De rustelozen
Doorgelicht als een röntgenfoto
De Poolse schrijfster Olga Tokarczuk is de meest bekroonde van haar generatie. Haar nieuwe roman De rustelozen is een collage die de lezer tot nadenken en puzzelen aanzet.
Op vliegvelden komen reizigers samen en lijken ze even bij elkaar te horen. De een is op de vlucht, een ander zoekt ontspanning en weer een ander is een pelgrim, onderweg naar een relikwie. In De rustelozen portretteert Olga Tokarczuk (1962) reizigers die elkaar kruisen. Haar boek laveert tussen een roman en een verhalenbundel. Tokarczuk stapt van het ene verhaal in het andere alsof ze van trein wisselt, soms door over te schakelen op een medereiziger van de ik-persoon, iemand naast haar in een hotel of in een vliegtuig. Ook krijgen we verhalen voorgeschoteld die niets met de reizigers te maken lijken te hebben: het overlijden en de begrafenis van Chopin, de levensgeschiedenis van de Vlaamse chirurg Philip Verheyen, en zijn er brieven gericht aan Franz I , geschreven door de dochter van een zwarte man die na zijn dood is opgezet, in opdracht van de keizer.
De collagevorm zet aan tot denken over de verwachtingen die we hebben bij het lezen van een roman. Al gauw rijzen vragen als: komt dit verhaal nog terug? Wat verbindt deze brief met de andere verhalen? De rustelozen roept de neiging op naar dwarsverbanden te zoeken die soms slechts terug te vinden zijn in steekwoorden als 'panopticum,' 'pelgrim' of 'formaldehyde', de vloeistof waarin lichaamsdelen worden geconserveerd.
De ik-persoon bezoekt verschillende tentoonstellingen waar lichaamsdelen in weckflessen ronddrijven. Het lichaam is materie, onbekend terrein dat onderzocht moet worden. In een van de deelverhalen beschrijft Tokarczuk dat de chirurg Philip Verheyen de achillespees benoemt: 'Men ontdekt en benoemt. Onderwerpt en civiliseert. Dit stukje wit bindweefsel zal vanaf nu onderhevig zijn aan onze wetten, we zullen het in het gareel houden.'
Het verband tussen het reizen en anatomie is het in kaart brengen. De mens wordt een diersoort die geobserveerd wordt. Deze afstandelijke kijk heeft als nadeel dat de personages figuranten blijven in het decor van luchthavens, metrostations, hotels. Er is eigenlijk maar één verhaal waarin je het personage werkelijk nadert: dat over een man wiens vrouw enkele dagen spoorloos is verdwenen. Als zij is teruggekeerd, gelooft hij de verklaring voor haar afwezigheid niet. Zijn argwaan trekt hem langzamerhand in een psychose: 'Opeens voelt hij het: er bestaan verschillende manieren van kijken. Met de ene manier zie je alleen voorwerpen, nuttige, menselijke dingen, eerlijk en concreet. (. . .) En er is ook het panoramische, algemene kijken, waardoor men de relaties tussen voorwerpen, hun netwerk van reflecties ziet.'
In Tokarczuks roman blijkt dat dit manische zoeken naar waarheid niet veel verschilt van de zoektocht van de pelgrim of van het anatomische zoeken naar de verbindingen en werking van spieren. Ze beschrijft de mens en zijn leefwereld als een rariteitenkabinet, alsof ze de wereld als een röntgenfoto wil doorlichten.
Het levert een interessante, en bijna onvermijdelijk ook versnipperde roman op.