Modeweek Parijs
Een show als een spijtbetuiging bij Balenciaga – opdat we alle ophef maar gauw vergeten
Voor inspiratie duiken oude modehuizen maar al te graag in het verleden, zo bleek tijdens de Parijse modeweek. Maar als het gaat om missers en schandalen is het geheugen opeens opmerkelijk slecht.
Geesten, noemde ontwerper Jonathan Anderson ze, de witte hemdjurken van zijdesatijn waarmee hij vorige week vrijdag de vrouwenmodeshow van het Spaanse luxemerk Loewe opende. De Ierse Anderson staat bekend om zijn artistieke spel met de codes van de mode, en daar waren de jurken een toonbeeld van. Op de voor- en achterkant waren fotoprints van oude kledingstukken gedrukt: een jarentwintig-bloemetjesjapon, een bontmantel, een trenchcoat. De prints waren niet scherp maar eerder schimmig, als herinneringen die aan de witte stof waren blijven kleven. Daarmee wilde Anderson benadrukken dat mode niet over het huidige moment gaat, schreef hij in de shownotities, maar juist over later. Hoe denken we terug aan wat er was, hoe krijgt dat vorm in ons geheugen en wat doen we er vervolgens mee?
Het was een opmerkelijk standpunt halverwege de Parijse modeweek, die juist helemaal om het moment lijkt te draaien. De alledaagse praktijk van de mode is immers gericht op het heden: het aantrekken van kleding is het beantwoorden van de vraag wie we nu, op dit moment, willen zijn. Eerdere versies van onszelf overschrijven we steeds met updates in de vorm van nieuwe kleren of alternatieve stylingtrucs. Tijdens Paris Fashion Week gebeurt dat op macroniveau: daar wordt invulling gegeven aan hoe het ‘nu’ eruitziet, wat in is (of komt), en wat uit.
Over de auteur
Nora Veerman schrijft sinds 2022 voor de Volkskrant over mode.
Opvallend daarbij is het kortetermijngeheugen van de industrie: niet alleen voor de trends, maar ook voor de thema’s van vorige seizoenen. Tijdens de coronapandemie werd nog druk gepleit voor systeemverandering in de mode: een realistischer modekalender, meer lokale shows. Daar was nu weinig meer van te merken. Internationale pers, influencers en andere bekendheden vlogen als vanouds de wereld over voor een showseizoen dat bijna twee maanden duurde, met Parijs als afsluiter na New York, Londen en Milaan. Een jaar geleden was er nog veel aandacht voor de oorlog in Oekraïne, met sobere shows zonder muziek, afgelaste afterparty’s en ontwerpers in blauw-gele truien. De oorlog woedt nog steeds, net als de reeks andere conflicten, maar tijdens deze modeweek voor herfst en winter 2023/2024 repte vrijwel niemand er meer over. Shows en feesten vonden doorgang als altijd en de collecties zelf wakkerden de partystemming verder aan met glitters, glans en kralen.
Een voorbeeld was Chanel, waar metallic draden werden verweven in de klassieke boucléstoffen en broeken bezaaid waren met pailletten. Ook Valentino ging voor glimmers, met een lange roze lovertjesjas en een discobal-jurk met zilveren kralen. Bij Miu Miu sloot de show af met drie modellen in panty’s, coltruien en piepkleine glitteronderbroekjes, een ondeugende noot na een verder vrij serieuze collectie.
Rick Owens: waardigheid versus agressie
Toch wees niet alle schittering erop dat de ellende was vergeten. Bij de Amerikaanse ontwerper Rick Owens stond de oorlog in Oekraïne wel op het netvlies. Hij had zich het afgelopen jaar laten inspireren door de kracht van waardigheid tegen de achtergrond van agressie, schreef hij in zijn shownotities. Zijn gewatteerde ‘donutdrapages’, zoals hij ze noemt, zagen eruit alsof ze wel tegen een stootje kunnen. Tegelijkertijd hadden de slepen, plooien en zachte glans van matte pailletten iets kalms en koninklijks. Niet zozeer feestelijk, eerder ceremonieel.
De Belgische ontwerper Dries van Noten gebruikte ook goud, maar niet om deze tijd op te dirken: eerder om te wijzen op het verstrijken ervan. Klassieke pakken werden voorzien van patronen met goudkleurige, met de hand genaaide steekjes. Daarmee werd de toeschouwer aan het denken gezet over het kleermakersambacht, vaker een thema bij Van Noten, en de uren die in het maken van een kledingstuk gaan zitten. Rafelranden en uit elkaar getrokken weefsels lieten zien hoe mooi de sporen soms kunnen zijn die de tijd in stoffen achterlaat. In dezelfde richting wees het werk van de Chinese ontwerper Uma Wang, die net als Van Noten werkt vanuit materialen en texturen. In haar collectie verwerkte ze kunstmatig verouderde stoffen als opgeruwd fluweel en gewassen, vervilte wol.
Fluweel speelde eveneens een rol in de najaarscollectie van Christian Wijnants. De Belgische ontwerper dook de afgelopen maanden in zijn geheugen op zoek naar inspiratie. Die vond hij in voorbije bezoekjes aan monumentale Belgische huizen, musea en hotels, panden met stukgelopen tapijtvloeren en gebloemde tegelmuren, fluwelen gordijnen en gesteven lakens. Die indrukken vertaalde Wijnants naar fluwelen negligés met behangmotieven, dubbelzijdig breiwerk met losgesneden draden, knisperende blouses en schemerige plantenprints. Je hoefde er maar naar te kijken of je zag de statige kamers al opdoemen. Minus de muffe lucht, gelukkig: Wijnants hield de collectie fris met heldere kleuren en sportieve snitten.
Westwood en Rabanne: terug naar toen
Als het om inspiratie gaat heeft de modewereld vaak een goed geheugen. Sterker nog, sommige modehuizen bestaan bij de gratie ervan. Het zijn de huizen waarvan de oprichter inmiddels is overleden, maar die voortbestaan met de bedoeling het erfgoed van de grondlegger levend te houden. Het afgelopen halfjaar ontvielen de mode-industrie twee van zulke grondleggers: de excentrieke en activistische punkkoningin Vivienne Westwood en de Spanjaard Paco Rabanne. Rabanne maakte in de jaren zestig furore met mini-jurken opgebouwd uit plaatjes metaal. Rond zijn vernieuwende modevisie bouwde hij later een parfumimperium.
Die parfums zijn nog steeds het bloed in de levensader van het modehuis Paco Rabanne, maar onder de huidige hoofdontwerper Julien Dossena, sinds 2014 werkzaam bij het merk, gebeurt er ook op modegebied veel. Tijdens de Parijse modeweek bracht Dossena een eerbetoon aan Rabanne. Hij creëerde in navolging van Rabanne complexe creaties in metaal, en liet daarnaast een aantal van Rabannes originele ontwerpen de catwalk over gaan.
Bij Vivienne Westwood, waar Westwoods weduwnaar Andreas Kronthaler aan het roer staat, gebeurde iets gelijkaardigs. Kronthaler mengde voor zijn collectie historische invloeden met punk à la Westwood, en presenteerde daarnaast kledingstukken met portretten van zijn grote liefde erop. Een van de modellen was Sara Stockbridge, muze van Westwood vanaf de jaren tachtig.
Ook bij modehuizen waar de oprichter al langer overleden is, kozen ontwerpers voor een focus op de iconen van toen, zoals Olivier Rousteing bij Balmain. Meer dan in voorgaande jaren dook Rousteing in de archieven, waaruit hij jarenvijftigdecolletés, uitwaaierende jaspanden en platte hoeden plukte. De Amerikaan Daniel Roseberry, ontwerper bij het Franse couturehuis Schiaparelli, toonde tijdens de modeweek zijn eerste ready-to-wear-collectie voor het merk. De humor, het kleermakersoog en de artistieke sensitiviteit van Elsa Schiaparelli in de jaren dertig indachtig naaide hij gouden knoopjes in de vorm van tepels op colberts en beschilderde hij jassen met Matisse-achtige motieven.
Snelle wissels en vergeetachtigheid
Toch toont de modewereld met haar wisselende hoofdontwerpers juist ook weer een kort geheugen. Dat wisselen gebeurt de laatste jaren namelijk steeds sneller; waren twintig jaar geleden contracten van tien jaar nog gebruikelijk, tegenwoordig is het eerder een jaar of drie, vier. Ook de afgelopen maanden werd er weer flink geschoven. Eerder deze winter presenteerde de Brit Daniel Lee zijn eerste collectie voor het eveneens Britse Burberry, nadat de creatieve directie drie jaar in handen was geweest van een Italiaan, Riccardo Tisci. Bij het vrouwelijke, jonge Nina Ricci volgde de 27-jarige Brits-Amerikaanse Harris Reed het Nederlandse duo Lisi Herrebrugh en Rushemy Botter op.
Ludovic de Saint-Sernin debuteerde bij het Belgische modemerk Ann Demeulemeester, als opvolger van Sebastien Meunier. Opmerkelijk is dat bij al die wissels de socialemediakanalen van de merken volledig werden leeggehaald, alsof het Nina Ricci van Botter en Herrebrugh, of het Ann Demeulemeester van Meunier, nooit had bestaan. Daarin toont de mode-industrie zich, al dan niet opzettelijk, bepaald vergeetachtig.
