tv-recensiefrank heinen
De Wat-zijn-we-lekker-bezigtournee van Rijxman en Klein
Het evenement dat op weinig anders kon uitlopen dan op een tot in de puntjes georganiseerd, grandioos in beeld gebracht, historisch, ontroerend spektakel liep zaterdagavond uit op een tot in de puntjes georganiseerd, grandioos in beeld gebracht, historisch, ontroerend spektakel. Bij de nachtelijke Songfestival-Op1 werd de chaos van de zoete inval omarmd, waarbij Paul de Leeuw en Astrid Joosten klonken als de trotse ouders van zeven volwassen kinderen die op dezelfde avond allemaal iets even prachtigs hadden gepresteerd. Winnaars, zo ver het oog reikte.
De vraag waar de grootste winnaars zich die historische zaterdagnacht bevonden, drong zich op. Want allemaal leuk en aardig, dat zingen en die beelden en die regie en dat urenlang presenteren onder hoogspanning, maar zonder het twinkelende tweespan Shula Rijxman en Frans Klein was het natuurlijk een puinhoop geworden.
De week van het Songfestival was NPO-opperhoofdweek. Vorige week dinsdag gingen ze op de thee bij Tijd voor Max, waar ze door de gastheer en gastvrouw werden aangekondigd als ‘een beetje de gastheer en gastvrouw’ van het Songfestival. Zo kort na een uitgelekte interne brief waarin Rijxman programmamakers wier programma’s in hun voortbestaan worden bedreigd dringend verzocht niet in die programma’s hun bezwaren kenbaar te maken, stond er midden in Rotterdam een heerlijk warm bad met schuim en bubbels klaar.
‘Jongens, wat Nederland laat zien...’ glunderde Klein. ‘Echt een televisieland (...) Dit is ook wel een moment om al onze creativiteit, improvisatievermogen en inventiviteit te laten zien. En dat doen we weergaloos.’ Samenvatting: jij bent goed bezig, en jij bent goed bezig, en jij bent goed bezig, en ik vlak mezelf ook zeker niet uit.
Twee dagen later streek de Wat-zijn-we-lekker-bezigtournee neer bij Op1. De redactie repte online van ‘NPO-boegbeelden’, voor wie het Songfestival ‘de kroon op hun carrière’ dreigde te worden. Boegbeelden, dat weet iedereen, werden oorspronkelijk aan de voorplecht van een schip bevestigd om het te beschermen tegen zeemonsters en omroepdirecteuren die steeds opnieuw verstrikt raken in hun argumentatie om te korten op journalistieke en culturele programma’s en zo wat budget over te houden voor baksel-amusement.
Klein was intussen overgeschakeld van ‘echt een televisieland’ naar ‘televisieland poer sang’ en Rijxman stelde vast dat het festijn ‘letterlijk’ verbond. Het was een genoeglijk samenzijn, elk moment konden nu de palmbladeren tevoorschijn worden gehaald om de bazen wat verkoeling toe te wapperen, vanwege de zelf aangestoken fik die op datzelfde moment op omringende plekken in het uitzendschema woedde.
‘Hoe groots wordt het?’, draaide presentator Welmoed Sijtsma met een vraag waarop geen zinnig antwoord mogelijk was de duimschroeven nog wat losser.
Klein kondigde aan dat we naar historische televisie zouden gaan kijken.
Rijxman: ‘Ja, we gaan naar historische televisie kijken.’
In werkelijkheid keken we er op dat moment al naar. Historisch vreemd, historisch schaamteloos.