Een heuse embedded journalist tijdens de Slag bij Nieuwpoort

Bij gebrek aan kranten kocht een 16de-eeuwer prenten. De veldslag lag al na vijf dagen in de winkel...

Door Peter Giesen

Het einde van de 16de eeuw was een nieuwsrijke periode voor de Nederlanden. Stadhouder Maurits van Nassau (1567-1625, zoon van Willem van Oranje) boekte de ene overwinning na de andere, van de list met het turfschip in Breda tot de slag bij Nieuwpoort.

Zijn heldendaden werden bezongen in liederen en pamfletten, maar ook in beeld gebracht. Voor een paar stuivers waren nieuwsprenten te koop, die een gedetailleerd beeldverhaal vertelden over de militaire ontwikkelingen tijdens het beleg van Steenwijk of de slag bij Turnhout. De kunstwetenschapper Christi Klinkert promoveert op 9 december aan de Vrije Universiteit in Amsterdam op de dissertatie Nassau in het nieuws. Nieuwsprenten van Maurits van Nassau's militaire ondernemingen, 1590-1600 (de handelseditie verschijnt na de promotie bij de Walburg Pers).

Klinkert vertelt een mediaverhaal uit de 16de eeuw, toen er nog geen kranten en andere massamedia bestonden. Hoe kwamen burgers aan het nieuws, als zij de Tachtigjarige Oorlog wilden volgen? Vaak gebeurde dat nog mondeling: oorlogsnieuws werd doorverteld of er werden liederen over gemaakt. Juristen, schoolmeesters, dominees en andere geletterden schreven pamfletten die door anderen weer werden gekopieerd. Ook bestond er een embryonale vorm van het persbureau. Regeringen en grote kooplieden stelden correspondenten in het buitenland aan, die ook nieuwsbrieven voor een breder publiek uitbrachten. Vaak werden ze nog met de hand geschreven en gekopieerd.

Maar ook 16de-eeuwers wilden de dramatische gebeurtenissen van hun tijd in beeld zien. Commerciële uitgevers, zoals Hogenberg in Keulen, maakten prenten van oorlogstaferelen, niet alleen van de Tachtigjarige Oorlog, maar ook van oorlogen in Denemarken, Duitsland en Frankrijk. Hogenberg werkte voor die tijd uitzonderlijk snel. Vaak waren zijn prenten al vijf dagen na de gebeurtenis op de markt.

Een nieuwsprent vertelde doorgaans het verhaal van een militaire gebeurtenis in één beeld. Op de prent van het beleg van Steenwijk is tegelijkertijd te zien hoe de stad beschoten wordt, hoe de soldaten van Maurits de stad binnentrekken, hoe de Spanjaarden wegtrekken én hoe achterblijvers die met de Spanjaarden hadden samengewerkt, werden gestraft. De prentmakers zaten vaak ver van het strijdtoneel en haalden hun informatie uit mondelinge en schriftelijke bronnen. Vandaar dat ze niet altijd zo betrouwbaar waren als ze zelf suggereerden. Op de prent in Steenwijk is een schavot te zien waar 'collaborateurs' worden onthoofd. Dat is historisch onjuist: ze werden opgehangen.

Voor de bloederige details moet je wel goed kijken. Dat geldt voor de meeste prenten: ze zijn opmerkelijk weinig sensationeel. In de eerste fase van de Opstand werden de Spanjaarden soms als moorddadige beesten afgeschilderd, maar de meeste prenten uit de tijd van Maurits zijn zakelijk. 'Je ziet bijna nooit burgers. Groningen werd bijvoorbeeld vele dagen en nachten achter elkaar bestookt met gloeiende kogels. Uit verslagen van burgers weten we dat het verschrikkelijk moet zijn geweest. Er zijn verhalen van vrouwen bij wie het hoofd van de romp werd geschoten, of van een baby die werd getroffen in de armen van zijn moeder. Op de prenten zie je daar vrijwel niets van terug', zegt Klinkert. 'De meeste prenten zijn tamelijk afstandelijk, bijna steriel. Ze geven vooral informatie over de militaire posities en over de technologie die bij de belegering gebruikt werd.'

Golfoorlog

De reden voor dit gebrek aan sensatiezucht is niet helemaal duidelijk, zegt Klinkert. Wellicht wilden de prentmakers de gruwelen van de oorlog niet te zeer benadrukken, zoals ook moderne televisiejournaals niet alle beelden uitzenden. Sommige prenten lijken haast een 16de-eeuwse pendant van de videobeelden die de Amerikaanse generaal Schwarzkopf in de eerste Golfoorlog liet zien. Mensen zijn slechts op grote afstand te zien, als anonieme poppetjes. De nadruk ligt op de technologie van de oorlog: het geschut, de rijdende torens, de loopgraven, bedoeld om het geschut dichter bij de stad te plaatsen. Bloed is er vaak niet te zien.

Sommige prentmakers hadden banden met het gezag. Zo trok Floris Balthasarsz. in opdracht van de Staten-Generaal met Maurits mee, als een voorloper van de embedded journalist uit Irak. Toch werden verreweg de meeste prenten gemaakt door commerciële uitgevers, die geen propagandistische bedoelingen hadden. 'Ik kwam zelden tegen dat de werkelijkheid bewust verdraaid werd', zegt Klinkert.

Wellicht hadden de prentmakers zo weinig oog voor het persoonlijke drama, omdat juist de militair-strategische aspecten het meest nieuwswaardig werden geacht. Maurits stond bekend als een belangrijke militaire vernieuwer. De Tachtigjarige Oorlog werd ook wel de 'ingenieursoorlog' genoemd. Maurits nam altijd ingenieurs mee op zijn veldtochten, van wie Simon Stevin de bekendste is. Ze voerden ballistische berekeningen uit, deden landmetingen of ontwierpen nieuwe machines.

Bij het beleg van Steenwijk werd een 'Kijckindepot' gebouwd, een rijdende toren. Helaas hadden Maurits en zijn ingenieurs één ding over het hoofd gezien: vanaf de toren kon de stad beschoten worden, maar omgekeerd gold hetzelfde. Nadat twee soldaten 'ter doot gewond' waren, werd het trotse bouwwerk door Maurits als 'onnut werck' afgedankt. Klinkert: 'Tijdgenoten waren geïnteresseerd in die militaire, strategische en technische aspecten omdat het zo nieuw was. Dat zie je terug op de prenten.'

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden