KunstPerkamenten manuscript

De Rolls-Royce onder de gebedenboeken, dat van Maria van Gelre, komt naar Nijmegen

Enige verwantschap met de monniken van weleer voelt ze wel. Wanneer restaurator Katarzyna Schirmacher de kleurige miniaturen aftast met haar penseeltje, lijkt haar werk veel op dat van de verluchters die een dikke zes eeuwen geleden aan diezelfde miniaturen werkten. Dezelfde concentratie, dezelfde drang naar perfectionisme ook. Bij het restaureren van het beroemde gebedenboek van Maria van Gelre, zegt Schirmacher, doet elke vezel ertoe.

Stefan Kuiper
Geïdealiseerd portret van hertogin Maria in haar gebedenboek; de engel linksboven houdt een banderol vast met daarop de tekst ‘O milde Marie’. De tweede engel raakt het boek in haar handen aan: de juiste weg is die van gebed. Beeld Staatsbibliothek zu Berlin
Geïdealiseerd portret van hertogin Maria in haar gebedenboek; de engel linksboven houdt een banderol vast met daarop de tekst ‘O milde Marie’. De tweede engel raakt het boek in haar handen aan: de juiste weg is die van gebed.Beeld Staatsbibliothek zu Berlin

Vandaar ook de ruimte waarin de restaurator haar werk doet: geen tochtige leeszaal of broeierig atelier, maar een hermetisch afgesloten klimaatruimte in de ingewanden van de Staatsbibliothek van Berlijn, ten noorden van de wijk Moabit. De temperatuur is er immer 18,5 graden Celsius en de luchtvochtigheid nooit hoger dan 35 procent. Zulke variabelen tellen hier. Bij blootstelling aan een vochtige omgeving kan perkament (dun papierachtig materiaal, gemaakt van de huid van kalveren, runderen, ezels etcetera), binnen een kwartier gaan krullen. En perkament is het materiaal waarvan het tijdelijk ontbonden gebedenboek is gemaakt.

Onder kenners van middeleeuwse handschriften geldt het als een fenomeen; een van de visueel rijkste en tekstueel breedvoerigste gebedenboeken die de Noordelijke Nederlanden voortbrachten. Het werd begin 15de eeuw gemaakt voor Maria, hertogin van Gelre, een nicht van de Franse koning, en wordt nu onderzocht en gerestaureerd door een team van natuurwetenschappers en kunsthistorici. Vanaf dit weekeinde toont Museum Het Valkhof in Nijmegen twintig folia uit het boek, die na zes weken worden vervangen door twintig andere exemplaren (vanwege hun kwetsbaarheid mogen ze niet te lang aan licht worden blootgesteld). Ze vormen het hart van een expositie over Maria en haar tijd.

Conserveringswerk aan het getijdenboek van Maria van Gelre vindt plaats in Berlijn Beeld Staatsbibliothek zu Berlin
Conserveringswerk aan het getijdenboek van Maria van Gelre vindt plaats in BerlijnBeeld Staatsbibliothek zu Berlin

Het project is te danken aan de inspanningen van Johan Oosterman, hoogleraar oudere Nederlandse letterkunde aan de Radboud Universiteit, Nijmegen. Oosterman deed in het voorjaar van 2014 in de archieven van de Staatsbibliothek onderzoek naar zogeheten kopiisten-colofons, korte teksten aan het eind van een handschrift waarin de kopiist noteert hoe en waar het boek is geschreven. Omdat ook het gebedenboek van Maria van Gelre over zo’n colofon beschikt, vroeg hij de conservator van de bibliotheek of hij het mocht inkijken. Zoiets was niet mogelijk, werd Oosterman verteld. Het boek verkeerde in dermate slechte staat dat het niet langer voor onderzoekers beschikbaar was. Het lag achter slot en grendel. Op de doos ervan stond in grote rode letters FÜR DIE BENUTZUNG GESPERRT. De laatste keer dat delen eruit publiekelijk werden getoond was in 2005, toen bladen uit het gebedenboek te zien waren op een tentoonstelling in Het Valkhof over de gebroeders Van Limburg, de beroemde Nijmeegse miniaturisten.

Zonde, meende Oosterman. ‘Missioneringsdrang’ bewoog hem tot het organiseren van een crowdfunding ten behoeve van een gedroomd onderzoek- en conserveringsproject. Groot enthousiasme was zijn deel. De benodigde 33 duizend euro was snel binnen. Maria en haar boek bleken populair, hetgeen enige verbazing wekt. Want: Maria, Maria, wie was Maria?

Rare wezentjes uit de marge van het getijdenboek van Maria van Gelre Beeld Staatsbibliothek zu Berlin
Rare wezentjes uit de marge van het getijdenboek van Maria van GelreBeeld Staatsbibliothek zu Berlin

Haar beeltenis siert een beroemde miniatuur. Ze staat in een ommuurd tuintje in een jurk als een glasvlam, op benen die schijnbaar tot aan de hemel reiken, of minstens tot aan haar kin. Het betreft een typologie van een hoveling, het fysiek van de echte Maria laat naar zich raden. Ze werd in elk geval geboren in 1380. Haar meisjesnaam was Marie d’Harcourt. Ze stamde uit een roemrucht Normandisch geslacht en groeide op verschillende locaties op, waaronder het Chateau d’Harcourt in Harcourt, het robuuste stamslot van de d’Harcourt dynastie in Normandië. Ze was het achtste kind in een gezin van negen. Haar vader stierf voor ze 10 was. Haar moeder nam haar mee naar Parijs, waar ze als nichtje van de koning aanzat bij de dis van de koningin en hofdame werd van de hertogin van Turijn. Dat was Valentina Visconti, de echtgenote van Louis d’Orleans, des konings jongere broer en een berucht rokkenjager. In het voorjaar van 1405 trouwde ze met hertog Reinald IV, hertog van Gelre en Gulik en graaf van Zutphen, die ze hooguit een keer had ontmoet. Zoals vaak indertijd was het huwelijk strategisch. Het moest de band tussen Frankrijk en Gelre bestendigen en een dynastie waarborgen (wat mislukte), maar de band tussen Maria en echtgenoot was naar het schijnt affectief. Ze was, in de woorden van Johan Oosterman, ‘een zelfbewuste vrouw, actief betrokken bij het hertogelijke bestuur, sociaal lenig en in het bezit van paarden en een papegaai.’ Fijn, maar niet genoeg om de herinnering zes eeuwen levend te houden. De enige reden daarvoor is het uitzonderlijke gebedenboek waartoe Maria opdracht gaf.

Het werd voltooid in 1415, een dag voor Maria's 35ste verjaardag, en was van de hand van de kanunnik Helmich de Lewe uit het Arnhemse klooster Mariënborn. De tijd is er bepaald niet zachtzinnig voor geweest: het werd gesloopt en weer in elkaar gezet. Er werden delen uit gesneden en toegevoegd, een deel belandde rond 1600 in Wenen. Thans bestaat het uit 600 folia, ofwel 1.200 bladzijden, alle overvloedig gedecoreerd. De samenstelling ervan is een zeldzaamheid, hoe vreemd dat ook klinkt voor het soort boek dat per definitie geldt als een unicum (want: met de hand in een oplage van één gemaakt). Je hebt getijdenboeken (gebeden voor gezette tijden van de dag), je hebt gebedenboeken (allerhande gebeden) en je hebt brevieren (dagelijkse gebeden voor geestelijken). Al die boeken komen veelvuldig voor. Er bestaat echter maar één boek dat én een getijdenboek én een gebedenboek én een brevier is, en dat is het boek van Maria. Het is een ‘bouwwerk van gebeden’ waarin de toegewijde leek elk type vond: Getijden van de Passie, Boetepsalmen, Dodenofficie; bezweringen tegen onheil, verdrinkingsdood of mensverslindende duivels. De taal waarin het is gesteld is frappant: geen Frans of Latijn, maar Ripuarisch, een soort Nederduits dat werd gesproken tussen Kerkrade en Keulen. Vanwaar dit streekdialect? Men kan enkel gissen. Omdat Maria de taal van haar nieuwe landgenoten wilde leren, wellicht? Om haar verbondenheid met de locals te tonen? Mist, mensen; mist.

Rare wezentjes uit de marge van het getijdenboek van Maria van Gelre Beeld Staatsbibliothek zu Berlin
Rare wezentjes uit de marge van het getijdenboek van Maria van GelreBeeld Staatsbibliothek zu Berlin

Waarom liet ze überhaupt zo’n dik boek bijeen schrijven?

Lang werd de verklaring hiervoor gezocht in Maria’s kinderwens. Kinderplicht, eigenlijk. Maria moest baren. Toen ze in 1415 met Reinald trouwde, beloofde ze hem een kind. Brak ze deze belofte dan moest ze haar bruidschat ter waarde van omgerekend 70 duizend euro terugbetalen. Hetgeen ook geschiedde. Rond haar 30ste was Maria nog altijd geen moeder. Haar boek zou haar ultieme smeekbede aan God zijn geweest – dacht men. Johan Oosterman geeft een andere lezing. Het idee dat het boek Maria’s laatste troef was om zwanger te worden, verwerpt hij. Immers: waar zijn dan de gebeden voor een zuigeling, waar is de patroonheilige van de vruchtbaarheid?: ‘Maria was 35 toen ze het boek kreeg. Ze had zich bij haar kinderloosheid neergelegd. Ze zocht vervulling in iets anders. In een devoot leven. In goede daden. Het boek hielp haar daarbij. Met al zijn gebeden voor elk moment en elke gelegenheid diende het als handleiding bij het leven van alledag.’

