Review
De tolk van Java is een meesterlijke roman
Meesterlijke roman over gewelddadige vader uit Nederlands-Indië grijpt je bij de strot. De tekst van de zoon is aangrijpend, die van de vader griezelig afstandelijk.
Vanaf de allereerste zin, die meer dan een pagina lang aanhoudt in een koortsachtig tempo, grijpt de autobiografische roman De tolk van Java door Alfred Birney de lezer bij de strot. In een woedende eruptie balt een zoon het gewelddadige leven van zijn gehate vader in Nederlands-Indië samen, van de wreedheden tijdens de Japanse bezetting tot de 'politionele acties' die volgden na de bevrijding. De lezer is gewaarschuwd voor de volgende 500 bladzijden, maar wegleggen gaat niet meer.
Arto Nolan heet de vader, zijn zoon Alan probeert met weerzin iets te doorgronden van die man, die hem in zijn jeugd mishandelde en ook zijn moeder sloeg. Die rare snuiter uit Indonesië, zoon van een Indo-Europese vader en een Chinese moeder, was naar Nederland uitgeweken voordat de Indonesiërs hem als landverrader zouden hebben geëxecuteerd. Gauw getrouwd met een dik meisje uit Helmond, zijn 'kamerolifantje', vijf kinderen gekregen en de gezinsmishandeling zo uit de hand laten lopen dat Alan en de anderen hun jeugd in internaten moesten doorbrengen. Alan vertelt over zijn keiharde jeugd in aangrijpende delen van de roman.
Zijn vader zat avond aan avond te tikken op zijn Remington; diens vrouw en hun kinderen hadden geen idee wat hij opschreef, ze waren allang blij dat hij even opgehoepeld was. Later ontdekt Alan dat zijn vader zijn memoires had neergerammeld. Wat moet hij daarmee; wil hij ze wel lezen?
Bittere onderbrekingen
In het begin van De tolk van Java dist Alan fragmenten op, voorzien van zijn sarcastische opmerkingen. Hij vertrouwt zijn vader voor geen cent. Verderop in de roman worden zijn bittere onderbrekingen - de meeste te bitter om grappig te zijn - schaarser. Ze ontbreken geheel in het tweede deel van de memoires, over Arto's keiharde optreden als 'tolk van Java', die niet alleen vertaalde maar ook ondervragingen uitvoerde, gevangenen martelde en niet terugschrok voor moordpartijen.
De stukken tekst van Arto beslaan de helft van het boek en zijn griezelig in hun afstandelijkheid. Eerst vertelt hij hoe hijzelf als jongen werd mishandeld door zijn vader (die zijn moeder niet trouwde) en door zijn broers, zogenaamd om het zachtaardige jochie te harden voor het zware leven. Later hoe hij als sluipmoordenaar Japanners doodde en vervolgens, in Nederlandse dienst, Indonesiërs: geen twijfel, geen wroeging, geen gewetensconflict. Het blijft een raadsel waar zijn 'Oranjegezindheid', zijn loyaliteit aan het onbekende Nederlandse vaderland, vandaan komt. Hij krijgt er een tweederangs bestaan in Nederland voor terug.
De tolk van Java
Alfred Birney
Fictie
De Geus; 541 pagina's; euro 22,50.
Birney legt met dit familieverhaal meedogenloos een wezenlijk deel van de Nederlandse geschiedenis bloot. Die misdadige kant van het verleden is in de jaren vijftig met opzet weggemoffeld in de ideologie van de vrolijke wederopbouw. De komst van gevluchte Indo's, KNIL-militairen en collaborateurs in de koloniale oorlogen was maar lastig. 'Ons Indië' heeft van een jongen als Arto Nolan een monster gemaakt (in ieder geval in de ogen van zijn kinderen).
Verandert het lezen van de memoires de kijk op het monster, wordt hij een mens? Birney geeft zijn roman opnieuw een stilistische wending in het laatste deel: de tweelingbroers Alan en Phil, in veel opzichten elkaars tegenpolen, wisselen via webcamchat en mails van gedachten over de teksten van hun vader. Of liever gezegd: Alan zet zijn broer onder druk de memoires ook te lezen. Er volgt een ruzieachtige dialoog. Phil ziet een nieuwe, zelfs romantische kant aan die vroegere huistiran, die na zijn 65ste in Spanje is gaan wonen.
Alan weet het niet zo goed, maar zijn ongeremde haat wankelt. Hij sluit het boek af met: 'Ik vecht niet langer, ik hou ermee op.' Maar hij kan er natuurlijk niet mee ophouden en ook bij de lezers zal deze meesterlijke roman nog lang nadreunen.