Een rel van wereldformaat
Al deze kwalificaties vallen in Drees en Soestdijk, het nieuwe boek van Drees-biograaf Hans Daalder. Tien jaar lang ziet Drees zich gesteld voor het ene na het andere schandaal op het paleis. Zijn ‘crisis-management’ lijkt er vaak vooral uit te bestaan geen besluiten te nemen. Dat komt hem, van mensen die zijn modus operandi aanschouwen, op de geciteerde oordelen te staan.
En toch is het resultaat van Drees’ handelwijze: geen echtscheiding van koningin Juliana en prins Bernhard, geen abdicatie van de koningin (beide waren een serieuze dreiging geweest) en wel de gewenste verwijdering tussen Juliana en Greet Hofmans, nadat deze ‘gebedsgenezeres’ de politieke gemoederen – en later ook de krantenburelen – jarenlang had beziggehouden.
Daalder zelf is er de man niet naar om pertinente oordelen te vellen over de politicus naar wie hij al veertig jaar onderzoek doet. Zoals bekend uit de eerste twee delen van zijn biografie (en nóg twee delen te gaan) is hij een man die bij voorkeur de feiten laat spreken. Maar het zal geen toeval zijn dat hij het volgende citaat, van een dan 99-jarige Drees, tot slot van zijn boek verkoos: ‘Interessant is intussen, buiten de zuiver politieke kwesties, dat ik contacten had met drie koninginnen, met wie de verhoudingen merkwaardig goed zijn geweest.’
Drees, kortom, was van het soort dat ook nu tegenstrijdige reacties oproept: hij wilde de boel bij elkaar houden.
In dit subdeel van de grote Drees-biografie zijn het Juliana en Bernhard die het uiterste vergen van Drees’ – bij alle denkbare kritiek – onmiskenbare politieke vernuft. Hij moet in uiterst roerige jaren zorg dragen voor een voortgezette vereniging van parlementaire democratie en constitutionele monarchie.
Daalder schreef zijn boek vooruitlopend op de monografie van Wilhelmina-biograaf Cees Fasseur over de zaak-Hofmans, die in 2009 verschijnt. Hij heeft van koningin Beatrix exclusief toegang gekregen tot het rapport dat een Commissie van Drie opstelde over deze ‘rel van wereldformaat’, zoals kamerheer Van Maasdijk de kwestie ooit kwalificeerde. Maar Daalder geeft, nu Juliana en Bernhard zijn overleden, alvast de Drees-documenten vrij, en in samenhang met enig overig nieuw archiefmateriaal doemt een duidelijk beeld op van de toenmalige spanningen binnen de Kroon. Het boek laat zich tevens lezen als een precizering van de uitlatingen van prins Bernhard in diens postuum gepubliceerde Volkskrant-interview.
Drees krijgt een eerste idee van de verstoorde verhoudingen op Soestdijk als hij in 1949 persoonlijk kennismaakt met Hofmans, die ‘doorgevingen’ van Christus ontvangt. Zij heeft zich aan het hof een positie verworven, omdat zij de oogkwaal zou kunnen verhelpen van prinses Marijke (later Christina).
Voor Drees is meteen duidelijk dat zij in ‘orakeltaal’ spreekt. Helaas heeft zij een grote invloed op Juliana, die haar ziet als ‘een profeet uit het Oude Testament’ en zelfs zegt: ‘Ik zou zonder dit niet meer kunnen leven.’ Hofmans is zo gek niet of zij probeert met haar religieus-pacifistische ideeën politieke invloed uit te oefenen op Juliana.
In de hofhouding heeft Hofmans enkele medestanders, onder wie de grootmeesteres en de particulier secretaris, moeder en zoon Van Heeckeren van Molecaten. Het komt in de zomer van 1951 tot zogenoemde bezinningsbijeenkomsten op slot Het Oude Loo in Apeldoorn. Drees zelf en enkele van zijn ministers krijgen ook een uitnodiging, maar slaan deze pertinent af. Het is een van de momenten waarop Drees wél heel beslist is, omdat hij vindt dat de gang van zaken de onpartijdigheid van het staatshoofd in gevaar brengt. De stemming in het kabinet is dan al zover gevorderd, dat de meeste bewindslieden hopen ‘dat mej. Hofmans onder de tram zou komen’, zoals een staatssecretaris zich laat ontvallen.
Na de Oude Loo-conferenties volgt in de jaren ’51-’52 een cumulatie van conflicten waarvan, in de analyse van Daalder, de scherpte groter is dan tot nu toe werd gedacht.
Ruzie is er over de vestingsplaats in Nederland van de moeder van Bernhard, prinses Armgard. Ruzie is er ook omdat Juliana het ministeriële weigeringsbesluit op het gratieverzoek van de oorlogsmisdadiger Lages niet wenst te tekenen. En ruzie is er omdat Juliana de redevoeringen die zij houdt tijdens het staatsbezoek aan Amerika zelf schrijft en pas na zeer veel moeite enigszins wenst aan te passen. Juliana wil geen speeches ‘met een visie die kleinzieligheid tot horizon kiest’ – zij wil gedachten ‘op een hoger plan’ kunnen uitspreken. De constitutionele ruimte die zij bij die laatste twee zaken neemt, schiet menig minister in het verkeerde keelgat. Maar Drees dekt de boel af en Juliana komt ermee weg.
Waar Drees besluiteloos lijkt, wijst Daalder erop dat zowel de reeks conflicten in 1952 als die in 1956 zich afspelen in tijden van Kamerverkiezingen, in tijden dus van eerst politieke campagnes en vervolgens een demissionaire status van zijn opeenvolgende kabinetten. Mag hij de koningin weigeren afsluitende gesprekken te voeren met (nog net) zittende ministers? Met hoofdredacteuren om over ‘de internationale situatie’ te praten? Ook deze zaken leiden tot wrijvingen tussen koningin en kabinet.
Intussen verblijven de echtelieden ten paleize respectievelijk in hun Soestse en Baarnse vleugel, voorzover de ontrouwe Bernhard niet op reis is. De prins ergert zich mateloos aan de situatie. Zoals uit het Volkskrant-interview bekend is, heeft hij al vroeg besloten dat publiciteit het sterkste wapen is om uit de impasse te geraken. Hij heeft evenwel jaren nodig om het zwijgpact tussen politiek en pers te doorbreken; hij slaagt pas als op 13 juni 1956 met een artikel in Der Spiegel de Soestdijk-crisis een internationale affaire wordt.
Maar dan is de geest ook definitief uit de fles, hoewel de Nederlandse hoofdredacteuren, als zij op 8 juni vertrouwelijk worden ingelicht, nog altijd geen haast hebben met publiceren. Volgens Juliana getuigt het Spiegel-verhaal van ‘een door en door geperverteerde’ zienswijze.
Zoals eerder deze week bekend werd is de Commissie van Drie die de hofrel moest apaiseren, buiten aanvankelijk medeweten van Drees tot stand gekomen. Hoewel de zaak hem boven het hoofd dreigt te groeien, treedt hij wel weer kordaat op als secretaris Van Heeckeren op persoonlijke titel belet vraagt bij Drees. Hij wil dat de prins ‘in staat van beschuldiging’ wordt gesteld, maar Drees laat kortaf weten zijn stap, als lid van de hofhouding, ontoelaatbaar te vinden.
Als na twee maanden, op 24 augustus 1956, het eindrapport van de ‘wijze mannen’ gereed is, leidt dat tot een nieuwe crisis. Juliana hoort dat aan het offciële communiqué een mondelinge mededeling is toegevoegd waarin wordt gepreludeerd op een aanstaand vertrek van de ‘Hofmanskliek’. Er komt uiteindelijke een tweede commissie, de Commissie-Van Hamel, aan te pas om een modus vivendi voor de echtelieden te vinden. Ook alle correspondentie van die commissie zal pas openbaar worden in het toekomstige werk van Fasseur.
Vaststaat dat de Hofmanskliek inderdaad verdween en dat aan Drees’ premierschap een einde kwam – evenals aan wat hij ten slotte typeerde als ‘een schandaal van de eerste orde’.
Hans Daalder: Drees en Soestdijk – De zaak-Hofmans en andere crises 1948-1958. Balans; 282 pagina’s; € 19,50. ISBN 90 5018 739 0.