Tegelijk fungeerde het als sierobject. Het werk is uitzonderlijk rijk geïllustreerd, met 106 miniaturen, 171 gehistorieerde initialen (letters met voorstelling) en 129 figuren in de marge: vogels, rozenhagen, een mannetje op een rode wolf en een grappige, kleine draak. Deze versieringen komen uit de penselen van ten minste vijf miniaturisten, de meeste slechts bekend onder hun noodnaam. Ze zijn van bijzonder hoog niveau, meent Johan Oosterman. Niet iconografisch innovatief of stilistisch vernieuwend, wel zorgvuldig, doorwerkt en fraai. De kleuren zijn talrijk en lopen mooi in elkaar over. De graad van detaillering is hoog. Oosterman: ‘Zie die vijf millimeter grote gezichtjes, hun baardharen. Elke streek is raak.’

Dat Maria per se zo’n luxe uitgevoerd boek wilde, was volgens Oosterman vanzelfsprekend: ‘Maria was gewend aan hoge kwaliteitsstandaarden. Haar oom, de Duc de Berry, was de man die Paul, Herman en Johan van Limburg de opdracht gaf tot verluchting van Les Très Riches Heures du Duc de Berry – misschien wel het mooiste getijdenboek aller tijden.’ Oosterman: ‘De mensen rond Maria reden allemaal Rolls-Royce. En dus reed ook Maria Rolls-Royce.’

Een Rolls-Royce waarvan de motor ruim een half millennium na vervaardiging inmiddels duchtig haperde – dat wel. Op sommige pagina’s, vertelt Oosterman, was het perkament dermate gebarsten en vertoonden de illustraties dusdanig veel craquelé dat ze bij het openslaan scheurden dan wel hun pigment verloren. Met een keur aan moderne technieken (röntgenmicroscopie, hypospectrum imagening) kon onder de verflagen worden gekeken en worden vastgesteld hoe grote de schade was. Toen het hele boek in kaart was gebracht, begon het vastlijmen van de verfdeeltjes. Met behulp van heel fijne penselen. Millimeter voor millimeter. Het echte monnikenwerk.

Conserveringswerk aan het getijdenboek van Maria van Gelre vindt plaats in Berlijn Beeld Staatsbibliothek zu Berlin
Conserveringswerk aan het getijdenboek van Maria van Gelre vindt plaats in BerlijnBeeld Staatsbibliothek zu Berlin

Strikt genomen is het conserveren wat hier gebeurt, niet restaureren. Nergens wordt verf aan het perkament toegevoegd. Er wordt slechts vastgezet wat dreigt los te laten. Als alles uiteindelijk weer gaaf is, zal het boek in losse katernen worden gebonden. Zo wordt de spanning op het perkament verlicht en scheuren voorkomen.

Voor het zover is moeten Schirmacher en haar collega’s nog honderden bladen conserveren, de behandelingstijd hangt af van de vraag of ze in de categorie niet-problematisch, problematisch of zeer problematisch vallen. Het is exact werk. Er komt een beeldscherm aan te pas waarop elke handeling van de restauratoren sterk uitvergroot is te zien – zonder zulke apparatuur zou deze operatie onmogelijk zijn. Ze draaien wisseldiensten. Om de vier uur lossen ze elkaar af. Vier uur is het absolute maximum, zegt Schirmacher. Ga je erover heen, dan verslapt je concentratie en worden je ogen moe. Het materiaal is teer, een fout is snel gemaakt, maar zenuwachtig raakt de restaurator niet. Wanneer ze een gedeelte af heeft kan ze wel huppelen, maar wanneer ze aan de verluchte bladen werkt is ze emotieloos.

Een selectie ligt nu in Het Valkhof. Opvallend is de helderheid van de pigmenten. Het blauw van een mantel, het geel van het soldatenschild, het lijkt gisteren aangebracht. Het is een van de voordelen van decoraties in zulke boeken: ze leven een leven in het donker waardoor de intensiteit van de kleuren relatief intact blijft. Na de restauratie worden ze ingebonden in katernen en zullen ze nimmer meer los te zien zijn. Een zeldzaam buitenkansje, dus.

Ik, Maria van Gelre

Ik, Maria van Gelre De hertogin en haar uitzonderlijke getijdenboek. Het Valkhof, Nijmegen, 13/10 t/m 6/1.

Kaarsenkroon

De tentoonstelling in Het Valkhof neemt Maria van Gelre’s leven als leidraad. Er zullen honderd voorwerpen te zien zijn, afkomstig uit collecties in binnen- en buitenland: heiligenbeelden, liederenhandschriften, wandtapijten, driestellen, glasvensters, juwelenkistjes, een kaarsenkroon uit Zutphen. Die laatste is spectaculair. Hij is gedecoreerd met florale motieven en vosachtige wezens. Het object werd mogelijk vervaardigd in opdracht van iemand uit de kring van Catharina van Beieren en Willem van Gelre, broer van Reinald van Gelre. De kans dat Maria het gevaarte ooit bewonderde is aanzienlijk.

Rare wezentjes uit de marge van het getijdenboek van Maria van Gelre Beeld Staatsbibliothek zu Berlin
Rare wezentjes uit de marge van het getijdenboek van Maria van GelreBeeld Staatsbibliothek zu Berlin

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden