InterviewMusici Dima Ferschtman en Mila Baslawskaja
‘De Russische repressie van nu is anders dan wat wij hebben meegemaakt in de Sovjet-Unie’
In de jaren zeventig kwamen veel musici uit de Sovjet-Unie naar Nederland. Zo ook Dmitry Ferschtman en Mila Baslawskaja. Hoe kijkt het echtpaar nu naar Rusland, en alle musici die moeten vluchten?
‘Een monumentje! Voor ons!’ Mila Baslawskaja gilt het uit van de pret. Ja, het was bij nader inzien een wat pathetische formulering, maar het was hoog tijd voor een interview met Dmitry ‘Dima’ Ferschtman, cellist, en Mila Baslawskaja, pianist, en het echtpaar liet zich niet zo eenvoudig overtuigen van de noodzaak. Ik schreef dat ik vond dat ze een mooi stuk verdienen, een monumentje. ‘We waren er een beetje van geschrokken’, zegt Baslawskaja. ‘Een monumentje? We leven nog!’
Voor Russische begrippen zijn ze al oud, geven ze toe: hij is 77, zij 76. Maar ze spelen nog altijd, en zijn niet van plan te stoppen. Baslawskaja: ‘We voelen ons nog alsof we 30 zijn. Ben ik echt bijna 77? Belachelijk.’
Ferschtman: ‘Maar gisteren, toen ik lesgaf, zei ik: dit stuk heb ik zelf ook gespeeld, 63 jaar geleden. Als ik mijn leerlingen vertel dat ik nog met Dmitri Sjostakovitsj heb gewerkt, denken ze: jij komt uit de 19de eeuw ofzo.’
In de keuken van hun knusse huis in Bosch en Duin, het groene villadorp tussen Zeist en Den Dolder, maken ze tijd voor de Volkskrant, een ontvangst met zalm en wodka. Dat de verslaggever nog moet rijden, is geen geldig excuus om niet mee te drinken – er worden speciaal piepkleine glaasjes tevoorschijn gehaald.
Ferschtman: ‘De slijter vroeg aan mij wat ik goede of slechte wodka vind. Ik zei: er bestaat geen slechte wodka, alleen goede en heel goede. En in Nederland wordt heel goede wodka gemaakt. Hier, Boomsma. Dit komt gewoon uit Nederland.’
Het hele meer dan twee uur durende gesprek zullen ze elkaar in de rede vallen, aanvullen en veranderen van onderwerp. Toch krijg je het idee dat ze elkaar nog altijd erg leuk vinden.
De aanleiding voor het interview is tweeledig. Ze hebben een nieuwe cd uit, Innermost, en die is heel goed. Er staan sonates op van Schubert (de Arpeggione), Schumann (een bewerking van de Eerste vioolsonate) en Sjostakovitsj (de Cellosonate in d-klein). De tweede reden vereist iets meer uitleg.
In de jaren zeventig kreeg het Nederlandse muziekleven een enorme impuls door de komst van musici die uit de Sovjet-Unie waren gevlucht. Onder hen Ferschtman en Baslawskaja, die hier in 1978 kwamen, aanvoerder werden bij de omroeporkesten (hij) en op meerdere conservatoria talloze talenten opleidden (beiden). Sinds de Russische aanval op Oekraïne verlieten wederom veel musici uit beide landen hun thuis. Zien ze parallellen?
Tegen Poetin
Eigenlijk had ze zich voorgenomen om niet over de oorlog te praten, zegt Baslawskaja. ‘Het is te pijnlijk.’ Ferschtman: ‘Na de invasie heeft ze vier weken op bed gelegen. Ze kon gewoon niet bewegen.’ Toch zal het er ongeveer de helft van de tijd over gaan.
Ferschtman: ‘In mijn ogen bestaat Rusland niet meer. Als ze die oorlog winnen, krijgen ze een gigantische woestijn in plaats van een bloeiend land. Als in de tijd van de Sovjet-Unie de cultuur ergens was, was het in Oekraïne. 90 procent van alle beroemde musici kwam daarvandaan. Oistrach, Richter, Gilels, Kogan, Horowitz...’
Baslawskaja: ‘Het is toch niet normaal? Je belt met vrienden in Rusland en ze durven niet te praten. Die repressie is anders dan wat wij hebben meegemaakt. Natuurlijk, wij hebben geleefd onder Stalin, maar toen waren wij kleine kinderen. Onze jeugd na 1953 was de tijd van culturele bloei, de dooiperiode onder Chroesjtsjov. Stravinsky (die anti-communist was en wiens muziek ‘bourgeois’ werd verklaard, red.) kwam in 1962 terug naar Moskou voor concerten – ik ging als 16-jarige naar het vliegveld Sjeremetjevo om hem te verwelkomen; Bachs religieuze muziek mocht weer worden gespeeld. Later, onder Breznjev, werd het een moeras. Je moest opletten op wat je deed, maar het is niet met deze situatie te vergelijken.’
Ferschtman: ‘Poetin heeft totaal geen gevoel. Of er nou 100 duizend of 200 duizend doodgaan, het maakt hem totaal niet uit.’
Baslawskaja: ‘Maar ik zeg altijd: wij zijn tegen Poetin, niet tegen Poesjkin.’ Ze zet een stuk zalige zelfgemaakte appeltaart voor en ruilt dat met haar eigen stuk (‘hier, voor jou!’) als het hare groter blijkt – dat wil zeggen: het is ongeveer een vijfde van de taart.
Die nieuwe exodus van musici komt niet, zegt ze: die heeft al plaatsgevonden, het afgelopen jaar. ‘Alle belangrijke musici zijn weg. Er bestaat een stichting, Ark (van de oliemiljardair en Kremlin-vijand Michail Chodorkovski, red.), die musici helpt die naar het Westen willen. Niet iedereen heeft een netwerk. Ze zijn al hier, en het is moeilijk voor hen.’
Ferschtman en Baslawskaja weten wat de consequenties zijn als je je land verlaat. ‘Vluchten’ is in hun geval juridisch gezien niet het goede woord: ze moesten hun paspoort inleveren, er was geen recht op terugkeer. Ze groeiden op in Moskou, waar ze als grote talenten de voornaamste muziekinstituten doorliepen. Ferschtman maakte deel uit van het Glinka Strijkkwartet, dat werd opgericht aan het Conservatorium van Moskou. De hoge kwaliteit van de musici straalde af op de Sovjet-Unie, was de gedachte, dus kwamen er tournees aan de andere kant van het IJzeren Gordijn. Vanaf 1971 traden ze op in Nederland.
Beroemde dochter
Maar in 1975 werd uitreizen hen onmogelijk gemaakt: de reden zou zijn dat ze een strijkstok hadden gesmokkeld. Toen hun mentor, de violist Rostislav Dubinsky, naar Nederland bleek te zijn gevlucht, riepen de autoriteiten Ferschtman en zijn collega’s op om in de krant afstand van Dubinsky te nemen. Ze weigerden. Ferschtman wist dat de carrièrekansen van het kwartet in de Sovjet-Unie waren verkeken. Baslawskaja, destijds docent aan de gerenommeerde Gnessin-muziekschool, vroeg haar vader of hij het goed vond dat ze zouden vertrekken. Hij gaf toestemming, ondanks het besef dat hun vertrek zijn leven onmogelijk zou maken.
Een muziekliefhebber uit Bennekom, bedenker van de Nobosprits, hielp met zijn contacten om Russische musici naar Nederland te halen. Daarvoor was een logische route. De Sovjet-Unie had het eenvoudiger gemaakt voor Joodse burgers om naar Israël te emigreren, dus moesten Ferschtman, Baslawskaja en hun 7-jarige dochter doen alsof ze daarheen zouden gaan. De vlucht maakte een tussenstop in Wenen, waar ze de papieren kregen om naar Nederland te reizen. Ze vestigden zich in Hilversum, waar een jaar later, in 1979, hun tweede dochter geboren werd.
Zij zou nog bekender worden dan haar ouders en uitgroeien tot een van Nederlands meest succesvolle violisten: Liza Ferschtman.
De emigratie betekende dat Baslawskaja haar vader nooit meer zou zien, zelfs nooit meer zou spreken. Na haar vertrek verloor hij zijn baan, een topfunctie in de luchtvaartindustrie. Alle contact werd onmogelijk gemaakt. Kort daarna overleed hij.
Ferschtman: ‘Dat schuldgevoel gaat niet over.’
Baslawskaja: ‘Ik heb acht jaar lang gehuild van heimwee. Het werd beter toen we in dit huis gingen wonen. Natuurlijk mis ik het land van mijn jeugd nog, maar bijna al onze vrienden van vroeger wonen in het Westen.’
Sinds 1984 leven ze hier, in het bos. Componist Harry Bannink woonde schuin tegenover hen. De garage werd omgebouwd tot studio, waar Ferschtman bij voorkeur ’s nachts studeert. Het huis deed denken aan hun datsja (nooit iemand dat zo mooi horen uitspreken als Mila Baslawskaja: dáááhtshje): in de tuin stonden drie berken. De berk is de nationale boom van Rusland.
Ferschtman: ‘Russen die geëmigreerd zijn zeggen: als je heimwee hebt, moet je een keer teruggaan, dan is het zo over. Na tien jaar zijn we er weer geweest. Ik was blij toen ik vanuit het vliegtuig die bossen zag, de rivier, maar opgelucht toen ik weer weg kon.’
Er loopt nog een derde immigrant door het huis: het uit Griekenland geadopteerde hondje van dochter Liza, Billie. ‘Billie moet hier vaak logeren’, zegt Baslawskaja. ‘Liza is heel vaak op tournee.’ De taartpunt – ik herhaal: een vijfde – is inmiddels op, dus neemt Baslawskaja het bordje mee en haalt een nieuw stuk van het aanrecht. ‘Voor jou! Wij willen niet dik worden.’
Nostalgie
Wie thuis is in de klassieke muziek, ziet op hun zwart-witfoto’s overal bekende gezichten, of jongere versies daarvan. De hele Russische muzikantendiaspora is in lijstjes vertegenwoordigd. Ook hun huisvriend Philippe Hirschhorn is erbij, de op 50-jarige leeftijd gestorven violist en pedagoog die Liza op haar eerste halve viooltje voordeed hoe het moest. Hij logeerde in de studio als hij les moest geven aan het Utrechts Conservatorium. Ferschtmans ogen beginnen te tranen als het over hem gaat.
‘Dit huis is nostalgie’, zegt hij. Ik vraag naar de lp bij het raam. In het cyrillisch staan de namen erop van onder meer Ferschtman, pianist Elisabeth Leonskaja en Dmitri Sjostakovitsj. ‘Uit 1975. Niet meer te krijgen. Het is de laatste opname waar Sjostakovitsj aan heeft meegewerkt. Een paar maanden later was hij dood.’
Hoe was het om met hem te werken? ‘Hij zat in de regiekamer en luisterde mee. Hij had bijna nooit opmerkingen, was altijd tevreden.’
Baslawskaja: ‘Of hij zei: heel mooi, maar een héél klein dingetje...’
Ferschtman: ‘Hij was een gebroken mens nadat Stalin zijn opera had verboden (Lady Macbeth uit het district Mtsensk in 1936, red.), daarvoor was hij een heel levendig persoon geweest. Hij had hetzelfde talent als Mozart: in zijn partituren zie je geen doorhalingen. Niemand schreef in de 20ste eeuw zulke polyfonie als hij.’
Sjostakovitsj mocht niet ontbreken op hun nieuwe album. ‘Wat vind je van de titel?’, vraagt Ferschtman. ‘Rare naam, hè? We hebben geprobeerd te zoeken naar een vertaling van een Russisch woord, zavjetnaja. Dat betekent: het meest dierbare voor jouw innerlijke leven. Er is geen Nederlands woord voor.’ Het zijn drie stukken in mineur geworden. Baslawskaja: ‘De Arpeggionesonate hebben we opgedragen aan een van onze beste vriendinnen, die deze zomer is overleden. Zij wilde dat we dat stuk nog eens op zouden nemen. Er is dus op dit moment niet zoveel maggiore in ons leven.’
Als ik zeg dat het een bijzonder mooi album is, kijken ze ernstig: ze lijken het er niet erg mee eens. Ferschtman: ‘Ik zeg altijd: slechte kritiek kan mij nooit deren, zo slecht als ik zelf over mij denk... Toen Liza 17 was, soleerden we samen bij het Radio Kamerorkest. Ik keek opzij en dacht: wie ís die vrouw die zo fantastisch speelt? Toen we tien jaar geleden samen een album uitbrachten met duo’s, dacht ik: en nú gaat ze zeggen dat ze niet meer met mij wil spelen. Dat was ongegrond natuurlijk, maar... We vinden onszelf nooit goed genoeg.’
Is dat niet precies wat, als we mogen generaliseren, de topmusici uit de voormalige Sovjet-Unie kenmerkt? Baslawskaja: ‘Svjatoslav Richter ging na elk concert pianospelen, dan speelde hij ’s nachts precies het repertoire dat hij die avond voor publiek had gespeeld. Ik denk dat het klopt.’ Ze wijst naar boven. ‘De componist is dáár. En wij kunnen als uitvoerders alleen maar klimmen, het blijft altijd een poging daar te komen.’
Familie
Het belang dat ze aan muziek hechten is groot. Zo groot dat ze niet kunnen begrijpen dat iemand met het talent om musicus te worden überhaupt iets anders zou willen doen. Dat hun oudste dochter (‘een prááchtige vrouw’) geen pianist wilde worden, noemt Baslawskaja ‘een half ongeluk’. Hun kleinzoon die de piano inwisselde voor de gitaar: in Rusland had het niet gemogen. Dat hun vioolspelende kleindochter misschien níét naar het conservatorium wil? Ferschtman, met droevige blik: ‘Ze is bij allemaal open dagen van universiteiten geweest...’
Baslawskaja: ‘Dat is tragisch voor ons.’
Ferschtman: ‘Schrijf alsjeblieft geen complimenten over haar op, dan stopt ze meteen!’
Laatst hebben ze met hun kleindochter opgetreden, Dvoráks Dumky-trio in Bergen, Noord-Holland. Vier van trots glimmende ogen als ze over haar spreken. ‘Wij moeten even opscheppen’, zegt Baslawskaja. ‘Ik stuur het filmpje op, dan kun je haar zelf horen.’
Thuis bekijk ik de opname van het Dumky-trio. We leven in een vrij land, maar hun kleindochter moet zeker niet stoppen.
Dmitry Ferschtman & Mila Baslawskaja: Innermost. TRPTK.
Ogen dicht
Als je bij een concert van violist Liza Ferschtman iemand in het publiek ziet die het hele optreden haar ogen dicht houdt, of net voor aanvang de zaal uitrent, is de kans groot dat het haar moeder Mila Baslawskaja is. ‘Ik moet mezelf dwingen om in de zaal te zijn, ik heb nog nooit gekeken’, zegt ze. ‘Liza denkt dat ik haar niet vertrouw, maar dat is helemaal niet zo. Ik heb het idiote idee dat we nog steeds met een navelstreng aan elkaar vastzitten en dat zij mijn zenuwen voelt.’