De gidsBoeken
Deze boeken zijn ook interessant en wel hierom
Er verscheen deze week nog veel meer. Hier onze keus uit boeken die we ook nog graag even noemen.
Meesterwerk van schrijverdief Jean Genet opnieuw vertaald
De dief en landloper Jean Genet (1910-1986) werd in de jaren veertig bekend met zijn gedicht ter nagedachtenis aan de ter dood veroordeelde Maurice Pilorge, die hij in de gevangenis had ontmoet. Later schreef Genet fantastische toneelstukken die tot op de dag van vandaag worden opgevoerd (Toneelgroep Amsterdam speelde in 2018 nog De meiden). Hij heeft ook romans op zijn naam staan, waarvan Dagboek van een dief uit 1949 nu opnieuw in het Nederlands is vertaald, door stervertaler Kiki Coumans.
Genet bezingt hierin lichamen van mannen die hij heeft liefgehad op zijn tochten door Europese steden in de jaren dertig. Het zijn meestal complexe, niet-wederkerige liefdes waarin het vooral lijkt te gaan om wie de sterkste is. Hoe wreder en afstandelijker zijn minnaar, hoe dweperiger de jonge Genet is. Levendig beschrijft hij flirterige gesprekken in een Spaanse bar, diefstallen op vieze hotelkamers, een scène op de kermis in Antwerpen, maar ook de eenzaamheid van een jonge dief in een vreemd land. Helaas doet de rest van de roman, waarin Genet zijn levensovertuiging met veel omhaal van woorden uiteenzet (verraad en diefstal zijn deugden, misdadigers heiligen), wat gedateerd aan. (Wineke de Boer)
Jean Genet: Dagboek van een dief. Uit het Frans vertaald door Kiki Coumans. De Bezige Bij; € 24,99
Slachthuis inspireert Ana Paula Maia tot een verdraaide goede kleine roman
Misschien wel de sterkste scène in de kleine roman De ziel in het bloed van de Braziliaanse schrijfster Ana Paula Maia (1977) is die waarin een groep studenten het slachthuis bezoekt. Een meisje ‘in een lange rok en witte knoopjesbloes’ vraagt aan de ‘verdover’ of hij zichzelf als een moordenaar ziet. Tot haar schrik zegt de man simpelweg ‘Ja’.
Het is een van de weinige momenten waarop de buitenwereld doordringt tot de besloten mannenwereld van het slachthuis waar deze indringende roman zich afspeelt. Alleen de verdover, Edgar Wilson, gelooft nog dat ieder dier een ziel heeft. Voordat hij de dolhamer tussen de ogen laat landen, prevelt hij een schietgebedje. Bij ieder dier opnieuw.
Maar dan verdwijnen er op een nacht twintig koeien die in een weiland klaar staan voor de slacht. De mannen laten er allerlei theorieën op los, en Maia voert de spanning flink op eer het tot een bloederig einde komt. Dit is geen proza voor zwakke magen, maar het is wel verdraaid goed geschreven. Onderkoeld en ingehouden voert Maia de lezer naar het slachtblok. (Peter Swanborn)
Ana Paula Maia: De ziel in het bloed. Uit het Portugees vertaald door Maartje de Kort. Zirimiri press; € 17,95
Gabriele d’Annunzio zet zijn schooltijd in een koortsige gloed
Leven en schrijven zijn bij Gabriele d’Annunzio onontwarbaar vervlochten. Een Italiaanse decadent uit het begin van de twintigste eeuw, een held in de Eerste Wereldoorlog, die een wegbereider van het fascisme werd en zich later terugtrok in een in beslag genomen villa aan het Gardameer.
De novelle De wimperloze vriend was een tussendoortje voor de Italiaanse dandy. Een – al dan niet fictieve – hereniging met zijn doodzieke vriend Dario brengt zijn schooltijd in herinnering. In broeierig, associatief proza delft hij in zijn geheugen naar de gebeurtenissen die hem vormden. Hij stuit er op het gedweep met Napoleon dat de vrienden deelden. Climax is zijn vlucht naar het dak van de school, waar de jonge Gabriele een glimp opvangt van wie hij hoopt te worden en het wilsbesluit neemt dat hij van hun tweeën de sterkste zal zijn.
De stijl van d’Annunzio vraagt het een en ander. Hij koketteert met zijn kennis, en strooit kwistig met citaten en verwijzingen. Maar ook zet hij zijn schooltijd in een koortsige gloed. (Ariejan Korteweg)
Gabriele d’Annunzio: De wimperloze vriend. Uit het Italiaans vertaald door Emilia Menkveld. Uitgeverij Vleugels; € 23,95
Waarom de Franse Revolutie juist leidde tot minder democratie
Stadsburgers hadden sinds de late Middeleeuwen meer invloed op het bestuur dan staatsburgers na de Franse Revolutie van 1789. Die revolutie maakte Europa juist minder democratisch, toont Maarten Prak aan in Stadsburgers. Want de Franse Revolutie maakte een einde aan gilden, schutterijen en talloze andere organisaties van burgers. Daarvoor in de plaats kwam het kiesrecht, maar dat werd slechts aan een kleine groep welgestelde mannelijke burgers toegekend.
Voor 1800 was de stad in en buiten Europa de belangrijkste politieke eenheid. De centrale overheden lieten het heffen van belastingen aan de steden over omdat ze daartoe zelf niet in staat waren. De gilden en schutterijen zorgden voor publieke voorzieningen die de overheden niet konden leveren: handhaving van de orde, bewaking van de stad, onderwijs, armenzorg, maar ook het in stand houden van tempels en theaters. Omdat deze organisaties onafhankelijk waren, confronteerden zij de stadsbestuurders door middel van rekesten met hun grieven. En als de regenten niet aan die eisen tegemoet kwamen, liepen ze het risico door de schutterijen van het kussen gestoten te worden.
Prak verwijt zijn collega’s een overschatting van de betekenis van de nationale staat voor de democratie. Dat klopt voor het grootste deel van de negentiende eeuw. Maar vanaf 1870 wisten de staatsburgers zich te hergroeperen in bewegingen, vakbonden en politieke partijen om grotere zeggenschap over het landsbestuur af te dwingen. (Hans Wansink)
Maarten Prak: Stadsburgers – Stedelijk burgerschap voor de Franse Revolutie. Prometheus; € 29,99
Narcisten blijken zichzelf echt als een godsgeschenk te beschouwen
Zijn narcisten, met hun charme en bravoure diep van binnen niet onzekere mensen met een beroerd zelfbeeld? Dat is vaak gedacht, maar deze donuttheorie – de narcist is net als de donut stevig en zoet van buiten, met een gapend gat in het midden – houdt in onderzoek geen stand. Narcisten blijken er werkelijk van overtuigd dat ze een godsgeschenk zijn en navenant bewonderd dienen te worden. Als de omgeving daarin tekortschiet worden ze onzeker: waarom ziet niet iedereen hoe geweldig ze zijn? Dit gebrek aan erkenning kan zo diep krenken dat het wraaklust oproept.
Eddie Brummelman zet in Bewonder mij! recente onderzoeksresultaten over narcisme toegankelijk op een rij. Wat het is: een gewone persoonlijkheidstrek die in extreme vorm een stoornis wordt. Waar het vandaan komt: deels erfelijk, deels aangeleerd in de jeugd. En wat je eraan kunt doen. Dit laatste aspect komt minder goed uit de verf. Als narcisten, zoals Brummelman zegt, trots zijn op hun zelfzuchtige eigenschappen, zouden ze dan vrijwillig gaan oefenen in compassie? Of zouden ze dat hooguit oppakken als een truc om nog meer bewonderd te worden? (Ranne Hovius)
Eddie Brummelman: Bewonder mij! – Overleven in een narcistische wereld. Nieuwezijds; 224 pagina’s; € 20,-
Joseph Stiglitz over het gevaar van de marktmacht van grote bedrijven
Om het kwaad van toenemende ongelijkheid tussen burgers te bestrijden, is ‘een nieuw sociaal contract’ nodig, betoogden Kim Putters en Feike Sijbesma in deze krant. De twee invloedrijkste bestuurders van Nederland zouden zo maar inspiratie geput kunnen hebben uit het nieuwe boek van Joseph Stiglitz. Want de Amerikaanse econoom die in 2001 de Nobelprijs in zijn vakgebied won, komt voor de VS tot dezelfde diagnose en stelt dezelfde remedie voor. In zijn nieuwe boek Winst voor iedereen legt hij uit hoe gevaarlijk de marktmacht van grote bedrijven is geworden voor zowel de economische als de politieke stabiliteit. De ongelijkheid wordt in de hand gewerkt door opvattingen als: ‘Concurrentie is voor losers’ (Silicon Valley-tycoon Peter Thiel) en ‘heel goede bedrijven zijn in staat hun prijzen te verhogen zonder klanten kwijt te raken’ (investeerder Warren Buffett). Met als gevolg hogere prijzen die ‘voor werknemers net zoveel pijn doen als lagere lonen’. Stiglitz pleit voor een sterkere overheidsrol in de economie. Politiek kansloos in de VS, uiteraard, maar zijn economische diagnose is daarom niet minder verhelderend. (Fokke Obbema)
Joseph Stiglitz: Winst voor iedereen. Athenaeum Polak & Van Gennep; € 22,50
Liesbeth Koenens mooie observaties over taal gebundeld
Is ‘mwoah’ een woord? Of een geluid? Kun je ook ‘liegen’ als je niet weet dat je liegt? Waarom zit er chocola in chocolademelk maar geen school in schoolmelk, en zijn speculaasbrokken brokken speculaas maar hondenbrokken geen brokken hond? Waarom vinden Duitsers Nederlandse woorden als ‘eekhoorntjesbrood’ en ‘kikker’ schattig, maar vinden wij dat niet van Duitse woorden? Waarom zeggen we dat iets ‘vies lekker’ is, ‘wreed goed’ of ‘verschrikkelijk lief’, of noemen we iemand liefkozend ‘bitch’? Hoe komt het dat we ‘niet goed snik’ kunnen zijn maar niet ‘goed snik’? Dat ‘zuivere koffie’ of ‘er doekjes om winden’ geen uitdrukkingen zijn? Dat baby’s zomaar spontaan ‘Mama!’ zeggen? Goede vragen, mooie observaties. Liesbeth Koenen, die de 67 stukjes in Wat je zegt, gaat vanzelf schreef voor De Telegraaf , zoekt het uit. Er is niet altijd een verklaring voor de wonderbaarlijkheden in onze taal. Gelukkig maar. Koenen is taalkundige, geen taalpurist of schooljuf. Ze kent alle linguïstische theorieën maar die staan verwondering niet in de weg. Ze is ruimhartig, ze krijgt geen hartverzakking van ‘hun hebben’ of ‘die meisje’. Taal is grillig en veranderlijk als het leven. We zijn er volgens Koenen verbazend goed in. (Aleid Truijens)
Liesbeth Koenen: Wat je zegt, gaat vanzelf – 67 opgewekte taalverhalen; de Kring; € 14,99
Nina Polak schreef een verhaal dat doet hopen op een roman
Men moet zich de special van het tijdschrift Terras, over theater en literatuur, niet laten ontgaan. Als bonus is daar een bijzonder uitgaafje bij geseald: het verhaal De tuin, het beest, de geest van Nina Polak, die eerder twee uitstekende romans publiceerde en vorig jaar de BNG Literatuur Prijs won. Het vriendinnenstel Rivka (die schrijft) en Esse (die foto’s maakt) besluit te verhuizen van de grote stad naar het Groningse platteland: ‘Ze vonden elkaar in de wens om de dingen op hun beloop te laten. Dat beloop, vermoedden ze, zou het beter doen als het niet gevangen werd in de kakofonie van de stad, die het als een visnet heen en weer rukte. Het beloop had ruimte nodig om zich uit te rekken, stilte om zich hoorbaar te maken en een paar bomen om zich mee te meten.’ De fotograaf slaat aan het wieden, de schrijver wantrouwt haar pogingen tot tuinlyriek. Een natuurfoto herinnert haar aan de periode van verwijdering die er tussen de twee is geweest. Als dit het begin is van een nieuwe roman, mogen we ons in de handen wrijven. (Arjan Peters)
Nina Polak: De tuin, het beest, de geest. Van Eyck Academie; bijlage bij Terras nr. 17; uitgeverij Oevers; € 15,-