Is nieuw per definitie beter? De debuutshows van Reed voor Nina Ricci en De Saint-Sernin (Demeulemeester) in Parijs gingen gepaard met beloftes, geschreven of ongeschreven. Allebei zijn het jonge ontwerpers met een genderfluïde benadering en een uitgesproken stijl. De 31-jarige De Saint-Sernin maakte de afgelopen jaren naam met sensuele, vaak loeistrakke kleding met doorkijkjes en vetersluitingen. De vier jaar jongere Reed, een voorloper in de queergemeenschap en bekend om zijn theatrale ontwerpen, maakte in de aanloop naar zijn debuut al rodeloperkleding voor Harry Styles en Florence Pugh die suggereerde dat ‘zijn’ Nina Ricci dezelfde kant op zou gaan.
Die verwachting kwam uit. Reed presenteerde bij Nina Ricci grootse, sprekende silhouetten, die echter nog weinig verfijnd waren. Misschien was Reed voor zijn debuut juist op een statement uit. Met de collectie wilde hij duidelijk maken dat zijn Nina Ricci ‘voor iedereen’ zou zijn, meldde hij. ‘My Nina... The Nina that is for everyone’, kopte hij op Instagram na zijn eerste show. Maar als dat de bedoeling was, had de cast een nog betere afspiegeling van ‘iedereen’ kunnen zijn. Van de modellen was veruit het grootste deel nog altijd jong, lang en dun.
De eerste collectie van De Saint-Sernin bij Ann Demeulemeester was er een van stevig kleermakerschap in leer en vloeiende silhouetten met lange rokken. Bij wijze van bovenstuk droegen de vrouwen korte capes van wuivende schapenvacht, of over hun borsten een enkele, smalle veer. De collectie was als geheel wat vlak, zonder de power en de poëzie die trouwe Demeulemeester-fans gewend zijn, maar ook zonder de dramatische vernieuwing die met een debuut gepaard kan gaan.
Balenciaga: selectief geheugen
Wat zeker niemand op de modeweek nog was vergeten, was de ophef rond Balenciaga van afgelopen najaar. Het merk raakte meerdere keren in opspraak: eerst door het buitensporige gedrag van samenwerkingspartner Kanye West, met wie Balenciaga de banden verbrak. Niet lang daarna publiceerde Balenciaga twee controversiële advertentiecampagnes waardoor het merk ervan beschuldigd werd kinderexploitatie te promoten. In de eerste campagne waren kleuters te zien met tassen die oogden als teddyberen gehuld in bondagepakjes. De tweede campagne was gefotografeerd in een kantoorruimte waar documenten slingerden over kinderpornografiewetgeving.
Er kwamen verontschuldigingen van ceo Cedric Charbit en van hoofdontwerper Demna Gvasalia. Demna, zoals hij liever genoemd wil worden, zei op Instagram verantwoordelijkheid te nemen voor de ‘ongepaste’ afbeeldingen. Het werk van Demna voor Balenciaga is vaker provocatief: de afgelopen jaren maakte hij peperdure luxeproducten van Ikeatassen en versleten schoenen, en zijn laatste show gaf hij in een zelf ontworpen maanlandschap van stinkende modder. Evengoed gingen deze advertentiecampagnes ook hem veel te ver, zei hij.
De vraag was wat Demna tijdens Paris Fashion Week zou gaan doen. Het antwoord kwam in de vorm van een show die nederig was in stijl en presentatie. De ontwerper ging met de collectie terug naar waar zijn werk bij Balenciaga ooit begon: gedeconstrueerde kledingstukken en silhouetten met nadrukkelijke schouders. Er waren geen beroemdheden, er was geen finale, de ontwerper verscheen niet voor een buiging aan het slot. Het was een show als een spijtbetuiging.
Op Instagram zijn de verklaringen van Demna en Balenciaga inmiddels niet meer terug te vinden. Op de pagina van Balenciaga staan nu enkel nog de foto’s van de show. Wellicht hoopt het merk dat dit nare stukje geschiedenis voor de toekomst kan worden afgedekt. Of dat zal gebeuren, is nog ongewis. Het geheugen van de mode-industrie is niet per se goed of slecht, maar vooral selectief, dat werd tijdens de modeweek wel duidelijk. Wat dat betreft had Anderson het goed gezien: wat er op de lange termijn blijft plakken, dat weten we pas achteraf.
Nederlanders in Parijs
In Parijs waren ook meerdere Nederlandse labels aanwezig. De merken Hul Le Kes en Kassl hadden eigen showrooms in de stad. Ontwerper Duran Lantink organiseerde zijn eerste Parijse catwalkshow. Lantink, die meestal met overgebleven of gebruikte materialen werkt, verhuisde in het najaar naar Parijs. In zijn collectie waren - geheel in verhuisthema - delen van rugzakken verwerkt die hij tweedehands had aangeschaft op het Amsterdamse Waterlooplein.