Een geniale nieteling

ER IS MAAR weinig over hem bekend. Geboren te Haarlem in 1589 of 1590, gestorven te Utrecht ergens tussen 1633 en 1638....

ARJAN PETERS

Over een groot en raadselachtig kunstenaar is het goed speculeren. Dat gebeurde reeds in de achttiende eeuw. Arnold Houbraken smeedde een smakelijk biografietje bijeen in zijn anekdotische Groote Schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (1718-1721), waarvan drie jaar geleden een handzame editie verscheen in de hoogstaande Griffioen-reeks van Querido. Seghers had de fortuin als stiefmoeder, staat daar. 'Zijn vrouw klaagde dat hij al het linnen verdrukte dat zij in huis had.'

Het gezin verviel tot bittere armoede, en tot zijn leedwezen moest Seghers toezien hoe zijn prenten 'met manden vol in kruidenierswinkels gebruikt werden om er boter en zeep in te verkopen.' Niet verwonderlijk dat Hercules vertroosting zocht in de drank, en op een inktzwarte dag starnakel van de trap lazerde om voor lijk te blijven liggen.

't Zou kunnen. Misschien willen we het graag zo zien: de onbegrepen artiest, die het van postume lof moet hebben. En dan kwam die in het geval van Seghers nog niet al te vlot, zoals F. Bordewijk opmerkte in De laatste eer, zijn bundel met afwisselend hilarische en ernstige grafreden uit 1935. De visionaire Seghers moet altijd nog op de ware erkenning wachten, aldus Bordewijk, die het oeuvre zelf als berglandschap beschouwde, van een niveau zo hoog 'dat de gewone mens in de atmosfeer dezer kunst niet kan ademen. En daaruit nog rijzen enkele toppen, onmeetbaar met de triangulatie der gangbare kunstwaardering.'

Bordewijk zal tevreden hebben gegromd, toen het Rijksmuseum in 1954 eindelijk een grote Hercules Seghers-tentoonstelling bracht. Tot dan toe had men daar voor dit centrale werk geen centrale plaats ingeruimd.

Minstens één van de bezoekers aan de expositie werd voor het leven gegrepen: Theun de Vries, die zijn schrijversloopbaan in 1931 inzette met de roman Rembrandt, en die in het Rijksmuseum zag dat Seghers niet louter als voorloper van Rembrandt bekeken diende te worden. De schilderijen en etsen, waarvan elke druk uniek is doordat Seghers experimenteerde met verschillende kleuren inkt en soorten papier of doek, verdienden het op zichzelf bekeken en beoordeeld te worden.

Thuis begon De Vries prompt aan een roman, teneinde langs die weg zijn antwoord te formuleren op de vraag waar die Hollander zijn voorkeur voor wonderlijke rotsen en solitaire wandelaars vandaan haalde. Wat zou er in het leven zijn voorgevallen, dat het werk zo verstild maakte, afwijkend van wat gangbaar en gewild was?

De Vries liet zijn werk na een pagina of twintig liggen, zoals de verantwoording meldt, 'omdat ik met omvangrijker werk bezig was', denkelijk Het meisje met het rode haar dat in 1956 verscheen. In de daaropvolgende decennia nam hij het manuscript af en toe weer ter hand. Na de aanvullende notities uit 1973, 1981, 1995 en 1997 is daar dan nu De bergreis, met ruim honderd bladzijtjes toch maar 'roman' genoemd.

Dat is het niet. Het betreft hier duidelijk de aanzet tot een roman, die wellicht toch eerder afgemaakt had moeten worden. Nu zitten we met een paar brokstukken, verteld vanuit verschillende perspectieven (hij, ik, en een terugblik in de hij-vorm). Je zou dat nog kunnen verantwoorden met een verwijzing naar de verschillende kleuren en tonen die Seghers beproefde, maar daarmee komt De Vries niet weg. Kloppender zou de vergoelijking zijn, dat ook een romancier niet bij machte is alle vragen te beantwoorden die het werk en de lege plekken uit de biografie van Seghers bij de betrokken toeschouwer oproepen.

Hoe fragmentarisch ook, de invulling van De Vries is beslist aantrekkelijk. Hij leeft zich uit in archaïserende taal, en heeft de Houbrakense romantisering gevolgd. Ook in De bergreis is Seghers een onfortuinlijke ambachtsman die van alles probeerde, zonder voor zijn bijzondere streven en resultaten bij leven roem te verwerven. Ook Theun laat Hercules diep in het jeneverglas kijken, al geeft hij hem een ander einde: zonder drup, zonder schilderlust, zonder levenszin de dood verbeidend in een kelderhuis aan de Amsterdamse Zeedijk.

't Zou kunnen. Maar De bergreis biedt daarnaast een mogelijke verklaring voor Seghers' thematiek. De suggestie die De Vries opwerpt, is vindingrijk en aanlokkelijk. Hercules verliefde zich in de hulpmeid Marretje van zijn moeder. In het geniep bezwangert hij haar. Maar als Anneken van den Bruggen opdoemt, een nicht van zijn moeder en een tank van een vrouw, heeft hij geen verweer. Zij vraagt hem niet in huis, nee ze sleurt hem haar hol binnen. Trouwen! Ze stelt hem in de gelegenheid te werken, en vraagt in ruil daarvoor wat bedgymnastiek.

Zulks valt hem zwaar, temeer daar het schuldgevoel om Marretje hem parten speelt. Hij wil in eenzaamheid boeten, en maakt een reis naar de Ardennen. Op zoek naar de bergen en rotsen die hem zo dikwijls door de geest zweven.

Noodweer, vijandschap van de landgenoten en taferelen van onbekommerd parende en dansende zwartharige 'Egyptenaren' zijn zijn deel. Seghers maakt volop schetsen, maar zijn boekjes worden hem door ruig Vlaams soldatenvolk afgenomen. Hij vervalt tot bedelen, wordt opgelapt in een benedictijnenklooster, en als door een fatale magneet teruggezogen naar het karonje Anneken in Amsterdam.

Terug bij af. Het schuldgevoel bleef onverminderd knagen, en Anneken even gedreven klagen over zijn magere prestaties in het echtelijk bed. Nog een geluk bij alle ongeluk dat Seghers op zijn tocht de lafenis van de drank had leren kennen. Voor een man die niet bestand bleek tegen de harde eisen van het dagelijks leven, was dat een welkome vluchtroute naar de verdoving en vergetelheid.

De bergen die hij had willen zien, bleven alleen in zijn verbeelding bestaan. Dat had als voordeel dat hij die visioenen ongeschonden op doek en etsplaat kon veruiterlijken. Seghers mocht een nieteling zijn, hij was wel een geniale.

Helemaal op het eind van zijn niet bijster lange leven verscheen de jonge Rembrandt van Rijn als een komeet in zijn verdonkerde bestaan. Die zag wel iets in het onverkoopbare werk van de sloeber. Hebben ze elkaar ontmoet, gesproken, was er zelfs sprake van vriendschap tussen de zwierige Rembrandt en de verlopen Seghers?

Helaas komt De Vries niet verder dan het opwerpen van deze vragen. Het heeft hem met de jaren kennelijk ontbroken aan tijd of zin om dit interessante terrein ten volle te verkennen. Dán zou De bergreis een volwaardige roman hebben kunnen worden. Wat niet wegneemt dat hij er in het begin een leuk potje op los vertelt, en dat hij op zijn manier een steen bijdraagt aan het onderhouden van contact met het type kunstbroeder dat op gezette tijden weer onder de aandacht moet worden gebracht.

We zijn doorgaans te lui en te kortzichtig om ons te bekommeren om zoiets stoffigs als traditie. Oude Theun geeft ons terecht op onze flikker.

Arjan Peters

Theun de Vries: De bergreis.

Querido; 125 pagina's; * 29,90.

ISBN 90 214 8674 1.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden