INTERVIEWS
Deze musici gingen met pensioen zonder afscheidsconcert en zonder applaus
Als de pandemie voorbij is, zullen de orkesten er anders uit zien. Alleen al omdat de meeste professionele symfonieorkesten musici in vaste dienst hebben, en er dus musici met pensioen gaan. Sinds maart namen velen in stilte afscheid, zonder het gebruikelijke afscheidsconcert. Hoe voelt dat? De Volkskrant richt een monumentje op voor vier orkesttijgers.
Ken Hakii, was altviolist van het Concertgebouworkest
Het zal even wennen zijn. Wie in het post-covidium een concert van het Koninklijk Concertgebouworkest bezoekt, zal niet aan de eerste lessenaar, op een meter of twee van de dirigent, het vertrouwde gezicht zien van Ken Hakii. Sinds 1985 maakte de Japanner deel uit van het orkest, sinds 1992 was hij aanvoerder van de altvioolgroep. Door zijn collega’s werd hij alom gerespecteerd, de man die zelden iets zei.
Hakii verontschuldigt zich voor zijn moeizame Nederlands en benadrukt dat Nederland zijn thuis is geworden. ‘Ik blijf hier’, zegt hij. ‘In het begin heb ik Japan veel gemist, maar dat is minder nu. Als ik er met het orkest op tournee was, vond ik het leuk om het land aan mijn collega’s te laten zien, maar ik merkte ook: ik ben veranderd.’
Eigenlijk was het zijn bedoeling om een jaar in Europa te gaan studeren, in Keulen, maar hij dacht: nu ben ik gewend, ik blijf nog een jaar. Er kwam een plek vrij in het Concertgebouworkest. Hakii deed auditie: dan zou hij ten minste één keer in dat mooie Concertgebouw hebben gespeeld. Tot zijn verbazing werd hij aangenomen. ‘In 1985 speelde ik de Negende symfonie van Mahler met dirigent Leonard Bernstein. Ik kon hem niet goed zien tijdens het concert, ik zag alleen zijn voet dansen. Maar daar had ik genoeg aan. Zijn hele lichaam was muziek. Een fantastische ervaring.’
Voor veel musici is hun orkest niet alleen hun leven, een belangrijk onderdeel van hun identiteit, ze hebben ook een hechte band met hun instrumenten. Alleen zijn die vaak eigendom van het orkest of een daaraan verbonden stichting. Het instrument waarmee een musicus vergroeid is, moet dan worden teruggegeven. Ook Hakii zit in die situatie. Jammer? ‘Jááá… Naar deze altviool heb ik jarenlang gezocht. Gelukkig mag ik hem nog bespelen tot het orkest een opvolger voor mij heeft gevonden.’
Auditiestop
Bij orkesten gaan musici met pensioen, dat betekent niet dat ze momenteel nieuwe spelers aannemen. Vanwege de vele internationale reisbeperkingen vrezen de orkesten dat wanneer zij nu een auditie plannen, zich onvoldoende geschikte kandidaten melden. Verwacht wordt dat als de pandemie voorbij is, er een grote carrousel op gang komt, omdat orkesten dan zo gauw mogelijk audities zullen houden.
Hakii had toch nog een afscheidsconcert, alleen dan zonder publiek: een livestream, Bruckners Negende, 16 december. ‘Op de laatste repetitie hield de directeur een toespraak. Het hele orkest heeft voor mij gespeeld. Het was niet moeilijk, ik wist al een jaar: dat wordt mijn laatste dag. Maar ik mis de collega’s, de akoestiek en het publiek.’
Wat nu? ‘Ik blijf muziek maken. Ik wil het altijd beter doen. In een ander professioneel orkest spelen, dat kan geloof ik niet.’ En een goed amateurorkest, of is die stap te groot? ‘Ik wil heel graag spelen. Weet u misschien een goed amateurorkest in Amsterdam?’
Caecilia van Hoof, was cellist bij het Residentie Orkest
‘Het is droef om na veertig jaar afscheid te nemen zonder publiek’, zegt Caecilia van Hoof, die in mei stopte als cellist bij het Haagse Residentie Orkest. ‘Maar er komt hierdoor wel een droom uit. Ik heb tijd voor andere muzikale projecten. Deze zomer heb ik nog opgenomen in de Abbey Road Studio in Londen: ik werk mee aan een project met onder anderen Larry Dunn van Earth Wind and Fire. Het is een fusie tussen klassiek, pop, jazz en wereldmuziek, heel bijzonder.’
En dat is niet het enige wat er verandert in het leven van Van Hoof, wier zangerige accent haar Maastrichtse herkomst verraadt (als kinderen hadden zij en André Rieu zich willen verloven, vertelt ze – ‘achteraf gezien maar goed dat zijn vader daar een stokje voor stak’). Ze heeft plannen om met haar nieuwe vlam naar Macedonië te verhuizen. Ze zijn twee jaar samen.
‘Hij komt uit Macedonië en vroeg laatst: hoe sta je daar tegenover? Ik ben er nu vier keer geweest, het is een prachtig land. Met mijn pensioen kan ik daar leven als een God in Frankrijk. Ik denk vaak: hoeveel gezonde jaren heb ik nog? Ik verkoop mijn huis hier in Benoordenhout en dan gaan we eens rustig zoeken naar een mooi stuk grond.’
Ze mist het orkest niet zo. Het werd ook een keurslijf, zegt ze. Toch heeft ze er veel aan te danken. Ze leerde er haar man kennen, de violist Wybo van Biemen, die in 2007 overleed. Een klassiek verhaal: ze waren op tournee in de Verenigde Staten, op de laatste dag sloeg de vonk over. Samen kregen ze een zoon, Marc Daniel van Biemen, die nu eerste violist is in het Concertgebouworkest.
Wat heeft ze het Residentie Orkest toch zien veranderen, mijmert ze. Ze maakte mee dat de Anton Philipszaal in gebruik werd genomen (in 1987) en dat die werd afgebroken (2015). De opening van de nieuwe zaal, Amare, loopt ze net mis. ‘Toen ik bij het Residentie kwam, was het een hele chique club. Er werd onderling veel Frans gesproken, mensen spraken elkaar aan met u, er was een strikte hiërarchie. De dirigent Hans Vonk maakte denigrerende opmerkingen over mijn accent, daar ging ik openlijk tegenin. Daar werd ik dan weer op aangesproken door collega’s: doe dat toch niet!’
Haar afscheid bestond uit een lunch met de directeur en een Zoom-sessie met de cellogroep. ‘Alle cellisten hielden een speech, iedereen vertelde in geheel eigen bewoordingen hoe die over me dacht. Dat was toch wel heel mooi.’
Hay Beurskens, was slagwerker bij het Nederlands Philharmonisch Orkest
Eén dag na zijn pensioen kreeg Hay Beurskens verschijnselen. Vanaf 29 september was hij vierenhalve week uit de roulatie door corona. ‘Sinds maart had ik heel voorzichtig gedaan’, zegt de oud-slagwerker van het Nederlands Philharmonisch Orkest. ‘In een grote groep samenkomen, voelde niet veilig.
‘Inmiddels ben ik weer de oude. Ik ben bezig met een reorganisatie in huis, daar was ik jaren niet aan toegekomen. Ik heb kasten vol bladmuziek opgeruimd, eigen composities herontdekt. Ik heb contacten in Vietnam, daar wil ik misschien wel les gaan geven. En de schilder in mij is weer boven komen drijven.’
Na een orkestbaan van maar liefst 46 jaar – hij was al op z’n 19de klaar met het conservatorium, dat hielp – nam hij afscheid zonder applaus. ‘Heel gek. Ik was in maart wegens rugklachten uit een productie gehaald, Mahagonny, die uiteindelijk afgeblazen werd. Toen die lockdown kwam, dacht ik: hoe lang gaat dit duren? Het duurde en het duurde maar... Zodra er weer iets mocht, in juni, ging het orkest dingen doen in kleine formaties, zonder slagwerk.’
Daar kwam de vakantie achteraan: de meeste orkesten houden een zomerstop. ‘Het is eigenlijk nooit meer op gang gekomen. Ik ben altijd iemand geweest die het leuk vond om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Ik moest even slikken: hoe zal het zijn om niet meer op een podium te staan? Dat proces heeft twee weken geduurd. Op een bepaald moment ging de knop om en kon ik er vrede mee hebben dat het klaar is.’
Hij heeft sindsdien één keer geluncht met een oud-collega, zegt hij, verder heeft hij niemand van zijn orkest gezien. ‘Ik kan er vrede mee hebben, omdat ik zoveel moois heb meegemaakt. Vooral de samenwerkingen met dirigent Hartmut Haenchen koester ik. De Ring des Nibelungen van Wagner, Die Soldaten van Bernd Alois Zimmermann... In de opera spelen vond ik heerlijk, ik ben een theaterman. Het is goed zoals het is. Maar een laatste applaus had ik toch wel leuk gevonden.’
Jan Breukel, was hoornist bij de Philharmonie Zuidnederland
Officieel was de pensioendatum van Jan Breukel 17 oktober 2020. In werkelijkheid had de hoornist van de Philharmonie Zuidnederland zijn collega’s al veel langer niet gezien. In de zomer van 2018 speelde hij zijn laatste concert. ‘Het ging gewoon niet meer. Ik repeteerde nog wel eens mee, maar moest me dan uiteindelijk toch laten vervangen. Dat ik in 2019 ook nog darmkanker kreeg, met chemo en een zware operatie, was de druppel.’
In 1977 won Breukel een proefspel bij het Limburgs Symfonie Orkest, gelijk als solohoornist. André Rieu senior, de vader van de walskoning, was er nog dirigent. ‘Eigenlijk kende ik het orkest niet zo goed. Ik had al meegespeeld bij het Concertgebouworkest en schrok van het niveau in Maastricht. Niet iedereen had de juiste mentaliteit. Na de eerste repetitie dacht ik: wat moet ik nou? Maar mijn docent zei: ga hier gewoon voor.’
Dat bleek een goed advies. Het orkest groeide. ‘Zeker onder Ed Spanjaard, een echte verbinder die goede musici aantrok. Daarnaast kon ik nog bij het Concertgebouworkest invallen, dat gaf veel voldoening. Ik heb nog wel bij andere orkesten geauditeerd, maar het liep steeds op niets uit. Toen heb ik besloten ook aan een studie zang te beginnen. Ik heb een mooie carrière gehad.’
Net zoals Hay Beurskens (die zijn Amsterdams Philharmonisch Orkest in het Nederlands Philharmonisch op zag gaan), maakte Breukel een fusie mee. Ingegeven door bezuinigingen ging het Limburgs Symfonie Orkest in 2013 samen met Het Brabants Orkest. ‘Ik had net besloten een halve baan te nemen en mijn solopositie op te geven, derde hoorn te spelen. Twee maanden daarna werd chronische leukemie bij mij vastgesteld. Ik ben zoveel mogelijk blijven werken. Veel collega’s vroegen zich af hoe ik het volhield, maar als ik op het podium zat, voelde ik helemaal niks van die ziekte.’
Dicht Erbij
Het Rotterdams Philharmonisch Orkest begint met een online concertreeks onder de noemer Dicht Erbij. Iedere zaterdag om 20.15 uur wordt er via de website rpho.nl/dichterbij een concert uitgezonden. Komend weekend staat Ravels Pianoconcert in G centraal, solist is Lucas Debargue, Stéphane Denève dirigeert. De week daarna is de beurt aan Daniel Barenboim, die langskwam voor het Eerste pianoconcert van Chopin.
Dat het concert in 2018 zijn laatste zou zijn, wist Breukel niet. Des te groter was de behoefte aan een mooie afsluiting. ‘De norm is een receptie en dan een diner. Eens in het jaar is er een dag dat we met het orkest iets leuks gaan doen, dan worden de jubilarissen gehuldigd. Dat is aan mij voorbijgegaan. Ik had graag nog een repetitie bezocht, maar dat mocht niet. Ik heb natuurlijk ook een verhoogd risico voor corona. Ik hoop dat er deze zomer nog iets mogelijk is.’
Zijn hoorn heeft hij verkocht: boek gesloten. Wel zingt hij thuis liederen met een begeleidings-cd. ‘Het meest mis ik het sociale, het samenzijn, het praatje met het publiek in de bar na een concert.’
Lees verder:
Maar liefst 45 jaar speelde Martin van de Merwe in het Rotterdams Philharmonisch – ongekend lang voor een hoornist. We volgden hem in 2019 in aanloop naar zijn afscheid.
Niet iedere musicus is in mineur door de lockdown. Alleskunner Thomas Beijer beleeft een artistieke bloeiperiode – in zijn schuur.