Review
Een museum zonder poeha, dat de collectie dient
Er zijn veel manieren om een collectie-presentatie te beginnen. Die van Museum MORE begint zo: een witte zaal met een donker kabinetje waartegen een stuk of vijftien werken van de vroeg-20ste-eeuwse schilder Jan Mankes hangen. Daaronder: kleine meesterwerken als het jongenskopje en de wyandotte-haan, eeuwig balancerend op zijn ene poot. Long time no see, Jan, denk je als je die zaal binnenwandelt. En ook: wat hangt dat werk hier mooi geconcentreerd. Een concentratie die typerend blijkt. Rustig, ongefilterd kijken - bij Museum MORE kan dat heel goed.
De voorgeschiedenis van dat museum is u, wakkere krantenlezer, bekend. Zij begon met Dirk Scheringa ('een veelzijdig en uniek persoon', aldus zijn website), ex-politieman, en toenmalig voorzitter van bank en voetbalclub, én verzamelaar van kunst, werken die hij onderbracht in zijn privémuseum in Spanbroek; een groter onderkomen was in aanbouw.
Tot zover zijn goede jaren. De slechte begonnen in 2009. Bank failliet, unieke persoon failliet. De bouw van het nieuwe museum werd stilgelegd. De collectie ging onder de hamer. Een dikke duizend stukken werden overgenomen door een andere ondernemer, Hans Melchers, die op zijn beurt ook een museum liet bouwen. Het kwam in de Achterhoek, in het uitgebreide voormalige gemeentehuis van Gorssel. Hans van Heeswijk, bekend van onder andere de verbouwing van de Hermitage aan de Amstel en van het Mauritshuis, tekende voor de nieuwbouw.
Ruim en rustig
Een geslaagde nieuwbouw, dat zeker. Ze bestaat uit drie vleugels, opgedeeld in twee verdiepingen, uitschuivend als een trapgevel met hoge vensters op de lange kant, op de zuidzijde geflankeerd door een monumentale zaal: daar hangen de Willinks. Er is glas op kniehoogte en er zijn doorkijkjes naar de gazons; de plinten zijn dezelfde als die in de Hermitage aan de Amstel. Het is ruim, rustig, vrij van ego en verdere poeha. Een museum dat de collectie dient.
Wat die collectie behelst, valt niet te missen. Zij bestaat uit Nederlandse figuratieve kunstenaars (de term 'realisme' wordt steeds gebruikt, maar lijkt me in deze context te ideologisch gekleurd), surrealisten, magisch realisten, nieuwe zakelijkheid. Over het niveau van die werken is in het verleden weleens lacherig gedaan, maar dat, zo bewijzen de dikke tweehonderd werken die de maiden-presentatie Scherp kijken vormen, is onterecht: de collectie mag er zijn. Interbellum-schilders als Willink, Schuhmacher en Koch zijn op hun sterkst vertegenwoordigd; ze hangen naast minder bekende, maar niet per se minder getalenteerde makers als Jan van Tongeren en Barend Blankert. Het hedendaagse deel van de collectie is wisselend, maar het moderne deel staat.
Artistiek directeur Ype Koopmans weet dat, en zijn presentatie oogt haast ouderwets: chronologisch, monografisch, met een minimum aan informatie en ruis. Zijn begeleidende teksten hadden pakkender gekund, maar zijn presentatie is speels. Twee koppen van Charley Toorop (heeft ze daar nou een palet met verf in haar haar?) zijn verwikkeld in een wedstrijdje staren. Een Koch-man lonkt naar een belendende Koch-vrouw. Een rijtje Westeriks is verspreid over de muur als opwaaiend wasgoed. Zulke vondsten doen ertoe. Ze laten de werken neuriën.
Daar komen we voor terug
Waar neurie je mee? Bij Kochs Voetballers (V), daar sowieso, bij zijn Leeuw in interieur, bij dat leuke ontbijtje van Sal Meijer, daar ook. Hans op de Beecks installatie - met koffers van synthetische donkere bekleding - was nog niet present tijdens de preview. Daar komen we voor terug. Jan van Tongerens beste werk, Stilleven met oranje-rode accenten, hangt in het depot. Dat is een beetje raar. Dan: de bovenzalen. Daar hangen dus de contemporainen.
Daarmee slaat men de jaren zeventig en tachtig over, en een van Koopmans ambities, vermoed ik, zal zijn om die gaten te dichten. Wat hier wél hangt is groter dan de werken beneden en, de goeden niet te nagesproken - Erwin Olaf, Co Westerik - ook iets zwakker. De kwalen: hysterisch realisme en nageschilderde foto's. Enkele namen: Arnout Killian, Lotta de Beus en Annemarie Busschers. Die laatste vult een complete wand, en daar begrijp ik eerlijk gezegd weinig van. Zij schildert koppen, soms van bekende mensen, monochroom en licht vervormd, en op een formaat dat ieder gezicht, hoe knap of fotogeniek ook, grotesk maakt. De schilderijen zijn nietsontziend in de detaillering: iedere mee-eter is met eendere volharding vastgelegd. De werken irriteren me, zoals dronken mensen in de trein me irriteren. Ze eisen meer ruimte dan ze verdienen.
Evengoed, ze maken nieuwsgierig naar de toekomst van het museum. Eentje die hoe dan ook in het teken zal staan van expansie. In 2017 zal de dependance in kasteel Huize Ruurlo voltooid zijn, het gedroomde onderkomen voor Melchers geliefde Willinks; in interviews vertelde de verzamelaar de zwakke broeders uit zijn collectie te willen vervangen door sterker werk. Of het daarbij gaat om meer hyperrealisme à la Busschers of om de meer idiosyncratische en fantasierijke variant van iemand als, zeg, Arie Schippers (of van beiden) zal blijken. Voor nu: sterk begin.
Museum voor Modern Realisme. Scherp kijken, Gorssel. 2 juni t/m 31 december.