InterviewVincent Mentzel
Dichter bij de machtigen van Nederland dan Vincent Mentzel kon een fotojournalist niet komen
Van Joop den Uyl tot prinses Beatrix: fotograaf Vincent Mentzel kreeg vanaf de jaren zeventig talloze politici en leiders voor zijn lens. Zijn indrukwekkende oeuvre is (hopelijk) binnenkort te zien in twee musea én gebundeld in een boek. De Volkskrant sprak hem over zijn Haagse avonturen.
Betreed de woonkamer van fotograaf Vincent Mentzel (76) in zijn grandioze Rotterdamse herenhuis, en je weet meteen wie hem zoal na aan het hart liggen. Zijn vrouw Nancy Tulner, die naar boven verkast als het interview begint, een minuscule, langharige teckel in haar gevolg. En leunend tegen de boekenkast: prinses Beatrix, portret in kleur door Mentzel. De print is afgekeurd en toch weet hij van geen wijken, zodat de vorstin in ruste met haar vriendelijke en tegelijk strenge blik het huishouden blijft vorsen. ‘Zal ik de rimpeltjes op uw kin een beetje wegwerken?’, had Mentzel haar gevraagd. ‘Nee hoor, niet nodig, ik heb ze in al die jaren zelf eerlijk verdiend’, had ze geantwoord.
Aan de muur: kunst van Klaas Gubbels, die een complete gevoelswereld samenbrengt in vormen die doen denken aan koffiepotten, tafels, stoelen. ‘Ik kan uren in zijn atelier naar hem kijken als hij aan het schilderen is.’ Prominent op tafel: een rouwkaart van PvdA’er Ed van Thijn. ‘Als je zoals hij de oorlog hebt overleefd, leidt dat blijkbaar tot grote overlevingsdrang. Ik hoor hem nóg praten en lachen. Wat ben ik blij dat ik hem heb ontmoet.’
Muren vol kunst, een kast met (foto)boeken tot aan het plafond: een huis vol cultuur, en een fotograaf vol herinneringen die moeten worden verteld. Verhalen over de mensen die, zoals Mentzel dat noemt ‘glans gaven aan onze geschiedenis’, zoals Joop en Liesbeth den Uyl, Ruud Lubbers, prins Claus, koningin Beatrix, Hans Wiegel. Eind januari opent, corona volente, in het Rijksmuseum de grote tentoonstelling Vincent Mentzel, Foto’s, een selectie uit de 2.300 originele afdrukken die het Pantheon van de Nederlandse kunst heeft verworven.
Dezer dagen wacht in Museum Hilversum nog de (voor de lockdown al door 6.500 belangstellenden bezochte) tentoonstelling Macht en democratie op heropening die Mentzels voormalige fotoredacteur Nicole Robbers bij NRC Handelsblad samenstelde uit de duizenden foto’s die hij maakte aan en rond het Binnenhof. Beide vieringen van Mentzels oeuvre vinden hun weerslag in de gezamenlijke uitgave van de twee musea. Een boek op livre de poche-formaat: een bijbeltje voor de liefhebber van de fotograaf die vanaf de jaren zeventig de Haagse politiek een gezicht gaf en daarna de wereld – Afrika, China, Suriname, Iran, Rusland – bereisde.
Omdat een carrière van ruim veertig jaar – Mentzel ging in 2011 verplicht met pensioen bij NRC – zich in één artikel niet laat vangen, spitsen we het gesprek toe op zijn verhouding tot de macht, ministers, Kamerleden, staatshoofden, en tot de botsinkjes die in een lange loopbaan onvermijdelijk plaatsvinden en misschien iets onthullen over het karakter van de protagonist.
Zo was er een fittie met oud-directeur Wim Pijbes van het Rijks die een streep zette door de voorgenomen aanschaf van Mentzels complete collectie, inclusief negatieven, 75 duizend foto’s. Mentzel: ‘Pijbes’ voorganger Ronald de Leeuw had dat zo bepaald, zonder de precieze omvang van het archief te kennen. Ik vond het wel wat genant, al die foto’s van mij alleen. ‘Moeten er niet op zijn minst ook een stel van mijn collega Leo van Velzen worden aangekocht, die heeft vaak veel betere foto’s gemaakt’, vroeg ik. ‘Nee’, zei De Leeuw, ‘jouw foto’s geven zo’n mooi tijdsbeeld weer. Zo halen we veertig jaar geschiedenis binnen.’
‘Pijbes haalde er een streep door. Die voorzag dat conservatoren jaren bezig zouden zijn om afdrukken te restaureren en al die negatieven te bekijken en beschrijven: ‘Gaan we niet doen’, zei hij, ‘we nemen een selectie.’ Drie jaar lang zijn hier bij mij thuis conservatoren door al mijn werk gegaan. Ik weet niet eens precies wat ze hebben meegenomen.’
Wat hij kreeg voor de verkoop, vertelt Mentzel niet. Wel dat hij met de opbrengst bij het Rijks een fonds op naam heeft opgericht ter ondersteuning van de fotojournalistiek dat ‘inmiddels is aangegroeid tot twee ton’. Met Pijbes kwam het uiteindelijk goed, maar laat niemand denken, zoals een kwade tong wel heeft beweerd, dat de Rotterdamse vriendjes Vincent en Wim de deal samen hebben bekokstoofd.
Maria Austria
Vincent Mentzel, zoon van een Nederlands-Hervormde dominee en een sociaaldemocratische moeder die zich ontpopte als vooraanstaande Rooie Vrouw, kreeg van huis uit een brede wereldoriëntatie mee. Beide ouders hadden interesse voor (en boeken over) China, Rusland, Israël – en legden zo de kiem voor de reislust van hun zoon, en zijn levenslange liefde voor China.
De zoon, die opgroeide in Dordrecht, ging naar de kunstacademie in Rotterdam, maar toen het talent voor schilderen en tekenen achterbleef bij zijn ambitie kwam hij op voorspraak van de bevriende acteur Rob de Vries in de leer bij de befaamde theaterfotograaf Maria Austria in Amsterdam. ‘Zij gaf me een treinabonnement Rotterdam-Amsterdam en 25 gulden per maand. ‘Meestal moeten stagiairs be-thálen hè’, zei ze met dat licht Duitse accent.’
Twee jaar lang assisteerde hij Austria, die uitermate vriendelijk was tegen haar clientèle – schrijvers, acteurs, kunstenaars – maar zich tegenover haar bediende vooral van haar strenge kant liet zien. Intussen leerde Mentzel in haar donkere kamer de kunst van het afdrukken. ‘Wat zij deed, was schilderen met licht. Sigaret in de mond en dan met haar handen dansend boven het fotopapier om het licht te sturen en tegen te houden. Ik moest het nadoen. Dan liet ze me honderd van dezelfde afdrukjes maken en deed er van diezelfde foto eentje van zichzelf tussen. Ze vergeleek ze allemaal, verscheurde die van mij, en pikte die van haar er feilloos uit. Die was gewoon áf.’
Een harde leerschool, maar wel een van een leermeester die behoorde tot de fine fleur van de naoorlogse Nederlandse fotografie: Ed van der Elsken, Aart Klein, Cas Oorthuys, Paul Huf: ‘Strakke, verfijnde foto’s waren hun handelsmerk’, zegt Mentzel. ‘Austria sneed bijvoorbeeld de rauwe randjes van elke afdruk af. Elke haar en elk wit puntje werd weggeretoucheerd, ze leverde perfect werk. Ze had eens moeten weten hoe redacties met haar werk omgingen: vette vingers, grof aansnijden, niemand die zich bekommerde om een vuiltje.’
Na een paar ruwe leerjaren kwam Mentzel als ‘journalist derde klasse met nul dienstjaren’ eind jaren zestig te werken bij de Nieuwe Rotterdamsche Courant, destijds nog gevestigd aan de Witte de Withstraat in Rotterdam. De fotografie had er de wind in de zeilen: er trad een jonge generatie redacteuren aan die de mogelijkheden zag om de krant te moderniseren en te ontdoen van de grijze aanblik van pagina’s volgedrukt met letters.
Soms kon het gebeuren dat Mentzel voor het maken van een portret bij een geleerde aanbelde, die dan verbaasd vroeg: ‘Een fóto? Staan er fóto’s in NRC?’ Mentzel: ‘Dat was een generatie die om de foto’s heen las: een hinderlijke onderbreking van het artikel.’
Collega’s van de politieke redactie maakten hem wegwijs in het labyrint van vergaderzaaltjes, kantoren, trappenhuizen en gangetjes in het Tweede Kamercomplex. Ze legden hem uit waar in de plenaire vergaderzaal de linkse en de rechtse partijen zaten, wat de mores was van de politieke besluitvorming.
Na de leerschool bij de theaterfotograaf had Mentzel zijn eigen theater gevonden in de Haagse politiek.
Apekooien
Persfotografen genoten enorme bewegingsvrijheid in wat nu de oude plenaire vergaderzaal heet. Vergeleken bij de strikte regels in de nieuwe (nu voor renovatie gesloten) vergaderzaal was het apekooien: ‘De politici moesten je leren kennen. Als ze eenmaal wisten dat je er niet op uit was om ze pootje te lichten, lieten ze je rustig je gang gaan. Formeel was het niet toegestaan tussen hun bankjes door te lopen, maar als je het onopvallend deed, kruip-door-sluip-door, was er geen vuiltje aan de lucht.’
Die vertrouwde omgang tussen fotografen en politici leidde bijvoorbeeld tot de close-up van Joop den Uyl die, vermoeid, vertwijfeld en met een gebaar van ‘hoe haalt-ie het in zijn hoofd’ als premier en ‘halve republikein’ (aldus Mentzel) in 1976 prins Bernhard in de Kamer moest verdedigen nadat die ernstig in opspraak was geraakt in de zogenoemde Lockheed-affaire. Een kwestie die net niet het einde van de Oranjes inluidde, maar er wel toe leidde dat de prins zich niet langer in militair uniform mocht vertonen.
‘Een paar jaar later reisde ik met Den Uyl naar China. Daar was hij uitgenodigd als premier, maar hoewel hij dat inmiddels niet meer was, besloot hij toch te gaan. De Chinezen wisten niet zo goed raad met de omschrijving van zijn nieuwe functie. Want oppositieleider, dat begrip kenden ze daar niet. Uiteindelijk noemden ze hem maar ‘de Zhou Enlai (naar een belangrijke Chinese leider) van de Nederlandse regering’.
Op de terugweg vernam Den Uyl dat Bernhard, met instemming van zijn opvolger Van Agt, toch weer het uniform had aangetrokken voor de begrafenis van de Engelse (door de IRA vermoorde) Lord Mountbatten. ‘Den Uyl ontplofte van woede. Hij tierde een tijdje voort, ging op de grond tussen de passagiersstoelen liggen – we vlogen gewoon tourist class – en viel in een diepe slaap.’
Steeds inniger werden de banden tussen Mentzel en de politici. Hij kreeg toegang achter de schermen. Fotografeerde Chris van der Klaauw, VVD-minister van Buitenlandse Zaken, slapend in het regeringsvliegtuig onderweg van Jordanië naar Nederland, gestrekt op een bed, in diepe slaap. ‘Eigenlijk mocht ik die foto niet maken – de binnenkant van het vliegtuig gold als privé. Maar we hadden tijdens de vlucht samen gegeten en flink gedronken, en toen hij daar zo in de lorum lag, vroeg ik een bemanningslid toch heel even het licht wat op te draaien voor een foto. De volgende ochtend heb ik hem gevraagd of ik mocht publiceren. Geen probleem.’
Mentzel fotografeerde Wim Duisenberg breeduit achterin diens dienstauto met veel viriel vertoon – en dronk ’s avonds een paar keer een glaasje mee in het privébarretje dat de minister van Financiën er in de kelder van zijn Haagse woning op nahield. Hij zag VVD-leider Hans Wiegel, glunderend en genietend van de aandacht terwijl hij wordt omstuwd door fotografen. CDA-voorman Wim Aantjes, die in 1978 zijn aftreden bekendmaakt, nadat zijn verzwegen oorlogsverleden alsnog bekend is geworden. Het jonge KVP-Kamerlid Ruud Lubbers, met de dandyeske allure van een Brian Ferry. ‘Net als Den Uyl had hij een uitstraling die maakte dat je hem altijd herkende, ook als je hem op de rug fotografeerde. Iets wat een staatsman, maar ook iemand als Angela Merkel typeert.’
Hij raakte bevriend met de latere premier Lubbers en diens vrouw Ria, ze kwamen bij elkaar thuis, en aan de tafel waar nu het interview plaatsvindt, deed Lubbers wel eens suggesties ‘over onderwerpen waar NRC hoognodig eens over zou moeten schrijven’. Mentzels vooraanstaande positie bracht hem ook in contact met het Koningshuis. Vooral prins Claus was een pleitbezorger van meer openheid van de royals naar de fotojournalistiek. In 1977, op staatsbezoek in China ten tijde van Mao’s gewelddadige Culturele Revolutie, liet Claus de diplomatieke karavaan zo nu en dan stoppen om zelf in de hermetisch gesloten samenleving een kijkje te nemen buiten de gebaande paden – maar vooral om de fotojournalisten de gelegenheid te geven hetzelfde te doen.
Bij Mentzels eerste fotosessie voor een portret van Beatrix lichtte Claus persoonlijk bij in het donkere kasteel Drakensteyn, met een schemerlamp in de hand. Behalve statieportretten maakte Mentzel ook de foto die het uitgangspunt vormde voor een postzegel en de foto en profil die aan de basis stond van haar afbeelding op de gulden en het kwartje.
Dichter bij de machtigen van Nederland dan Mentzel kon een fotojournalist eind jaren zeventig niet komen. Tot de koersbepalers van Nederland rekent hij ook Beatrix: ‘Zij had enorm veel informele invloed, zij en Lubbers spraken elkaar elke maandag over van alles en nog wat.’ Hij zat dicht bij het vuur, maar bleef tegelijk de ambachtsman die elke fotograaf óók is. Dat betekende vaak: ’s ochtends vroeg naar de Tweede Kamer voor een foto van een debat. Rond half 12 per auto over de A13 naar de redactie in Rotterdam scheuren. Filmpje ontwikkelen (acht minuten), in overleg met de fotoredacteur een keuze maken, twee printjes maken en die – nog nat van het spoelmiddel – naar de drukkerij brengen, waar de drukkers ongeduldig wachten tot de persen rond het middaguur konden gaan draaien. Bij politieke hoogspanning reed Mentzel soms wel twee, drie keer per dag heen en weer.
Een tijdperk van polarisatie waren de jaren-Den Uyl, ‘maar het was ook een tijd waarin politieke tegenstanders toch prettig met elkaar omgingen’. Er werd gerookt en eindeloos gezopen in perscentrum Nieuwspoort: ‘Ik ben ook wel eens ’s ochtends vroeg thuisgekomen, dat ik dacht: oef, dit is niet gezond.’ Mentzel woonde meer aan het Binnenhof dan in Rotterdam. ‘De Kamer was mijn huis. Dat heeft me mijn huwelijk gekost.’
Het hoogtij verliep. Ruud Lubbers werd in 1982 premier van Nederland, de CDA’er met de bijnaam Der Macher, de compromissenmachine die alle politieke conflicten met wollig taalgebruik smoorde. Fijn misschien uit bestuurlijk pragmatisme – Nederland verkeerde in een diepe economische crisis – maar weinig inspirerend voor een fotojournalist op zoek naar politiek theater.
‘Op een middag liep ik met Ruud op naar het Torentje na afloop van een debat. Toen hoorde ik iemand roepen: ‘Hé, Mentzel, moet je geen foto maken?’ Dat was Werry Crone, fotograaf van Trouw. Het raakte me, want hij had hartstikke gelijk. Ik had me altijd geërgerd aan voorlichters die hinderlijk in beeld liepen als je een foto van een politicus wilde maken, en nu liep ik zélf in de weg. Het was een eyeopener: ik was te close.
‘De volgende dag ben ik naar mijn hoofdredacteur, André Spoor, toegegaan en heb hem verteld: ik stop met Den Haag. Prima, zei hij, dan ga je andere dingen doen.’ Mentzel wierp zich op portretten van schrijvers, acteurs en kunstenaars (onder wie Klaas Gubbels). Hij ondernam talloze internationale reizen, werd beeldredacteur van en fotograaf voor NRC’s prestigieuze glossybijlage M. Hij kreeg kortom alle ruimte. ‘Voor mijn 50ste verjaardag mocht ik op reportage om een treinreis te maken van Beijing naar Mantsjoerije: een verjaardag die ik nooit zal vergeten. Dat was de liberale NRC. Toenmalig hoofdredacteur Ben Knapen zei: ‘Ga jij dat lekker doen.’
Even dreigde Mentzel eind jaren tachtig te worden vermalen in een hoofdredactionele machtsstrijd tussen Ben Knapen en Marc Chavannes. ‘Chavannes wilde me, als een van zijn tegenstanders voor de functie van hoofdredacteur, eruit werken. Opeens eiste hij het archief op dat ik al die jaren thuis had opgebouwd, ik had zelf studenten ingehuurd om het toegankelijk te houden. Chavannes zei: ‘Dat archief is van ons, dat hoort op de krant.’ Hebzucht en pesterij was het. De kwestie is hoog opgelopen. Op een avond rond Kerst belde ik hem op. Ik zei: ‘Ik kom nú bij je langs, dan praten we het uit.’ Hij antwoordde: ‘Bel mijn secretaresse maar, dan maken we een afspraak voor na Nieuwjaar.’ Het was een superverdrietige tijd.’ Uiteindelijk was het de directie van NRC’s moederbedrijf Elsevier die voorkwam dat Mentzel de laan uit werd gestuurd. Hij bleef eigenaar van zijn archief. Niet veel later werd Knapen hoofdredacteur en kreeg Chavannes een andere functie.
Heeft Mentzel nooit heimwee gehad naar de glorie van het Binnenhof? ‘Ach, als ik me daar vertoonde, waren er genoeg mensen die me nog kenden. Maar er waren er ook die me nauwelijks nog een blik waardig keurden, omdat ik niet meer paste bij hun belangen. Je leerde je vrienden wel kennen.’ Steeds helderder zag hij ook het onderscheid tussen de macht die politici (en hoofdredacteuren) kunnen hebben, en het gezag dat ze met hun handelen moeten verdienen. Den Uyl, die enorm veeleisend was voor zijn medewerkers maar ook een warm hart voor ze had, versus staatssecretaris Marcel van Dam die volgens Mentzel doorzakte in Nieuwspoort terwijl zijn chauffeur voor de deur zat te blauwbekken in de dienstwagen. ‘Joop zei altijd: ‘Het zijn sterke schouders die de weelde van de macht kunnen dragen.’ Hoe ga je met mensen om – dat is uiteindelijk allesbepalend.’
Schnabbel
In de jaren zeventig waren de scheidslijnen tussen journalistiek en politiek minder helder afgebakend dan tegenwoordig. Zo maakte Vincent Mentzel met NRC-verslaggever Peter Schumacher in opdracht van PvdA-minister Jan Pronk van Ontwikkelingssamenwerking reportages in Tanzania over door Nederland medegefinancierde projecten. Het ministerie betaalde alle onkosten en honoraria. De reportages werden afgedrukt in NRC en in het blad van Ontwikkelingssamenwerking. De NRC-lezer werd niet over de betrokkenheid van het ministerie geïnformeerd, aldus Mentzel. Hoofdredacteur André Spoor maakte een einde aan de schnabbelpraktijken van de redacteuren, die voordien ook wel voor partijblaadjes schreven. Dergelijke praktijken waren toentertijd overigens niet aan journalisten van NRC voorbehouden.
CV Vincent Mentzel
1945 geboren in Hoogkarspel.
1963 Academie voor Beeldende Kunsten, Rotterdam.
1967 Leerling-assistent bij Maria Austria
1969 Fotograaf voor Algemeen Dagblad en NRC. Dienstverband bij NRC volgt.
1973 Eerste van vele reportages in China
1982 Stopt als fotograaf Haagse politiek
1989 Getuigt van de neergeslagen studentenopstand op het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing
2011 Verplicht pensioen bij NRC Handelsblad