik dat niet, nu weet ik dat ze existentieel koos voor haar moeder.

‘Ze is jarenlang eens per week komen eten, terwijl ik dus niet meer met haar moeder woonde. Ik ben nooit opgehouden haar stiefvader te zijn. Met halfzussen erbij is het lastig om elkaar helemaal uit het oog te verliezen, maar ik ken een hoop ex-stiefouders die geen contact meer met hun voormalige stiefkinderen hebben, ondanks jarenlange deelname aan hetzelfde gezinsleven.

‘Ik kan het heel goed met Stine vinden, maar we hebben er aandacht en onderhoud in moeten steken. Anders was onze relatie gewoon gestopt. Ze komt vanavond eten, zonder haar zussen.

Kunt u zich nog herinneren hoe u het vond dat de vrouw op wie u verliefd werd een dochtertje van 2 had?

‘Ik vond het leuk en onproblematisch. Over het stiefvaderschap dacht ik niet na. Aanvankelijk zag ik haar moeder alleen als Stine bij haar vader was. Ik ben eigenlijk pas stiefvader geworden met de geboorte van mijn oudste dochter.

‘Achteraf kan ik vaststellen dat ik onbewust altijd heb gedacht dat ze langzamerhand mijn dochter zou worden. Dat we op een gegeven moment een ‘gewoon’ gezin zouden worden. Dat is mijn grote naïviteit geweest. Een stiefrelatie, of hij nu diep of oppervlakkig is, is wezenlijk anders dan een ouder-kindrelatie. De band tussen een kind en ouders – hoe ingewikkeld, scheef of problematisch ook – is vanzelfsprekend, er is sprake van ouderlijke verantwoordelijkheid en existentiële loyaliteit. De band die een stiefouder en kind opbouwen is per definitie breekbaarder: het gaat om een verworven loyaliteit en onduidelijke verantwoordelijkheid die zomaar kunnen ophouden te bestaan.

‘Ik was en ben niet háár vader, maar de vader van haar zussen. Voor haar ben ik Johannes, dat is een eigen categorie. Dat hebben we van veel mannen in de interviews gehoord. Ze zijn niet een stiefvader, maar Chris of Thijs.’

U schrijft: het slagen van een stiefgezin begint bij het accepteren dat een stiefgezin is gebouwd op pijn en verdriet. Dat klinkt treurig.

‘Wat ik vooral bedoel: zie in dat heel veel alledaagse spanningen en irritaties voortkomen uit het systeem, uit de ondergrond waarop het gezin is gebouwd. Bij problemen willen we graag iemand de schuld geven, dat is een menselijke neiging. Maar een stiefgezin heeft nu eenmaal meer spanningen dan een kerngezin.

‘De stiefouder denkt: ik doe mijn best, dus het zal wel aan de anderen liggen. Maar dat is niet zo, het verlicht zo veel als je je realiseert dat er verdriet en een tekort onder ligt dat niet tijdelijk van aard is, maar blijvend. Het kind mist altijd een van beide ouders, de ouder moet veel alleen doen en de stiefouder investeert en krijgt daarvoor relatief weinig terug: drie mensen die iets tekortkomen. Als dat je uitgangspunt is, je niet denkt in termen van schuld en je daar oog voor houdt, kun je iets heel liefdevols en veiligs opbouwen.’

U onderscheidt vier typen stiefvader in uw boek.

‘Ongeveer 10 procent van de mannen uit ons onderzoek valt in de categorie ‘echte vader’, ze zijn én emotioneel nauw betrokken én voeden op. Hij is geen vervanger van de biologische vader of concurrent, hij staat ernaast. Zijn tegenpool is ‘de vriend van moeder’, die zich nadrukkelijk afzijdig houdt van de kinderen van zijn partner. Ze interesseren hem niet zo en daar voelt hij zich niet schuldig over.

