De schaduw van de snauw
Het was in oktober 1771 dat Vrouw Maria met al zijn kunstschatten voor de kust van Finland naar de kelder ging....
HET onderzoeksschip Teredo heeft de zuidkust van Finland nog geen vijf minuten verlaten, of het komt met een klap tot stilstand. De boot zakt naar links. Een bierfles spat uiteen op het dek. Kapitein Rauno Koivusaari geeft gas, maar in plaats van vooruit te varen, kantelt de voormalige vissersboot met een ruk naar rechts. Bemanningsleden springen gehaast uit de kajuit en duiken het ruim in. Ronkend blijft de Teredo op zijn plaats liggen.
'Dit overkomt me nooit', zegt Koivusaari. 'Dit plateau staat zelfs op de kaart.'
De bemanning komt weer naar boven: nergens een lek te bekennen. Nu trekt Koivusaari zijn duikerpak aan. Luid ademend door zijn zuurstofmasker gaat hij kopje onder om de romp te controleren. Even later varen we door, de Finse archipel in.
'Zo moet het de Vrouw Maria ook zijn vergaan', zegt Koivusaari, terwijl hij de boot langs de lage eilanden stuurt. Deze Jacques Cousteau van Finland, een gespierde dertiger met gemillimeterd haar, kan het weten. Jarenlang zocht hij naar de Hollandse snauw Vrouw Maria, die in oktober 1771 voor de kust van Finland op de klippen liep. Op 28 juni 1999, om 18.37 uur precies, verscheen het gele silhouet van het wrak eindelijk op zijn sonarscherm.
Een opzienbarende vondst; de Vrouw Maria is legendarisch. Aan boord bevonden zich sieraden, kisten vol porselein en kostbare schilderijen van Hollandse meesters als Gerard Dou, Paulus Potter en Gabriël Metsu. Allemaal ter aanvulling van de enorme collectie van de Russische keizerin Catharina de Grote. Ze gingen met het schip ten onder.
En nu liggen ze daar, op de zeebodem, op een plek waarvan alleen Koivusaari, het Finse leger en het maritiem museum in Helsinki de precieze coördinaten weten. Dringt zich de vraag op: hoe groot is de kans dat de schilderijen nog in goede staat verkeren? Het antwoord: niet eens zo klein.
Mikail Martikainen, de maker van een documentaire over de zoektocht, is optimistisch. 'Het was in die tijd niet ongebruikelijk schilderijen op te rollen en waterdicht in loden kokers te verpakken. Als dat zo is, liggen ze nog altijd droog op de zeebodem.'
Hoe raar het ook mag klinken: de omstandigheden voor conservering zijn gunstig. Het Baltische zeewater is koud en heeft een uitzonderlijk laag zout- en zuurstofgehalte. Dat betekent dat de teredis navalis, de gevreesde paalworm, er geen schijn van kans heeft. Bovendien roest metaal hier veel minder snel dan in andere wateren. Zo kon het gebeuren dat Martikainen en zijn mannen het schip 'vrijwel compleet' op de zeebodem aantroffen.
Maar voorlopig is nog allerminst duidelijk wat er precies schuilgaat in de ruimen van het wrak. De duikers van Koivusaari hebben al enkele voorwerpen omhoog gehaald: drie Goudse pijpen, een baar zink, een zegel van een Leidse handschoenenfabrikant, en een aarden fles gevuld met stinkende zwarte drab. De Finse overheid, de wettelijke eigenaar van het schip, moet beslissen wat er verder gebeurt.
Wat vrijwel zeker is: de schilderijen liggen diep in het laadruim. 'De Vrouw Maria is niet onmiddellijk gezonken', zegt Martikainen. 'De bemanning heeft nog een deel van de lading gered. En het staat vast dat de kunstschatten daar niet bij waren.'
De kleine filmer haalt een stapel kopieën tevoorschijn van het boek Sjunkna skepp (Gezonken schepen). Bij de auteur van dit werk, de Finse historicus Christian Ahlström, begon eind jaren zeventig het jongensboekavontuur.
Ahlström deed historisch onderzoek in een aantal Zweedse archieven. Bij toeval stuitte hij op een briefwisseling over de Vrouwe Maria tussen de autoriteiten van Rusland en Zweden, waartoe Finland ten tijde van de schipbreuk behoorde. Catharina de Grote wilde het schip mét kunstschatten koste wat het kost terugvinden, en haar minister van Buitenlandse Zaken spoorde de Zweden aan te gaan zoeken.
Russische hofschilders stonden wekenlang paraat in de dichtsbijzijnde havenplaats Turku; klaar voor eventuele herstelwerkzaamheden aan de op te duiken schilderijen. Bijna twee jaar zocht de plaatselijke bergingsmaatschappij. En toen uiteindelijk een visser riep dat hij beet had, dat 'Maria' was gevonden, was iedereen in rep en roer. Maar de beschermvrouwe van de zeelieden bleef onvindbaar.
Ahlström vond ook het logboek van de kapitein, Reynoud Lourens.
Donderdag 3 oktober. Het waaide met stormvlagen en om het schip beter op koers te houden hebben we twee reven in het grote marszijl gezet en het vastgezet. We stuurden noord-oost ten noorden, om in open vaarwater te komen. Terwijl we baden, de klok was ongeveer achteneenhalf en er waren twee man aan dek, zeilden we zonder iets te zien op een ondiepte. We dachten eerst niets anders dan dat we zouden zinken, totdat een grote stortzee ons van de ondiepte tilde en het schip toch dicht was.
Niets aan de hand. Maar dan.
We zagen buiten dat om ons heen zware brandingen waren, waar we probeerden vandaan te komen. Toen raakten we op hetzelfde moment op de tweede ondiepte, waarbij we zwaar stootten en ons roer kwijtraakten en een deel van de achterplecht. Toen dat gebeurd was, vonden we een groot lek in het schip en gingen we aan de pompen.
Martikainen: 'Zo hebben ze met behulp van plaatselijke vissers dagenlang gepompt. Dat ging heel primitief. Die pompen waren niet meer dan stokken met katoenen doeken aan het uiteinde, die in kokers naar het laadruim werden gestoken. Met een hefboom tilde de bemanning de palen omhoog, en zo duwden de doeken het water bovendeks. Zonder resultaat. Uiteindelijk raakten de pompen verstopt door losgeraakte koffiebonen en, jawel, een lading suiker die was gaan smelten.'
De laatste zin uit het logboek: Het water was zoet als suiker.
Zo onderging de Vrouw Maria haar tragische lot. Op 9 oktober 1771 keerde de negenkoppige bemanning, die op een naburig eilandje bivakkeerde, voor de laatste maal terug naar de plek des onheils. Het schip was weg.
Enkele vaatjes met zilver hadden ze weten te redden, wat kisten met kleding, katoen, boeken en bloembollen, een doos kaas, een orgeltje, een paar spiegels, wat schilderijen die niet tot de Russische collectie behoorden, twaalf ivoren eieren, 158 loden doosjes koffie, vier vogelkooien en vier wafelijzers. Volgens de overlevering lagen de kunstschatten 41 meter onder de zeespiegel.
'Op die diepte troffen we het schip aan', zegt Koivusaari. Triomfantelijk: 'Het heeft ons deze zomer niet meer dan vier uur gekost.'
Vier uur rondvaren, starend naar het sonarscherm: hij wist waar hij zoeken moest. In de briefwisseling tussen Rusland en Zweden stonden vage aanwijzingen over de locatie van het schip. Daarmee had Koivusaari vorig jaar al een gebied afgebakend. Hij had er in de zomer nog een deel van onderzocht, maar niets gevonden.
In februari was daar het ontbrekende puzzelstuk: een kaart uit 1809 van de wateren waarin de Vrouw Maria was gezonken. De tekening van het weinig bevaren gebied was onbetrouwbaar, maar vormde desondanks de sleutel. Tegenstrijdigheden in de Zweeds-Russische correspondentie konden gevoegelijk worden weggestreept. Zo hield Koivusaari twee plekken over op de kaart om aan te kruisen. Het speuren kon beginnen.
Onontbeerlijk was de hulp van de side-scan sonar. Dit hypermoderne apparaat, waarmee ook het lichaam van John F. Kennedy jr. is opgespoord, was tot een paar jaar geleden exclusief eigendom van het Amerikaanse leger. In 1996 kocht Koivusaari er een. Buiten het leger is hij de enige in Finland die er gebruik van maakt.
In feite is de sonar niet meer dan een tweehonderd meter lange draad die achter het schip wordt aangesleept. Met behulp van geluidsecho's is hij in staat een gedetailleerde kaart van de zeebodem te produceren. En, jawel, op de scan van de eerste plek waar werd gezocht, schoof binnen enkele uren de schaduw van de Vrouw Maria voorbij.
Tenminste, als het aangetroffen wrak ook echt de Vrouw Maria is. 'We zijn er voor 99,9 procent zeker van', zegt Martikainen. Koivusaari is helemaal overtuigd van zijn zaak: 'Al na enkele keren duiken hadden we de bewijzen.'
Die laten inderdaad weinig ruimte voor twijfel. De duikers hebben het schip opgemeten. Op een verkoopakte uit 1766 hadden ze de afmetingen gevonden: Lang over Steeven 811/4 voet, Wyt binnen zijn Huid 20 voet 81/2 duim, Hol in 't Ruim op zyn Uitwatering 9 voet 51/2 duim. Bij elkaar ongeveer 25 meter lang en 6,7 meter breed, net zo groot als de meetlinten aantoonden.
Bovendien ontbreekt het roer, precies zoals in het logboek staat vermeld. 'En het definitieve bewijs', aldus Koivusaari, 'is het anker dat we aantroffen.' Hij wijst op een kopie van de verkoopacte. Daar by te leveren. 3 Sware Ankers. 1 Werp-Anker is de stok Gebroken. 'Dat beschadigde werpanker zit nog altijd aan de boeg bevestigd.'
En nu is dus het grote wachten op de berging begonnen. In de Finse media woedt een felle discussie over de toekomst van het wrak, waarbij ook de overheid zich niet onbetuigd laat. De enthousiaste vereniging Pro Vrouw Maria, die de zoektocht met hulp van privé-sponsors heeft ondernomen, wil het schip liefst volgend jaar zomer al laten lichten. Daarna moet het in een soort drijvend aquarium naar een droogdok in Helsinki worden gebracht. 'Het moet een museum worden, zodat iedereen de Vrouw Maria kan bewonderen', zegt Koivusaari. Net als in Stockholm, waar een museum is gemaakt van het gezonken oorlogsschip de Vasa.
Maar het kleine maritiem museum van Helsinki, dat het wrak namens de overheid beheert, wil eerst meer archeologisch onderzoek verrichten. En ook de minister van Cultuur wil de tijd nemen om te beslissen wat er met het schip moet gebeuren. Ze denkt aan een seminar met deskundigen uit onder meer Nederland, waarbij het niet alleen zou gaan over het bergen van de kunstschatten: de Vrouw Maria vormt tevens een prachtige illustratie van de handel tussen Nederland en de Baltische staten, waarmee Amsterdam in de zeventiende eeuw rijk is geworden. Een dergelijke bijeenkomst zou mogelijk komend voorjaar plaatshebben, wanneer Helsinki culturele hoofdstad van Europa is.
Rauno Koivusaari gaat intussen verder met het zoeken naar de vele schepen die voor de grillige kust van Finland ten onder zijn gegaan. Hij verklapt een geheim: 'Ik ken nog minstens vijftien schepen die een schat herbergen, en die liggen niet allemaal in Finse wateren.'