Een beladen erfenis
De man van het jaar in de kunstwereld is Matthias Frehner, directeur van Kunstmuseum Bern. Dat kreeg een van de lastigste erfenissen die je maar kunt krijgen: de beladen nazi-verzameling van de in mei overleden Cornelius Gurlitt. 'Steeds doken er nieuwe problemen op.'
In 1997 schrijft Matthias Frehner, kunstredacteur bij een Zwitserse kwaliteitskrant, een serie artikelen over roofkunst. Dat leidt zelfs tot een boek: Das Geschäft mit der Raubkunst - Fakten, Thesen, Hintergründe.
In 2014 krijgt hij als museumdirecteur een nazi-kunstschat cadeau.
Hoe onvoorspelbaar kan het leven zijn?
Twaalf jaar geleden zwaaide de kunsthistoricus Frehner (1955) af als journalist toen hij directeur kon worden van Kunstmuseum Bern. Dat herbergt een aardige collectie. 'Maar we moeten het vooral hebben van de tijdelijke tentoonstellingen', zegt de Zwitser.
Hij negeert de vraag of hij de terugkeer in zijn leven van het onderwerp roofkunst niet bizar vindt. Zijn interesse was meteen gewekt, zo begint hij te vertellen, toen een Duits weekblad eind 2013 onthulde dat er een Nazi-Kunstschatz was gevonden bij ene Cornelius Gurlitt, een 80-jarige zonderling uit München.
'Ik kende de naam Gurlitt. Ik wist dat de vader van Cornelius, Hildebrand Gurlitt, als kunsthandelaar in opdracht van de nazi's entartete kunst heeft verkocht (avant-gardistische kunst die door de nationaal-socialisten vanwege haar 'verderfelijke' karakter uit Duitse musea was weggehaald, red.). Het was mij ook bekend dat hij in een latere fase een van de kunsthandelaren was voor het Führermuseum in Linz. Hij heeft voor Hitler ingekocht op de Franse kunstmarkt. Dat was extreem lucratief, want door de wisselkoers kreeg hij veel voor weinig geld.'
De oud-journalist volgde de ontwikkelingen in de zaak op de voet, zoals de vondst dit voorjaar van nog eens 350 kunstwerken in een woning van Gurlitt in Salzburg. Het gerucht ging dat deze verzameling meer waard was dan de vier keer zo grote collectie in München.
Toen, op de ochtend van 6 mei, ging Gurlitt dood.
Frehner zat die middag - het is niet verzonnen, hij laat zijn agenda zien - bij een regulier overleg over roofkunst. 'Toen ik terugkwam, zei een collega: er is voor je gebeld, Gurlitt is gestorven. Dat weet ik, zei ik, er wordt gezegd dat wij zijn erfgenamen zijn. Waarom zouden wij van hem erven? We staan in geen enkele relatie tot Cornelius Gurlitt.
'De advocaat belde de volgende dag weer. Als u wilt dat ik dit serieus neem, zei ik, stuur mij dan een kopie van het testament. Die kwam onmiddellijk per e-mail. Daar stond het, in slechts een paar woorden: de Stichting Kunstmuseum Bern is enig erfgenaam. Ik heb mijn voorzitter ingelicht, die is meteen gekomen. Plotseling explodeerden de mediaverzoeken. Op een of andere manier was het nieuws in Duitsland bekend geraakt. De telefoon bleef rinkelen.
'Er was geen euforie, maar een zekere terughoudendheid. Roofkunst ligt gevoelig. We moesten oppassen. We hebben meteen juristen geraadpleegd. Die adviseerden ons niets te zeggen; volgens Duits recht kan een enkele uitlating al als accepteren van de erfenis worden uitgelegd. Dat was moeilijk, omdat er doorlopend vragen kwamen. Ook museumcollega's wilden weten: wat doet de directeur?
'Met een kleine werkgroep hebben we alles in kaart gebracht. Er was ongelooflijk veel te doen. Moeten we erfbelasting over de verzameling betalen? Had Cornelius Gurlitt nog rekeningen openstaan? Is zijn verzameling beschermd cultuurbezit? Steeds doken er nieuwe problemen op. Cornelius en zijn zuster hebben de erfenis van hun ouders ongelijk verdeeld: hij heeft alle kunst gekregen, zij het onroerend goed. De kunst was veel meer waard. Moest er achteraf nog belasting worden betaald?'
Frehner en Christoph Schäublin, de voorzitter van de museumstichting, waren razend nieuwsgierig naar de verzameling die Hildebrand Gurlitt bijeen had gebracht. Ze togen eerst naar Wenen, waar de veelbelovende vondst uit Salzburg was opgeslagen. 'In een kluis van een kunsttransportbedrijf lagen de werken op tafels uitgespreid. Ik was geschokt door hun staat. Ze waren vies, veel werken waren beschimmeld. Het huis was lange tijd niet verwarmd. Cornelius Gurlitt was al ziek en kwam nooit meer naar Salzburg.'
Museumstukken
Onder de aangetaste kunstwerken (die vrijwel allemaal konden worden gerestaureerd) bleken echte museumstukken te zitten. Frehner somt een indrukwekkende reeks schilders op: Manet, Monet, Courbet, Renoir, Signac, Gauguin, Corot. Het mooiste werk is volgens hem Montaigne Sainte Victoire, een landschap van Paul Cézanne uit 1897. Als dit schilderij niet zo'n troebele herkomst zou hebben gehad, zou het een recordprijs halen, denkt hij. 'Zeker veertig miljoen. Waarschijnlijk zonder probleem meer.'
De collectie bevat ook prachtige entartete kunst van beroemde Duitse expressionisten als Kirchner en Nolde. En 'familiekunst': werken van de overgrootvader van Cornelius Gurlitt en de zuster van zijn vader, Cornelia. 'Zij heeft in 1919 op haar 29ste zelfmoord gepleegd. Ze was een interessante kunstenares. Ze stond een tijdlang in het brandpunt van het expressionisme.'
Ook in het Münchense deel - ruim 1.300 kunstwerken -zitten 'absoluut spectaculaire verhalen', zegt Frehner . Maar het bezoek aan het appartement van Gurlitt raakte hem het meest. 'Er is een kamer waarin hij na zijn hartoperatie is verpleegd en is overleden. Ik denk dat hij daar goede verzorging heeft gehad. Maar het was er ook treurig. In de keuken stond een tafel met maar één stoel. Het was de woning van een zeer eenzaam mens.'
In Berlijn wachtten cruciale besprekingen. De Duitse regering had met Gurlitt kort voor diens dood een akkoord gesloten en zich bereid verklaard de restitutie van bij Joden geroofde kunst over te nemen. 'Dat wilden we zo houden. Het waren intensieve onderhandelingen. Het probleem van de roofkunst moest door Duitsland worden opgelost. Anders hadden wij de verzameling niet kunnen aannemen. Het financiële risico zou voor ons te groot zijn. Wij zijn een museum dat van publiek geld bestaat.'
Het was niet mogelijk om delen van de erfenis te verkopen om daarmee de afhandeling van claims te bekostigen, zegt Frehner. 'De werken die onder de verdenking staan roofkunst te zijn, hebben nul waarde. Ook de grote Cézanne. Die werken kunnen niet worden verkocht. Geen veilinghuis zal zich daaraan wagen.'
Wat wel van de hand kan worden gedaan, is volgens Frehner niet toereikend. 'Dat wat op dit moment als schoon is verklaard, is minder dan tien miljoen waard.'
Na een onderzoek van bijna acht maanden maakte het museum in november bekend de bezittingen van Gurlitt te aanvaarden. De waarde wordt niet bekend gemaakt. Duitsland blijft nog een jaar de 'taskforce' met experts betalen die onderzoek doet naar de herkomst van de kunstwerken. Dat land zal ook de roofkunst teruggeven aan de nabestaanden van de oorspronkelijke Joodse eigenaars - voor zover die er nog zijn.
Deze maand is de vondst in Salzburg naar Duitsland overgebracht voor herkomstonderzoek. Op internet zijn 499 werken uit de Münchense verzameling gepubliceerd die onder de verdenking staan roofkunst te zijn. Frehner verwacht dat daar nog 200 tot 250 stuks bij zullen komen. Van drie werken is vastgesteld dat ze terug moeten.
Het museum mag in 2020 bepalen welke van deze werken alsnog naar Bern gaan. Er zal geen roofkunst de drempel van zijn museum passeren, bezweert Frehner. 'Pas als de expertgroep kan bewijzen dat een kunstwerk tussen 1933 en 1945 niet tot een Joodse verzameling heeft behoord, kan ik het overnemen. Als niet kan worden uitgesloten dat het roofkunst is, laten we het in Duitsland. Berlijn moet dan beslissen wat ermee gebeurt. Gaat het naar een Joodse organisatie? Een Joods museum?'
Een Zwitserse kunstexpert hekelde het aannemen van de erfenis: 'Het museum neemt een verzameling op van een van de belangrijkste kunsthandelaren van het nazi-regime'. Had de nalatenschap uit moreel oogpunt niet moeten worden geweigerd?
Frehner stelt dat dit 'geen optie' was. 'Het werd aan ons toevertrouwd. Het zou laf zijn geweest om te zeggen: wij Zwitsers houden ons erbuiten, anderen moeten dit probleem maar oplossen.'
Ook Zwitserse Joden zijn kritisch. Kan de museumdirecteur nog wel slapen, is de vraag die een van hen graag gesteld ziet. Frehner, licht geïrriteerd: 'Ik doe niets onrechtvaardigs. Integendeel. Ik denk dat het akkoord met Duitsland garandeert dat er met deze verzameling zorgvuldig en voorbeeldig wordt omgegaan.'
Waarom is de entartete kunst niet teruggegeven aan de Duitse musea? 'Entartete kunst is geen roofkunst. De geallieerden hebben na 1945 gezegd: mensen die entartete kunst hebben gekocht, hebben zich natuurlijk verrijkt, maar ze hebben deze kunst ook gered. Veel werk is na de inbeslagname door de nazi's verbrand.'
Dit is deel 16 in een interviewserie die op 20 december is afgetrapt met een interviewspecial van het Volkskrant Magazine.
1. Daley & Danny Blind
2. Johan Witteveen
3. Katja Herbers
4. Henk Krol
5. Eelko van Kooten
6.dafne schippers
7.theo hiddema
8. Jett Rebel
9. Els Visser
10. Jacob Derwig
11. René Gude
12. Jozias van Aartsen
13. Hans Boland
14. Fred Teeven
15. Jean-Claude Juncker
16. Matthias Frehner
17. Arjan Vliegenthart
18. Klaas Knot
Precedent
'Het zou een precedent zijn geweest als wij hadden gezegd: de entartete kunst gaat terug. Dan hadden alle andere musea ook moeten restitueren. Kunstmuseum Basel heeft 14 werken van entartete kunst gekocht in 1939. Hoe wordt teruggave gecompenseerd? Tegen de huidige prijs? We hebben in de onderhandelingen met Duitsland aangeboden dat de musea hun voormalige werken met voorrang van ons kunnen lenen voor tijdelijke tentoonstellingen. Dat was voor Berlijn acceptabel.'
Nog een verwijt dat hij wil tegenspreken: dat zijn museum de krenten uit de pap heeft gehaald. 'Berlijn de lasten, Bern de lusten', schreef de Volkskrant. Frehner: 'Dat klinkt goed, maar zo is het niet. Wij stellen voor vijf jaar drie herkomstonderzoekers aan. Die plekken kosten vrij veel geld. Dat moeten we bij mecenassen en stichtingen zien op te halen.' Hij wijst erop dat ook nog 6.500 pagina's aan boekhouding en correspondentie van de Gurlitts moeten worden doorgeploegd.
Misschien werpen die licht op de vraag waarom Kunstmuseum Bern tot enig erfgenaam is gemaakt. Frehner kan slechts gissen. Cornelius Gurlitt heeft zijn collectie aan een stichting toevertrouwd. Dat is een aanwijzing, meent hij. 'Hij heeft in de jaren negentig met de gedachte gespeeld zelf een stichting voor zijn kunstverzameling op te richten. Dat weten we van een advocaat.'
Duidelijk is ook dat Cornelius Gurlitt kort na de Tweede Wereldoorlog in Bern was. 'Een neef van zijn vader had als kwartjood zijn baan als hoogleraar in Duitsland verloren. Na de oorlog werkte hij twee jaar aan de universiteit Bern. Cornelius moet sindsdien vaker Zwitserland hebben bezocht.'
En de Kornfeld-connectie dan? De zaak tegen Gurlitt kwam aan het rollen doordat hij in 2010 tijdens een grenscontrole veel geld bij zich bleek te hebben. Dat was de opbrengst van kunstwerken die zijn vader decennia daarvoor bij het veilinghuis van Eberhard Kornfeld in Bern had verkocht, verklaarde hij. Kornfeld is al jaren raadgever en begunstiger van Kunstmuseum Bern. Is dat niet de reden dat deze kunstinstelling is uitverkoren?
Frehner zegt dat hij die vraag niet wil beantwoorden. 'Dat moet u de heer Kornfeld zelf vragen.'
Die heeft daarover slechts één keer gesproken en toen ieder verband ontkend. 'Precies. U kent de geschiedenis: Cornelius heeft in zijn hele leven nooit gewerkt. Hij heeft uit zijn geërfde kunstverzameling werken verkocht om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij heeft bij meerdere veilinghuizen de werken officieel ingeleverd. Voor een deel ook bij Galerie Kornfeld.
'We kunnen geen definitief antwoord geven. Deze teruggetrokken persoon werd bij wijze van spreken van de ene op de andere dag door de politie tot een crimineel gemaakt. Men nam hem zijn verzameling af. Het is begrijpelijk dat hij die niet in Duitsland wilde laten.'
Toch bestaat de kans dat die daar terechtkomt. Verwanten van Cornelius Gurlitt uit Duitsland vechten het testament aan. Hij zou ontoerekeningsvatbaar zijn geweest toen hij zijn laatste wens bepaalde. Frehner maakt zich geen zorgen. 'We hebben twee deskundigenrapporten die over Cornelius zijn gemaakt naar aanleiding van het opstellen van het testament. Hij heeft zelf laten bevestigen dat hij toerekeningsvatbaar is.' Dat een door de familie ingeschakelde psychiater tot een andere conclusie kwam, wuift hij weg. 'Die heeft hem nooit ontmoet.'
Over een paar maanden komen de eerste werken uit de vermaledijde collectie naar zijn museum, zegt hij.
De journalist die over roofkunst schreef, is een museumdirecteur geworden die de verzameling van een foute kunsthandelaar heeft aangenomen. 'Ik zie geen tegenspraak. Ik heb indertijd gezegd: we moeten dit probleem oplossen. We moeten herkomstonderzoek doen. We moeten restitueren. Dat doen we nu allemaal.'