Een Pim met een hanenkam

Het theateraanbod van nu staat sinds kort bol van de actualiteit. Een monoloog die zó van Beatrix had kunnen komen, Fortuyns opkomst als Grieks noodlotsdrama....

Door Hein Janssen

De broer van Pim Fortuyn stond onlangs met een paar geestverwanten voor het Utrechtse theater Kikker, waar een try-out van de voorstelling Doop! werd opgevoerd. Hierin zou een loflied worden gezongen op Volkert van der G., de moordenaar van Pim Fortuyn. De broer van vond dat op voorhand smakeloos.

De koningin en in haar kielzog de minister-president maakten zich zorgen over de vermenging van feiten en fictie in het toneelstuk Landgenoten, Beatrix spreekt van Ger Beukenkamp. Met name Beukenkamps opmerking in een interview ('ik wil met dit stuk de monarchie van binnenuit uithollen') schijnt op het paleis tot een diepe frons te hebben geleid.

Gerardjan Rijnders schreef een toneelstuk over Pim Fortuyn aan de hand van Shakespeares Timon van Athene. De broer van liet het in dit geval afweten en protesteerde niet, waarschijnlijk omdat in dit stuk geen rol voor Volkert van der G. is weggelegd. Tim (lees Pim) gaat weliswaar dood, maar niet door moordenaarshand; hij stikt in zijn eigen kots, in de armen van zijn butler, gelegen op een witte bolide.

Opvallend veel theatermakers haken de laatste tijd in op actuele gebeurtenissen. Deze producties trekken veel publiek en leiden tot publiek debat, soms tot in de Tweede Kamer aan toe. Zij vormen een welkome aanvulling op opvoeringen van Shakespeare, Ibsen en Tsjechov en op al die moderne zwarte komedies vol relatieproblemen en dolende dertigers. Zelden in de Nederlandse toneelgeschiedenis was er zo weinig aanleiding voor de regelmatig terugkerende klacht over gebrek aan actueel theater.

De twee meest aansprekende voorbeelden dateren van vele jaren her. In 1987 leidde Het vuil, de stad en de dood van Rainer Werner Fassbinder tot heftige discussies over het vermeend antisemitische karakter van dit stuk. In 1996 was Srebrenica! van Guus Vleugel en Ton Vorstenbosch onderwerp van een heftige polemiek tussen de vaderlandse legertop en de toneelschrijvers. Gek genoeg bleef zo'n debat achterwege toen Angst en ellende in het rijk van Kok van hetzelfde duo in 1999 in première ging.

In dat stuk durft een oudere homoseksueel de straat niet meer op omdat hij daar door allochtone jongeren wordt bedreigd. Zijn werkster is nog het enige contact met de buitenwereld. Aan het eind van het stuk bekeert die werkster zich tot de islam, evenals een bevriende PvdA-politica. Beide dragen in dat slot een hoofddoek. Een waarschuwend vingertje, rake sociaal-maatschappelijke observaties en harde satire gingen in Angst en ellende hand in hand.

Het stuk kwam uit lang voordat de problemen van de multiculturele samenleving 'bespreekbaar' waren geworden in de politieke arena. Misschien verklaart dat het gebrek aan ophef destijds: wil de maker van actueel theater dat zijn voorstelling discussie oproept, dan moet hij niet te ver voor de muziek uitlopen.

Vaak reageert actueel theater dan ook op een debat dat al is losgebarsten. Vorig jaar schreef columnist Pieter Hilhorst het stuk Hetze, met als aanleiding de opkomst van een fenomeen als Fortuyn. Dit soort theater, waarin de actualiteit op de voet wordt gevolgd, is meestal niet bedoeld voor de eeuwigheid. Het wordt snel gemaakt, snel gespeeld en zet als het goed is het publiek aan tot een stellingname over actuele onderwerpen. Zoiets als een ingezonden stuk op een meingenpagina, maar dan gevat in een dramatische structuur.

De twee belangrijkste 'actuele' voorstellingen van dit moment volgen andere routes.Tim van Athene, dat vorige maand in première ging, staat deze weken in de Suikerfabriek te Halfweg en iedereen wil het stuk zien. Toetssteen, een theatergroep die toneel speelt uit liefhebberij, speelt in januari twee weken lang extra voorstellingen van Landgenoten, Beatrix spreekt om aan de vraag te voldoen.

Naar die twee voorstellingen gaat dit najaar de meeste aandacht uit. Beide stukken tonen de uitersten van hoe actueel theater kan zijn. In Tim van Athene gaat Rijnders flink aan de haal met de feitelijke gebeurtenissen en creëert aldus een fictieve wereld waarin het politieke, zakelijke en persoonlijke op magnifieke wijze theatraal worden uitgebuit. In Landgenoten houdt een actrice die sprekend op Beatrix lijkt een lange monoloog over de functie van de monarchie en de problemen daarin. Zo zou de echte koningin, die intellectueel niet van de straat is, hoogstwaarschijnlijk in het echt ook haar meest innerlijke gedachten kunnen formuleren.

Tim versus Beatrix: ongebreidelde fantasie tegenover fantasievol realisme; een voorstelling die het hoofd op hol brengt, tegenover de goedmoedige glimlach van herkenning. De acteur die als Pim bij Toetssteen zijn opwachting bij de majesteit maakt, is angstvallig gelijkend naar de echte gemodelleerd: kaal geschoren kop, strak pak, potsierlijke stropdas, onontkoombare aanwezigheid. Aus Greidanus jr. die bij Rijnders Tim speelt, is een praalhans, popster, parasiet en megaster tegelijk. Gekleed in wit bont en getooid met een hanenkam, en later als een verdreven Job op een mestvaalt van lege oesterschelpen, is hij weerzinwekkend en deerniswekkend tegelijk.

Tim van Athene gaat over de macht van imago's en de kracht van het geld, en balanceert magnifiek op de grens van satire en een Grieks noodlotsdrama. Rijnders toont vooral een Pim die bestaat bij de gratie van een omgeving die hongert naar erkenning. In dit geval zijn dat de nieuwe rijken, de elite die zijn fortuin heeft gemaakt met beursspeculatie, voorkennis en netwerken. Nina Brink, Sylvia Tóth en Cor Boonstra treden als zodanig op, maar ook weer helemaal niet, want herkenbare elementen uit hun persoonlijk leven zijn ook hier weer door elkaar gehusseld.

Door de overrompelende vormgeving valt het eerst niet op, maar Tim van Athene geeft geen antwoord op de vraag waarom veel Nederlandse kiezers achter deze man aan hobbelden. Angst voor vreemdelingen, verlies van nationale identiteit, het multiculturele drama - kortom: onderbuikgevoelens. Waar komen die vandaan, hoe komen ze naar buiten, en wat gebeurt er dan met de mens die is stukgelopen in deze welvaartmaatschappij?

In het immense theateraanbod van dit moment zijn er een paar voorstellingen die op die vragen een antwoord proberen te formuleren. Al een paar jaar opmerkelijk actief is theatergroep Monk, die vooral stukken speelt van Eric de Vroedt. Zijn laatste stuk Couleur Locale begint als een snedige relatiekomedie over twee stellen op vakantie in een niet nader benoemd Derde Wereldland, waar de moslims het voor het zeggen hebben. Gaandeweg blijkt dat land in brand te staan en wordt het hotel vol rijke westerlingen de laatste vluchtheuvel van de beschaafde wereld. De lamlendigheid van de personages mondt uit in een gevaarlijke agressie, met een schokkend en bloederig slot.

In zijn ogenschijnlijk simpele en ook komische dialogen laat Eric de Vroedt langzaam de actualiteit binnensluipen. Het is een ongrijpbare actualiteit, want het gaat over een moeilijk te benoemen onvrede. De Vroedt kijkt goed om zich heen, verbaast zich over de tijdgeest en heeft genoeg benul van theater om daar een meeslepende voorstelling over te maken.

Olivier Provily, een ander jong talent, heeft zich ook over het fenomeen Nederland gebogen en maakte bij het Nationale Toneel de werkplaatsproductie Nederlandje. 'Langs volksaard en folklore, geschiedenis en literatuur, politiek en actualiteit is er gezocht naar het wezenlijke gevoel van de Nederlander', staat er in het programmaboekje. Helaas komt het stuk niet verder dan een uurtje theater waarin de spelers in een paar buitenlandse accenten voordragen van Nederlandse poëzie (Marsman, Slauerhoff) en Mieke Telkamps Waarheen Waarvoor klinkt. Toch is zichbaar dat Provily een begenadigd regisseur is. Beelden, vormgeving en stilering zijn oogverblindend, zoals in het slot van Nederlandje, waarin een land ten grave wordt gedragen.

Het meest verontrustend wordt de onrust van dit moment verwoord in Pony van Nieuw West, naar een tekst van Rob de Graaf. Nieuw West houdt al sinds 1978 (!) de vinger aan de pols van de tijd. In Pony spelen Marien Jongenwaard en Marja Kok een stel dat zich overduidelijk aan de onderkant van de samenleving bevindt. Teleurgesteld, geen mogelijkheid vat op het leven te krijgen, armzalig van geest, groots in daadkracht. Het meisje van Nulde, de moord op het Mediapark - alles schuift voorbij, in woorden van een grote poëtische kracht.

Waar Rijnders zich met zijn Tim verwondert over de uiterlijke schijn van de Nederlandse financiële en politieke top, houdt De Graaf zich bezig met de lelijke, onbestemde kant van de samenleving en geeft de grauwe massa een stem. Zoals in de slottekst van Pony:

'Kom, Pony

We zoeken een huis op, ergens in de straten van dit stadje

Een huis dat ons bevalt

We trappen zonder geluid te maken de deur in

en als er achter die deur iemand thuis blijkt te zijn wordt die geluidloos afgemaakt

We willen de rust niet verstoren

Als we zeker weten dat er niemand meer is

Gaan we in de hoogste kamer van dat huis

Rustig liggen slapen

We houden elkaar vast

En we wachten, zonder bewustzijn

We wachten droomloos op een nieuwe dag.'

Droomloos wachten op een nieuwe dag - zelden zullen de onderbuikgevoelens van een volk mooier zijn verwoord.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden