InterviewPeter de Baan
‘De vloer op’ is acteren zonder vangnet: Peter de Baan onthult het geheim van een goede geïmproviseerde scène
Het succesvolle improvisatieprogramma De vloer op gaat terug naar zijn roots: het theater. Voor het zover is onthult regisseur Peter de Baan aan de Volkskrant wat het geheim is van een goed geïmproviseerde scène.
Het begint met een opdracht, bijvoorbeeld voor acteurs Pierre Bokma en Yannick van de Velde.
‘Pierre, jij hebt een restaurant en je bent twee jaar geleden je ster kwijtgeraakt. Nu doe je er alles aan om die weer terug te krijgen, man... Het wordt er niet beter op.’
‘Yannick, jij bent de zoon van Pierre, en jij vindt dat hij het best nu kan stoppen. Je zoekt hem op in het restaurant, het is 10 uur ’s avonds, de laatste gasten zijn al weg.’
Bokma en Van de Velde horen regisseur Peter de Baan aan, ernstig, bedachtzaam, een beetje gespannen. Ze wandelen samen de vloer op, Bokma trekt een witte koksbuis aan en knoopt een blauw sjaaltje om. Van de Velde zet de wijnglazen klaar. Tafeltje erbij, kaars erop en voilà, we zijn in een restaurant.
En dan moeten de acteurs aan de slag. Fantaseren, improviseren, discussiëren. Vanuit het niets moeten Bokma en Van de Velde samen een scène creëren, een kort theatraal verhaal met liefst een bevredigend plot. Hun enige hulpmiddelen zijn hun spelervaring en fantasie, een koksbuis en een glaasje wijn.
Dat is al achttien jaar de succesformule van het tv-programma De vloer op, van omroep Human. In al zijn eenvoud is De vloer op het enige echt geslaagde tv-format over theater. Dit seizoen keert het programma voor het eerst terug naar de bron: in september, oktober én voorjaar 2019 is de populaire improvisatieshow live in theaters te zien.
Maar wat maakt het programma nu zo leuk om naar te kijken? Wat is improviseren eigenlijk, en wanneer doe je dat goed? Bedenker en regisseur De Baan legt het uit, aan de hand van drie goed gelukte scènes van afgelopen tv-seizoen, zoals bovenstaande, ‘Halve sterrenkok’.
Halve sterrenkok
Improviseren is ja zeggen, dat allereerst, aldus De Baan. Daarmee bedoelt hij: meebewegen, meegaan in andermans fantasie. De opdrachten die hij verzint gaan altijd uit van een tegenstelling, zegt hij, ‘anders is er geen drama’. Dus: Yannick wil dat Pierre stopt met koken, en Pierre wil dat niet. ‘Maar de acteurs moeten meteen weer aan die patstelling ontsnappen, anders is het niet interessant, dan wordt het zwart-wit, welles-nietes.’ Ze moeten elkaar uitdagen, verrassen, maar vooral ook: op cruciale momenten samen optrekken. ‘Als een acteur durft mee te gaan in de fantasie van een ander, kunnen ze samen een wereld creëren. Dan ontstaat een interessante scène.’
In ‘Halve sterrenkok’ zie je Van de Velde als de zoon worstelen met zijn bezorgdheid en ergernis. Maar dan, zegt De Baan, komt hij met een geweldige troef. En Bokma doet ook iets verrassends, hij gaat er niet tegenin, maar erin mee.
Yannick als de zoon, roept uit, wanhopig: ‘Maar papa, carpaccio met kaarsvet! Waarom doe je dat?’
En Pierre: ‘Dat is niet zomaar kaarsvet! Dat zijn geurkaarsen!’
Peter de Baan: ‘Yannick neemt een gekke afslag, en Pierre volgt hem, feilloos. Vanaf dat moment zijn ze samen.’
Vervolgens trekken de twee acteurs de situatie samen nog verder in het absurde, door te fantaseren over andere bizarre, conceptuele gerechten, zoals biefstuk met prikkeldraad, als verwijzing naar de vluchtelingencrisis.
De Baan: ‘Uiteindelijk gaat Yannick als de zoon heel liefdevol mee in de bizarre culinaire fantasieën van zijn vader, en zie je ze samen dromen over nieuw gastronomisch succes. Dat is mooi.’
Teken Jij?
Zo’n voorbeeld van succesvol meebewegen was ook de scène ‘Teken jij?’, zegt De Baan. Het uitgangspunt is dit: het is 1942, Stefan de Walle en Saskia Temmink zijn allebei acteur, en ze staan voor de keuze zich in te schrijven voor de Nederlandsche Kultuurkamer. Wel tekenen is in zekere zin collaboreren. Maar niet tekenen betekent: nooit meer je vak mogen uitoefenen en misschien wel worden gedeporteerd.
De Baan laat de acteurs ruziën over ja of nee terwijl ze een scène repeteren van Tsjechovs De Kersentuin. Elke improvisatieopdracht kent die twee elementen: er is altijd het inhoudelijke dilemma en de concrete situatie, het decor, als het ware. Aan een opdracht over twee hulpverleners die terugblikken op een seksuele uitspatting in Darfur, voegt De Baan als aanwijzing toe: ‘Jullie proeven wijn als echte kenners.’ Een advocaat en zijn oud-cliënt ontmoeten elkaar in Diergaarde Blijdorp. Dat is om de acteurs op weg te helpen, legt De Baan uit. ‘Het zet de zaak in beweging. Als ze niks weten over het onderwerp, kunnen ze het dan altijd nog hebben over de wijn, of over de dieren in de dierentuin. Zo geef ik ze een handvat en bied ik ze een uitweg.’
De Kersentuin dus, waarvan De Baan wist dat Stefan de Walle die een paar jaar daarvoor had gespeeld. Hij komt op als de louche ondernemer Lopachin in het stuk, en brengt, geëxalteerd, diens triomfmonoloog (hij heeft het landgoed gekocht waarop zijn vader en grootvader nog bedienden waren). Als hij uitgesproken is zegt Temmink: ‘Ga je dat zo groot doen?’ De Baan lacht. ‘Dat is zo goed. Je ziet hier dat Saskia Stefan van zijn à propos brengt. Want te groot spelen is ook een beetje zíjn valkuil.’
Maar het zet De Walle wel direct op scherp, en hij begint heel stevig te argumenteren vóór tekenen, waarbij hij redeneert in de trant van Lopachin: het werd tijd voor vernieuwing, de oude elite heeft afgedaan, wellicht is dit nieuwe regime zo slecht nog niet. Ze bewegen heel mooi heen en weer tussen hun eigen conflict en de toneeltekst. En langzaam, heel langzaam gaat Saskia om. De Baan: ‘Tegen zijn, dat ligt voor de hand. Maar dat ze, al improviserend, overtuigend bij het tegengestelde standpunt uitkomen, dat is knap. En griezelig, omdat het invoelbaar maakt hoe morele grenzen kunnen gaan schuiven. Zo gebeurt dat dus.’
Dat is misschien wel exemplarisch voor een goed gelukte improvisatie: dat er niet alleen iets spannends tussen de acteurs gebeurt, maar ook echt een inhoudelijke interessante, moreel ambivalente scène ontstaat. Met idealiter aan het eind een verrassende twist.
Vrouwennijd
Maar wat hebben acteurs nou eigenlijk nodig om een improvisatie tot een goed einde te brengen? Fantasie en humor zijn belangrijk, zegt De Baan, vindingrijkheid en flexibiliteit. Daarnaast is er nog zoiets als acteursintuïtie: dat betekent ‘instinctief aanvoelen waar het conflict zit’, aldus De Baan. ‘Waar zit de echte pijn, het grootste dilemma? Dat is soms niet wat je in eerste instantie denkt.’ Improviseren is vooruit denken, uitzoomen, een parcours uitzetten, schaken. ‘Dat vind ik het knapste. Een acteur die echt ‘in het nu’ reageert, en tegelijkertijd in zijn achterhoofd al heeft bedacht wat hij hierna gaat doen, en hoe hij de scène tot een goed eind kan brengen. Je moet spontaan kunnen zijn, maar ook steeds het grote geheel in de gaten houden. De ander meenemen, maar ook verrassen. Want het spannendst om te zien voor de toeschouwer is toch dat wat er tussen twee acteurs gebeurt.’
Een goed voorbeeld daarvan vindt hij ‘Vrouwennijd’, een scène van Anniek Pheifer en Eva Van der Gucht. Anniek speelt een supersuccesvolle vrouw en Eva haar jaloerse, ongelukkige vriendin. Door te suggereren dat de man van Anniek vreemdgaat, wil Eva haar vriendin net zo ongelukkig maken. De setting: ‘Jullie passen hoedjes voor een feest waar Anniek binnenkort naartoe gaat.’
Tussen de twee vrouwen ontvouwt zich een haast klassieke komedie-scène: hoedje op, hoedje af. Dan laat Eva de bom vallen: Mark, de man van Anniek, is met een ander gespot in Parijs, terwijl hij zei dat hij op zakenreis was. Anniek reageert geschokt; precies zoals je verwacht. Maar dan zie je haar denken: dit kan het niet zijn, dat is niet spannend genoeg. De Baan: ‘En dan doet ze iets wat Eva zichtbaar verrast.’ Want ze baalt, Anniek, enorm. Dat Mark zich heeft laten betrappen. Zó dom. Hallo, zij was dat weekend ook gewoon met Frans in Londen! Kom op, zeg, vreemdgaan, dat doe je discreet. Je ziet dat Van der Gucht daar even van moet herstellen, voordat ze overigens terugslaat met een meesterzet. Schaakmat.
De Baan: ‘Toeschouwers voelen dat er voor acteurs echt iets op het spel staat hier. Dat ze onderuit kunnen gaan. Het is echt, en te midden van alle gescripte, voorgekookte televisie werkt dat goed. Je ziet de acteurs samen zoeken, een scène bouwen, en je krijgt echt inzicht in het ambacht.’
Dat is straks nog een voordeel van theater boven tv, denkt De Baan. ‘Live is het echt heel spannend om de acteurs te zien worstelen, en om ook de momenten te zien dat ze er níét uitkomen. Op tv zenden we die niet uit, dat werkt niet. In het theater adem je echt mee met de acteurs, je voelt hun concentratie en hun zenuwen. Improvisaties kunnen ook langer duren. En de acteurs kunnen veel meer gebruik maken van de stilte.’
De Baan denkt dat het in het theater nog wel eens spannender zou kunnen worden dan op tv: live, ongemonteerd. ‘Acteurs springen zonder vangnet, net als in het circus. Hoe gaan ze zich hier nu weer uit redden? Dat is verslavend om te zien.’
De Vloer Op is vanaf 17/9 te zien in het theater. Data en info: hummelinckstuurman.nl. De besproken fragmenten kunnen worden teruggekeken bij omroep Human.
Peter de Baan
Peter de Baan (72) was artistiek leider van Toneelgroep Sater, regisseerde bij onder andere Globe, Publiekstheater en het Holland Festival en leidde een tijdlang het RO-theater. Hij regisseerde de films Majesteit en CEL en won twee keer een Gouden Kalf en een Musical Award. Vorig jaar regisseerde hij het toneelstuk Terror, waarbij het publiek moet beoordelen of een piloot, die slachtoffers maakt om een aanslag te voorkomen, al dan niet schuldig is. Theaterproducent Senf wil meer van dit ‘dilemma-theater’ gaan brengen; voor volgend seizoen schrijft De Baan zelf een nieuw stuk, over orgaandonatie.