‘Bijna de helft van de mannen manifesteert zich als ‘de opvoedende man in huis’, het type: mijn huis, mijn regels. Emotionele verbondenheid is ondergeschikt en niet altijd in ruime mate aanwezig. Deze man beschrijft het stiefgezin als een machtsspel. Ouders maken de regels, kinderen tonen respect. Als dit soepel verloopt, is hij content. Zo niet, dan gaat hij de strijd aan.

‘Het laatste type is ‘de vriendschappelijke begeleider’, waartoe ongeveer een derde van de vaders behoort. Dit type zie je vaak in situaties van co-ouderschap. Ze steunen de moeder in haar opvoedende rol, maar zien de opvoeding nadrukkelijk als taak van de biologische ouders. Ze ‘zijn er’ voor de kinderen, zoals ze het vaak formuleren, doen leuke dingen met hen. Het is nadrukkelijk geen machtstype dat zijn plaats opeist. Hij kijkt naar wat nodig is en handelt daarnaar. Het gaat vaak om mannen die actief zijn in het huishouden, koken, de was doen, kinderen halen en brengen. Een deel van deze mannen maakt wel onderscheid tussen huisregels en opvoedregels. Huisregels gaan over zaken als afwassen en opruimen, zaken die niets met de ouder-kindrelatie te maken hebben, maar met het samen leven in één huis.’

‘Huisregels hebben niets met de ouder-kindrelatie te maken’.  Beeld
‘Huisregels hebben niets met de ouder-kindrelatie te maken’.

Welk type was u?

‘Zoals de meeste mannen, pas ik niet volledig in één categorie. Ik denk dat ik vijftien jaar geleden het meest in de groep van ‘opvoedende man in huis’ viel. Nu ben ik meer een ‘echte vader’. Al zou ik deze vraag aan mijn stiefdochter moeten stellen, want kenmerkend voor een ‘echte vader’ is dat die als het ware door het kind wordt geadopteerd. Ik geloof trouwens niet dat er een soort ideale vorm bestaat, de leden van een gezin mogen samen bedenken hoe ze het vorm willen geven.’

Doe het als stiefvader rustig aan.  Beeld Wieger Windhorst
Doe het als stiefvader rustig aan.Beeld Wieger Windhorst

Wat zou u tegen een prille stiefvader willen zeggen?

‘Doe het rustig aan, er is geen haast om welke rol dan ook op je te nemen. Je zult je af en toe buitengesloten voelen en dat blijft zo en dat is pijnlijk. Verplaats je in het perspectief van het kind, want dat voelt zich af en toe ook buitengesloten.

‘Bij kleuters zie je dat het kind zich er soms letterlijk tussen wurmt, en dan pontificaal met de rug naar de stiefouder gaat zitten. Of in bed, aan de kant van de ouder gaan liggen en de ouder naar zich toe trekken. Het is beeldend en instinctief gedrag. Mama is van mij, jij moet even weg. De grootste valkuil is dat te willen oplossen. Het valt niet op te lossen, het is gewoon zo.’

Johannes Mol: Stiefvadergezinnen. Hoe ze functioneren en waarom ze zo functioneren. 216 pagina's SWP. € 24,90.

Bonus, plus of stief

Johannes Mol is geen voorstander van woorden als ‘bonusouder’ of ‘plusouder’. ‘Ik begrijp wel dat ze gekozen zijn om het idee positiever te maken. Maar ze verdoezelen ook de onderliggende problematiek. Ik vind het ingewikkelde gevoel dat het woord ‘stief’ oproept juist passend. Het bijzondere aan een stiefouder is niet dat hij of zij een bonus of extraatje is, het bijzondere is dat er sprake is van een ingewikkelde situatie. De etymologische stam van stief is ‘stiep’, dat zoiets betekent als ‘beroofd van een bloedband’. Dat is precies waar het hierover gaat. Het opgedane verdriet kleurt het hele (stief)leven.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden