Een echte Assadeddine voor nog geen tweehonderd gulden

In Essaouira, het Marokkaanse kuststadje waar hippies en masse naar toe trokken, leidt een Deense galeriehouder een expositieruimte voor plaatselijke kunstenaars....

Fred de Vries

'HET MAAKTE niet meer uit of ik nou kunst verkocht of koffie of thee. Het ging de mensen in Parijs alleen maar om de prijzen.'

Twintig jaar lang beheerde Frederic Damgaard een galerie in de Franse hoofdstad. Twintig jaar lang opereerde de Deen in het hartje van de Franse kunstwereld, tot het hem de strot uitkwam. 'Ik begon op het laagje stof op de schilderijen te letten in plaats van op de kunst zelf. Ik zag niets nieuws meer, het werd dodelijk saai.'

Om zich van de walging los te rukken, reisde Damgaard zijn droom achterna. Hij opende een expositieruimte in het Marokkaanse kuststadje Essaouira, een galerie waar hij alleen werk van plaatselijke kunstenaars zou tonen. Een grote en vooral onzekere investering, beaamt hij, die zich nu, elf jaar na de opening, begint terug te betalen: het werk van de crème de la crème van Damgaards artiestenstal is sinds maart op tournee. Door Frankrijk.

Als een vorst zit Damgaard achter in zijn galerie aan de Avenue Okba ibn Nafi, op een hoge stoel aan een bureau van glimmend, kitscherig touala-hout. Voor de ingang in het gras liggen zijn twee keffertjes te wachten tot hij ze, zoals iedere dag, meeneemt door de medina. De werken van Damgaards kunstenaars roepen associaties op met lsd-trips, Jackson Pollock, stripverhalen, surrealisme, pointillisme, naïeve kunst.

'Sommigen vinden de galerie wat overdadig. Maar ik. . .' Tijd om zijn zin af te maken heeft hij niet, want er komt een Frans echtpaar binnen om een schilderij op te halen. Een dergelijk tafereel zal zich die ochtend nog verscheidene keren herhalen. Damgaards galerie is 'très cool' bij de expatriates en toeristen, en de werken zijn (nog) betaalbaar. Want wie heeft er nu gehoord van Abdelkader Bentajar, Abdellah Elatrach of Mostapha Assadeddine?

Juist. Een echte Assadeddine heb je daarom al voor minder dan tweehonderd gulden. Het werk van de 43-jarige schilder die voorheen in de landbouw werkte, lijkt geïnspireerd door dromen die al bij beroering met een veertje kunnen omslaan in nachtmerries. Losse ogen met lange wimpers staren vanuit allerlei hoeken naar de kijker. Een zwart mannetje met groene stippen probeert een vogel uit een toren te rukken. Rivieren veranderen in een romp, die op zijn beurt een denkbeeldige stad beschermt, waarvan de poort voeten heeft. Eromheen krioelen een soort bloedlichaampjes, eveneens voorzien van groene stippen. Op een ander schilderij van Assadeddine glinstert, achteloos in een hoek, een Marokkaans kromzwaard.

Essaouira mag dan faam genieten als een van die exotische oorden waartoe artistieke westerlingen zich al sinds eind jaren zestig aangetrokken voelen, het blijft raadselachtig waarom zich juist hier, in dit geïsoleerde stadje met nog geen 60 duizend inwoners, een eigenzinnige kunststroming heeft ontwikkeld.

De romanticus pur sang Damgaard houdt het op de muze, die zich hier volgens hem reeds in de tijd van de Puniërs en de Romeinen openbaarde. En neem alleen al die naam Essaouira, die de Arabieren in de achttiende eeuw aan het stadje gaven. Dat kan zowel 'fraai ontworpen' als 'mooi beeld' betekenen. En dat licht. . . Dankzij de immense luchten, de helderheid, het blauw van hemel en zee, de silhouetten van de Paarse Eilanden voor de kust, de baai, de ruïnes in de verte, de adembenemende zonsondergangen, de golven die eeuwig de rotsen sarren, is Essaouira volgens Damgaard te vergelijken met mythische kunststeden als Athene, Cyprus, Carthago, Byblos.

En dan waren er natuurlijk al die culturen en beschavingen die zich door de eeuwen heen in Essaouira vestigden. Zo fungeerde de stad in de achttiende eeuw - toen de joden er zeer invloedrijk waren - als de haven van Marrakech, als eindpunt van de karavaanroute uit Timboektoe.

Van groot belang voor de 'kunst van Essaouira' was ook de komst van de hippies in de late jaren zestig, die vervallen hotels omtoverden tot psychedelische paleisjes en zich vol goede moed verdiepten in de lokale cultuur en gebruiken, waartoe ook het nuttigen van geestverruimende middelen behoorde. Behalve de kif die je rookt, was er majoun, een soort pasta met jam, noten en hasj, die je moet eten, waarna een onstuimige trip-achtige ervaring begint.

Het was de majoun die de Amerikaanse schrijver Paul Bowles hielp bij het componeren van zijn paranoïde Marokko-meesterwerk, Let it Come Down. En op het oog zijn ook de schilders van Essaouira niet vies van een traditioneel hallucinerend experiment.

Maar zelfs dat is nog niet het hele verhaal. In het kielzog van de hippies arriveerden sociologen als Georges Lapassade, onderzoeker aan de Universiteit van Parijs VIII, die behalve door de hippiecultuur ook begeesterd raakte door de Gnawa, de afstammelingen van de zwarte Afrikaanse slaven, wier invloeden nergens zo groot zijn als in Essaouira. 'Je waande je niet in Marokko, maar op een plek die een soort uitstulping van zwart Afrika was', schrijft Lapassade in een van zijn studies. De Gnawa zijn mystici met hun eigen trance-muziek, rituelen en afgoden: allemaal voer voor de muze.

Ook onder de kunstenaars van Damgaard zijn Gnawa. Mohamed Tabal schildert chaotische taferelen, geïnspireerd door zwarte rituelen. Hij beoefent zijn kunst niet als nieuwsgierig buitenstaander, maar als insider en deelnemer. De doeken lijken te zijn ontsproten aan een brein dat op barsten staat. 'De Marokkaanse Gnawa hebben eindelijk hun eigen schilder', jubelde Lapassade in 1988. De kunstwereld sloot Tabal in de armen. De afgelopen tien jaar heeft hij 26 keer geëxposeerd, waarvan twaalf keer in het buitenland.

'Je kunt', zegt Damgaard , 'Essaouira karakteriseren als een surrealistische stad. Niet alleen geïnspireerd door de Europese versie, maar ook door het bovennatuurlijke, de magie van Afrika.'

Maar een stad moet zelf ook ontvankelijk zijn voor de schone kunsten. En dat is ze, bezweert Damgaard. Hij bezocht Essaouira voor het eerst in 1969, en werd op slag verliefd op wat we, afgaande op zijn armbewegingen, maar 'het leven in de breedte' zullen noemen: een bestaan ontdaan van haast en onbeschoftheid, met aandacht voor je medemens, voor kunst, voor tradities en cultuur. Een levensstijl waar je in Parijs lang naar kunt zoeken.

Het idee om hier een galerie te openen begon bij Damgaard te rijpen toen hij werd uitgenodigd voor het diner bij een rijke familie. De fraaie benedenverdieping van het pand, een voormalig joods douanehuis, stond, op een tafeltennistafel en een biljart na, leeg.

'We hadden vrij zwaar gedineerd, en ik kon daarna de slaap niet vatten. In bed werkte ik mijn plan uit. Ik kende een paar plaatselijke schilders en dacht dat het leuk zou zijn om hun werk in die ruimte ten toon te stellen. Maar het moest geen groot evenement worden.'

Damgaard greep zijn kans. En daarna ontwaakte de muze, als een zojuist gezoende schone slaapster. 'Zodra de galerie geopend was, kwamen er andere kunstenaars langs, die hun werk ook wilden tonen. De weken en maanden daarna kwamen er meer en meer mensen.'

Deze week viert hij het succes van zijn droom. Damgaard is terug in Parijs, niet meer om de tijd te doden met het staren naar laagjes stof, maar om zijn artiesten te tonen. Helaas, dat groepje zonderlingen zal er zelf niet bij zijn in Parijs. Damgaard: 'Sommigen spreken geen Frans. En zelfs als ze meegaan naar een opening in Marokko, willen ze meestal meteen weer naar huis. Pas hadden we een vernissage in Marrakech. We hadden heerlijk en lang gedineerd en verbleven in een prima hotel. Maar zij begonnen om drie uur 's nachts alweer hun boeltje pakken. Terug naar Essaouira!'

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden