Taalgebruik!Volkstaal
Een pagina met filmrecensies laat zich lezen als een oefening in afwisseling
Om de week schrijft Rogier Goetze over wat hem opvalt in het taalgebruik van de Volkskrant. Zoals de geheel eigen taal van filmrecensenten.
Weinig journalisten willen zo veel kwijt in zo weinig ruimte als filmrecensenten. Eenmaal uit de bioscoop moeten ze al hun indrukken (plus een mening of duiding) proppen in een stukje van vaak niet meer dan vierhonderd woorden. Dat levert een geheel eigen taal op.
Als het de kern van je werk is om iets visueels te vangen in woorden, kom je al snel uit bij het bijvoeglijk naamwoord. Dat levert zinnen op als: ‘In het exquise acteerpalet staat de introverte Dano tegenover de geëxalteerde Williams.’
Filmrecensies zijn daarbij niet vies van hyperbolen, van overdrijving dus. Een beetje verhaal is al snel een ‘epos’ of ‘saga’, meer dan goed heet ‘hallucinant goed’ of ‘verpletterend’, en kwalijk machogedrag is ‘een episch vertoon van toxische mannelijkheid’. Er is dus veel te vertellen maar weinig ruimte, en dat leidt soms tot bijvoeglijke bepalingen van epische afmetingen, zoals in de recensie van À plein temps, ‘het op het festival van Venetië met twee prijzen (beste regie en beste actrice van het Orizzonti-programma) geëerde Franse sociale drama van Eric Gravel’.
Tussen de regels door lees je dat de auteurs in een Engelstalige wereld werken. Het Engels is in staat veel informatie in sterk ingedikte bepalingen te duwen. En als die taal toch al in je achterhoofd sluimert, is het een kleine stap om dat ook in het Nederlands te doen. En dus gaat het soms over ‘een Oscargenomineerde film’ – weliswaar korter dan ‘een voor een Oscar genomineerde film’, maar correct Nederlands is het (nog) niet.
Om niet in herhaling te vallen zoeken recensenten hun toevlucht tot synoniemen, bijvoorbeeld van ‘is’: een film ‘oogt’, ‘doet zich voor’ of ‘laat zich kijken’ als iets, bijvoorbeeld ‘als een opgewekte pastiche’. Ook dat draagt bij aan de eigen taal van de filmrecensie, met woorden die je eraan herinneren dat je over films aan het lezen bent – pardon, over ‘cinema’. Als een film voor de variatie even geen film mag heten, wordt het een ‘James Bond-residu’ of het ‘nieuwste Mel Gibson-vehikel’; een deel in een serie is een ‘nieuwe telg’. Een pagina met filmrecensies laat zich, kortom, lezen als een oefening in afwisseling. Enige voorkennis kan geen kwaad, vooral als er genres aan te pas komen; dan gaat het over een ‘klassieke screwballkomedie’, een ‘omgekeerde heistfilm’, een ‘paranoiagedreven Kammerspiel’ of een ‘slasher’ met ‘splattertrucages’. De liefhebber weet zich in elk geval serieus genomen.
Ik geef toe: door alles zo op een rij te zetten krijg je wel een beetje een karikatuur van de verder prima geschreven recensies. Maar ook deze rubriek ontkomt er niet aan om veel indrukken (plus een mening of duiding) te proppen in een stukje van zo’n vierhonderd woorden.
Zonder dat ze het doorhebben is het Engels bij sommige journalisten diep in het hoofd gekropen
Zo nu en dan is het weer tijd voor een greep uit het schijnbaar onuitputtelijke reservoir aan anglicistische invloeden in de krant, een schatkist waarvan de bodem nog niet in zicht is. Tijd dus om een paar fonkelende voorbeelden uit te lichten.
Opvallend is de veelal onbewuste worsteling die journalisten ondergaan met het Engels. Sommigen van hen bevinden zich beroepsmatig meer tussen de Engelse (lees: Amerikaanse) dan tussen de Nederlandse woorden. Dat varieert van recensenten van films of series en columnisten die over sociale media schrijven, tot correspondenten in een Engelstalig land. Vaak zonder dat ze het doorhebben is het Engels diep in hun hoofd gekropen.
Dan gaan ze bijvoorbeeld Nederlandse woorden gebruiken die weliswaar bestaan, maar wel erg op de Engelse pendant lijken. Zo schreef de correspondent in het Verenigd Koninkrijk, in een stuk over Schotland, over ‘de appetijt voor een breuk met de rest van het VK’. Die constructie is misschien correct, maar de Engelstalige context schijnt er nogal doorheen; vooral de combinatie met ‘voor’ wijst wel erg op het Engelse appetite for. Een vrije geest zou hier eerder iets als ‘behoefte aan’ schrijven.
En weinig mensen zullen uit zichzelf van een ‘episode’ spreken, als het niet om bijvoorbeeld een deel van iemands leven gaat. Maar in artikelen over (veelal Amerikaanse) series, die immers aan elkaar hangen van de episoden, komt het woord geregeld voorbij. En dat terwijl er toch een keurig Nederlands woord voor bestaat, ‘aflevering’.
Een apart geval: bij protesten in China tegen het covidbeleid van de Communistische Partij klonken ‘oproepen tot een regimewissel’. Dat de auteur waarschijnlijk net iets te vaak de term regime change had gehoord, is geen al te gedurfde bewering. In pijnvrij Nederlands heb je het eerder over het oproepen tot iemands aftreden, of tot het omverwerpen van een regime. Maar wat blijkt: de Vlaamse correspondent ter plaatse wordt enigszins gered door Van Dale, dat ‘regimewissel’ als correct Belgisch-Nederlands bestempelt. Het woord is overigens wel pas in 2019 toegevoegd.
In hetzelfde stuk stond nog iets opmerkelijks, en dit keer kon de auteur zich niet verschuilen achter haar zuiderbuurschap. Volgens de Chinese overheid hoefde niemand zich na het plotselinge loslaten van het strenge beleid zorgen te maken over een coviduitbraak, ‘zelfs als de wetenschappelijke consensus (...) anders zegt’. Die consensus says inderdaad otherwise, maar dan moet je er in het Nederland nog wel iets voor zetten, namelijk ‘iets’: ‘zelfs als (…) iets anders zegt’. En dan nog zou ook hier een volledig Engelsloze constructie de voorkeur verdienen. Bovendien kan een consensus helemaal niet praten.
Vindt u ook iets van ons taalgebruik? taal@volkskrant.nl
Halverwege twee steden: hoe kan dat? Om en nabij voorzetsels gaat nog weleens iets mis
Om en nabij voorzetsels gaat nog weleens iets mis. Zo wordt niet altijd de geschiktste variant gekozen. Neem een kop uit een recente papieren Volkskrant : ‘Lof over Sturgeon sloeg om in kritiek’.
Je kunt vol lof zijn over Sturgeon (en met lof van haar spreken), maar lof heb je doorgaans voor iemand. Dat ‘over’ lijkt overigens wel vaker de plaats in te pikken van bedreigde voorzetsels (‘jegens’ is inmiddels bijna uitgestorven). Zo luidde een andere kop: ‘Rechtse protesten over dood 12-jarig meisje in Frankrijk’. Het ging weliswaar over iemands dood, maar ‘om’ (of gewoon ‘na’) zou hier prettiger klinken.
Dat zelfs in de wereld van de voorzetsels sprake is van trends, viel al eerder op. In de rubriek Lezerspost kwam afgelopen jaar de populariteit van een ambtelijk gebruikt ‘op’ aan bod: ‘handhaven op zorgplicht’, ‘een akkoord op klimaat’. Het is (beleids)taal die daadkracht wil uitstralen – en die vrolijk op blijft duiken: ‘De ambitie op de titel bleek niet reëel’, stond onlangs in een sportartikel.
Een andere voorzetselkwestie deed zich voor in een stuk over Linyi, ‘een provinciestad in Shandong, halverwege Beijing en Shanghai’. Halverwege twee steden: hoe zit dat precies? Stel, je wandelt door Limburg en op een bepaald moment ben je, zeg, halverwege Roggel, dus midden in die plaats. Dat kan. Maar halverwege die plaats en nóg een plaats? Zonder quantummechanica wordt dat ingewikkeld. Het ging in de zin over Linyi uiteraard om de ruimte tussen de genoemde steden; maar dan moet dat voorzetsel er wel bij staan: ‘halverwege tussen Beijing en Shanghai’ dus.
Het scheidbare deel van een samengesteld werkwoord (aangaan) heeft vaak de vorm van een voorzetsel dat – tot aan de scheiding – vastzit aan het werkwoord. Daarnaast bestaan er ook voornaamwoordelijke bijwoorden (‘eraan’) die daarop lijken, maar altijd los van het werkwoord staan (eraan gaan). De vraag is daarom vaak: plak je de voorzetselachtige aan het werkwoord of niet? Is het ‘voorstaan’ of ‘voor staan’?
Volop ruimte voor valkuilen, en daar wordt dan ook met liefde in gevallen. Soms wordt de lettergreep in kwestie ten onrechte los geschreven, zoals recentelijk in een interview met een schaatstrainer: ‘De programma’s worden hier afgestemd op wat de besten aan kunnen’. Het hier bedoelde werkwoord was ‘aankunnen’; welke kleding ze dragen deed er niet toe.
En soms, misschien wel vaker nog, wordt de voorzetselachtige juist ten onrechte aan het werkwoord geplakt. ‘Heb je er dan wel uitgehaald wat erin zat?’, vroeg zangeres Naaz zich af. Het ging hier alleen niet om ‘uithalen’, al vind je die misschien ook op haar album, maar om eruit halen wat erin zit; ‘uit’ en ‘gehaald’ hadden dus twee losse woorden moeten zijn.
Soms zijn alleen de wenkbrauwen van de lezer terecht samengetrokken
Afgelopen jaar lieten we onze lezers al eens losgaan over foutieve samentrekkingen. Het heeft niet geholpen, zo blijkt, want deze constructies zijn nog steeds in de krant te bewonderen. Kort door de bocht: een woord dat in één zin twee keer voorkomt, in twee grammaticale hoedanigheden, mag je de tweede keer niet zomaar weglaten, want dan trek je foutief samen. Een klassiek voorbeeld stond onlangs in een column, over ‘kleren van Shein, die zo lekker goedkoop zijn en je gratis kan terugsturen’. Daar had nog een keer ‘die’ tussen moeten staan: en dan niet in de functie van onderwerp (‘die goedkoop zijn’), maar van lijdend voorwerp: ‘die je kunt terugsturen’ (hier was ‘je’ al het onderwerp).
Ook het fenomeen ‘zeugma’ verscheen al eens aan ons taalloket: een variatie op de foutieve samentrekking waarbij het weggelaten woord niet zozeer een andere grammaticale functie heeft, maar er bijvoorbeeld wel een verschil in betekenis is. Paulien Cornelisse produceerde afgelopen week een mooie: ze zette ‘een muts op en alle esthetiek overboord’. Maar die heeft taal als ding, dus deed dat natuurlijk expres.
Het deed me denken aan die reclame die de laatste tijd net iets te vaak op de radio te horen was: ‘Stel, u hebt alleen een basisverzekering van X en twee hoortoestellen in categorie X nodig.’ Dat wringt: ‘hebben’ als zelfstandig werkwoord (‘u hebt een basisverzekering’) is iets anders dan ‘hebben’ als onderdeel van ‘nodig hebben’. Dus dan kun je het de tweede keer eigenlijk niet zomaar weglaten. Er bestaan nog wel meer varianten van ‘hebben’ – het kan hulpwerkwoord zijn in de voltooide tijd: ‘wij hebben aangeschaft’, of onderdeel van uitdrukkingen als ‘we hebben er niks aan’ – maar dat betekent nog niet dat je al die hebbens zomaar kunt weglaten als je ze in één zin gebruikt. Stel, u hebt alleen een basisverzekering en twee hoortoestellen nodig, daarom een aanvullende verzekering aangeschaft, maar daar alsnog niks aan...
Maar goed, dat stond niet in de Volkskrant, dus ik ga even door. Wel in de Volkskrant stond de volgende fraaie zin: ‘Tegen die beoordelingen kunnen de gedupeerden bovendien nog bezwaar maken en daarna nog naar de Commissie Werkelijke Schade stappen’. Het enige wat hier terecht is samengetrokken, zijn de wenkbrauwen van de lezer (en donkere wolken boven de zin).
En vlak voor het WK voetbal kopte de krant: ‘Verder komen is waar Marokko massaal op hoopt, en een beetje wordt verwacht’. Ook voorwaar niet lekker samengetrokken. In het artikel zelf stond het essentiële woordje ‘wat’ er wél tussen: ‘...wat misschien wel een beetje wordt verwacht’. Maar vermoedelijk kampte de koppenmaker met ruimtegebrek. Een erg ongelukkig moment om de esthetiek overboord te zetten.
Af en toe een Frans kreetje is leuk voor de sfeer, maar dan moet het natuurlijk wel kloppen
De wet van Goetze: ‘Zodra er in de Volkskrant meer dan twee woorden Frans staan, gaat het bij het derde woord fout.’ Deze wet blijkt niet feilloos; het gaat namelijk niet zelden al bij het eerste woord verkeerd.
Vooral de spelling is lastig. Het Frans weet als geen andere taal eindeloos veel opties te bieden voor exact dezelfde klank – zo schijnen er voor de [o] 46 mogelijkheden te bestaan: o, ot, ôt, au, aux, ault, eau et cetera. Dus hardop voorlezen is het probleem meestal niet, correct spellen wel.
Dan lees je dingen in de krant als pièce de résistence – een van die e’s moet een a zijn, ik zeg niet welke. Of de auteur die haar vakantiebuurvrouw in Frankrijk met succes ‘Nederlandse uitdrukkingen op z’n Frans’ leerde. ‘Hoe meer wijn er vloeit, hoe luider ze de zinnen door het dal laat galmen: ‘Tu me peut sûr mon dos!’’ Je kan m’n rug op dus, maar jammer dat er in die zes woorden twee spelfouten staan (peux en sur was juist geweest). Al bewijst dit natuurlijk wel weer dat de wet van Goetze op waarheid berust.
Dit spellingprobleem ondervinden ze in Frankrijk zelf overigens ook. Omdat ze daar eerst al een paar jaar Frans hebben gesproken voordat ze de taal leren schrijven, kom je er soms de gekste dingen tegen: j’ai travailler en zo. Dat zou een tweedetaler dan weer niet zo snel fout doen; wat dat betreft mogen we blij zijn dat wij de taal eerst op papier hebben geleerd.
Als we dat hebben tenminste. Want de meeste 35-minners begrijpen que dalle (geen bal) van het Frans, die kunnen alleen nog maar Engels. Voor hen is het een soort Chinees geworden. Mooi meegenomen voor wie Frans heeft gestudeerd, want die beheerst ineens een bijzonder kunstje.
‘Als Nederland wereldkampioen wordt, kan ‘Je maintendrai’ wel inpakken’, schreef een columnist.
Kijk, dat zou een fransoos dan weer níét fout doen, want die weggelaten i (ik zeg niet waar) is hier van invloed op de uitspraak.
Af toe een Frans kreetje erin gooien is leuk voor de sfeer. Maar dan moet het natuurlijk wel kloppen. In de Volkskeuken stond: ‘Beetje zwarte peper, druppeltje citroen en c’est ça.’ Als in: dat is alles, meer niet. Duidelijk toch. Een Fransman zou in deze context alleen niet et c’est ça zeggen, maar eerder et voilà, of desnoods c’est tout.
Wat dan wel weer mooi is: een correcte applicatie van de Franse invloed op onze taal. Zo schreef de ergens hierboven (ik zeg niet waar) ook al geciteerde Peter Buwalda: ‘Jet is maar even op het balkon gaan staan, dat uitgeeft op een winkelcentrumpje waar in feite weinig van over is.’ Voor de 35-minner – en waarschijnlijk ook menig -plusser: donner sur betekent ‘uitkijken op’.
Voilà. Meer van dat. En meer Frans ook, maar dan wel correct graag.
Ouderwets kommaneuken over streepjes en... komma’s
Leestekens kunnen de eindredactie bezighouden op een manier die je als lezer misschien niet voor mogelijk houdt. Tijd voor een inkijkje. Zo wordt ter redactie ouderwets gekommaneukt over:
Het koppelteken. Een filmrecensent schreef over een ‘jaarlijks koebelfestival’. Net toen ik me begon af te vragen in welke Slavische cultuur ‘koebelen’ een traditie is, duwden de woorden ‘pittoresk Alpendorp’ me in de juiste richting: o, een koe-bel. Een koppelteken voor de leesbaarheid is toegestaan: ‘de biodiversiteitstop in Canada’ zou zomaar meerdere dingen kunnen betekenen. Een artikel over ‘boerengenen’ sprak dan ook terecht over ‘boeren-genen’.
Het gedachtenstreepje dient – zie links en rechts van dit tussenzinnetje – net een tikje breder te zijn dan het koppelteken (maar ook weer niet zo breed als die enorme strepen in sommige Angelsaksische artikelen). Gaat lang niet altijd goed. En sommige auteurs hebben de neiging een spatie te zetten na een schuine streep. Niet de bedoeling. Maar bij het uitschrijven van een gedicht/ is dat juist weer wel/ de bedoeling. Gaat ook niet altijd goed.
Maar het meest te kommaneuken valt er toch wel over de komma zelf:
• Soms is het qua leesteken simpelweg niet de beste keuze. Zie bijvoorbeeld deze zin(nen): ‘De snelheid kan oplopen tot 300 km/u, intussen is het de kunst om zo dicht mogelijk langs de rotswand te vliegen.’ Zulke niet heel nauw met elkaar samenhangende zinnetjes kun je beter scheiden met een puntkomma of punt. En als het tweede deel van een zin fungeert als illustratie bij het eerste – ‘Het blijft schrikken bij de kassa in de supermarkt, de voedselprijzen stijgen steeds sneller’ – is een dubbele punt geschikter. Wat blijft schrikken bij de kassa? Dat zal ik u vertellen: de prijzen stijgen.
• Sommige auteurs hebben de neiging de komma voor ‘want’, ‘maar’ of ‘dus’ weg te laten. Maar misschien nog wel opvallender is het weglaten van een komma voor het bijwoord ‘dan’. ‘En als we slecht spelen dan zeg ik dat ook’, sprak een trainer dit weekend. De auteur leek het te menen: de geen-komma-voor-dan kwam in zijn artikel vier keer voor. Maar als een komma bijzin van hoofdzin scheidt (zoals nu), kun je hem meestal beter laten staan.
• Een nieuw, mysterieus tendensje lijkt het weglaten van een komma aan het eind van een uitbreidende bijzin of ander tussenzinnetje. Voorbeeld: ‘De man-vrouwrelatie, een belangrijk thema in zijn werk blijft hier onderbelicht.’ Een komma tussen ‘werk’ en ‘blijft’ had de boel absoluut mooier en leesbaarder gemaakt. Je wilt immers kunnen zien waar de bij- of tussenzin is afgelopen en de oorspronkelijke hoofdzin weer verdergaat. Maar dat wil blijkbaar niet iedereen.
Hoe dan ook, kommaneuken is muggenziften, zegt Van Dale. Tijd om er een punt achter te zetten.
Soms moeten we het enthousiasme in de krant wat dempen
In de Volkskrant van zaterdag 24 december ging het over crises. Niet voor het eerst dit jaar. In een van de stukken werd geopperd dat dat woord misschien iets te vaak wordt gebruikt en genoemd. Arjen Boin, bestuurskundige aan de Universiteit Leiden, zei: ‘We moeten ons vocabulaire uitbreiden, zodat we meer nuance kunnen aanbrengen in verschillende crises.’
Onderbelicht bleef een ander aspect van dit fenomeen: het bekt lekker. Wooncrisis, huizencrisis, klimaatcrisis, energiecrisis: korter en krachtiger dan problemen op de huizenmarkt, schadelijke ontwikkelingen voor het klimaat en een toenemend tekort aan gas.
Omdat het lekker bekt, neemt iedereen het in de mond, en voor je het weet staat het in de krant. Daarmee is het van spreektaal schrijftaal geworden. En daartussen zou een moment van bezinning moeten zitten. Zwart op wit, of het een beeldscherm of een krant is, krijgt alles meer gewicht. Daarom weet een journalist dat hij voorzichtig en spaarzaam moet zijn met de uitroeptekens van de gesproken taal. Niet voor niets komt het bijwoord ‘heel’ in de krant bijna alleen nog maar voor in citaten. Regisseur Diederik van Rooijen maakte een tv-serie van het boek De stamhouder en is, in de krant van 28 december, met het resultaat tevreden. ‘Het is héél episch, heel groots, maar tegelijkertijd is het heel klein.’ Hij zei het zo en dus lieten de krantenmakers het staan; ook omdat het de spreker typeert. Zou het een zin van een recensent zijn geweest, dan is de kans groot dat er had gestaan: ‘Het is episch, groots en tegelijkertijd klein.’
Die uitroeptekens van de spreektaal druppelen op meer manieren de schrijftaal binnen. Iemand van wie je verwacht dat-ie een sportwedstrijd zal winnen is volgens Van Dale een favoriet. Toch stond 14 december in de krant dat ‘de stuntploeg van dit WK’, het nationale Marokkaanse voetbalelftal, ‘vanavond tegenover de Franse topfavoriet staat’ – die uiteindelijk niet eens zou winnen. En afgelopen zomer had ‘de selectie van bondscoach Loes Gunnewijk met Lorena Wiebes de absolute topfavoriet in de gelederen’. Dat ging over de wegwedstrijd op het EK wielrennen, die gelukkig daadwerkelijk werd gewonnen door Wiebes.
Het is een fenomeen dat vele verschijningsvormen kent. Een kok waarover wordt geschreven, is al te vaak een topkok, een fotomodel een topmodel en een filmmaker een meestercineast. Zoiets leidt tot betekenisinflatie met gevolgen, want als er zo veel meestercineasten zijn, is een ‘gewone’ regisseur niet interessant genoeg meer om over te schrijven. Dus dempen we het enthousiasme soms een beetje. Zodat een recensent niet lang geleden dit verzoek naar de eindredactie moest sturen: ‘Willen jullie dit keer meestercineast laten staan, want deze filmmaker is echt heel goed!’
Bart Koetsenruijter
Het domrechtse broodmolentje van de prostaatpopulist
Of columnisten zomaar dingen mogen verzinnen, vroeg de ombudsman zich af. Ons van de taalpagina maakt dat niet uit, wij kijken vooral hóé ze het op papier zetten. Als fantasie uitmondt in originele nieuwe woorden, juichen we dat alleen maar toe.
Zo is Sander Schimmelpenninck een enthousiast verrijker van de woordenschat. Zijn specialiteit, de bijnaam, is steevast een samenstelling van twee – liefst allitererende – zelfstandig naamwoorden. De slachtoffers zitten in de politiek, zoals ‘carnavalsconservatief’ Thierry A. en ‘roebelreptiel’ Thierry B., of in de journalistiek, met ‘penopauzale prostaatpopulisten’ als Wierd Duk, ook wel ‘onderbuikdansers’ of ‘drogredenroepers’. Vaak op de ‘domrechtse’ flank dus (dat woord bestond overigens al), maar niet altijd, zie bijvoorbeeld ‘knuffelcapuchon Alexander Klöpping’. De p blijkt een lekkere letter, zo heeft Schimmelpenninck het over ‘proletenpopulisten’ en ‘patatliberalen’, die de boomerbode (Elsevier) lezen. De oplettende lezer signaleert een stevige mening, maar zolang alleen deze woorden verzonnen zijn, is dat niet verboden.
Minder mening maar minstens zoveel fantasie vinden we bij Peter Buwalda. Zijn opvallende woorden en uitdrukkingen maken het de eindredactie soms knap lastig. Neem David Bowie als Aladdin Sane, met zijn ‘lijkwitte postnucleaire broodmolentje’. We moesten het woordenboek erbij pakken, en het stond er nog in ook. Het blijkt een mond – net als een ‘kakement’ overigens, maar dat woord hadden we dan wel weer direct begrepen. Ook mooi: Eus, de ‘hospitus’ in een ‘Overvechtse omlaagspringflat’. En in de naam van (presentator Tom) ‘Ol’ Egbers’ denken we Buwalda’s obsessie voor Arendsoog en Winnetou te herkennen.
Bij sommige columnisten hoeft de naam eigenlijk niet eens boven het stuk te staan. Niet omdat er al een (vaak eng) tekeningetje van hun hoofd bij staat, maar omdat je hun stijl direct herkent. Willem Vissers, geroemd om de manier waarop hij de sportjournalistiek van romantiek voorziet, is er zo een. Bij Vissers geen groter geluk dan klein geluk. Zie vader en zoon Blind na de 2-1 tegen de VS: ‘Even kijken in de ogen van zijn vader. Intens gelukkig. Een kwestie van sport en liefde, op zijn allermooist.’ Vaders en zonen doen het überhaupt goed bij romanticus Vissers. ‘Voetbal verveelt me nooit’, zei hij in een interview, ‘hoewel ik geen wedstrijd zo mooi vind als die van mijn eigen zoon.’
Daarbij bedient hij zich bovendien van taalgebruik dat soms zo uit de Romantiek (rond 1800) afkomstig lijkt. Waar ‘maar’ zou kunnen, schrijft hij liever ‘doch’. En het WK mag dan verkocht zijn, in de halve finales is volgens Vissers ‘nochtans bijna alles te zien wat voetbal vermag’. Daar is dan weer geen woord aan verzonnen.
Lees hier alle afleveringen van alle rubrieken van de pagina Taalgebruik! uit de Volkskrant.