De olijke tweeling van de schilderkunst
Alleen wetenschappelijk is het al interessant. David en Pieter Oyens zijn vrijwel de enige identieke tweeling in de oude schilderkunst, en zeker de enigen die op zo’n verweven manier met elkaar hun oeuvres opbouwden....
De mannen, ze lijken een beetje op de dikke van de Dikke en de Dunne, verschijnen voortdurend in beeld op de schilderijen. Als portret, zelfportret of gewoon figurant. Met een olijke blik, alsof ze je een beetje in de maling nemen.
En dat doen ze ook. Er hangt een sfeer van lichtheid, een knipoog, rond de vele schilderijen in dit eerste overzicht van de gebroeders. Er zijn natuurlijk ernstige blikken, soms leest de een rustig een krant of probeert de ander verwoed een stoïcijnse vrouw in het café te paaien. Maar die zweem van ironie blijft. Wij hebben onze eigen wereld en jullie mogen er best even naar kijken. Maar nodig hebben we jullie niet, want we zijn samen.
Pieter (1842-1894) en David (1842-1902) Oyens kwamen uit Amsterdam, maar vonden hun draai in Brussel. Het flamboyante, broeierige Brussel van eind 19de eeuw. Het Haagse museum neemt de moeite de bezoeker ook in die context mee te nemen, met mooie oude zwart-witfoto’s en aangeklede kamers met schildersattributen.
Wat opvalt: de gebroeders schilderden heel anders dan hun Hollandse tijdgenoten. Zeker die in de andere zalen van het Gemeentemuseum. Bij Oyens geen wilde landschappen, geen spel van licht, althans niet zo uitgesproken als bij de schilders van de Haagse school. Geen koeien of zeilboten. Ze passen meer in de trant van een Renoir of Breitner. Het stadsleven, al is het niet zo uitbundig. Meer nog, hún leven. Want eigenlijk staan zij en hun kunstenaarsleven steeds in het middelpunt. Het is de l’art pour l’art van de schilderkunst: de kunst om de kunst. Zelfs de stillevens gaan over het schildervak, met in plaats van vazen of citroenen vaak potten met penselen en ander schildergerei.
Hun kunstwereld is het uitgangspunt. Een atelierbezoek van een potentiële koper, een model dat pauzeert, de schilder die werkt, verf prepareert, of bijkomt. Veel van de overige onderwerpen voegen zich in die wereld: een man die met een kater thuiskomt (een prachtig origineel onderwerp op een imposant schilderij) past bij het schildersleven – en blijkt een portret van Pieter te zijn. De hotelkamer zal wel van de kunstenaars op doorreis zijn, de conversatie van twee oude heren zal wel over kunst gaan. Het zijn schilderijen als poëticale gedichten: schilderijen over schilderkunst.
Ook zitten er veel subtiele verwijzingen naar de kunstgeschiedenis in de oeuvres, vooral de Hollandse 17de eeuw. Het vrolijke gezelschap op In de kroeg (1880) zou zo van een Jan Steen kunnen zijn weggelopen. De lachende David van Frans Hals. Het prachtige meisje op De teekening (circa 1879), is een mooi citaat naar Rembrandts Titus aan de lessenaar (1655), en het zelfportret van David in zijn atelier is regelrecht geïnspireerd op Rembrandts zelfportretten. De gedimde kleuren zijn typisch Gouden Eeuw, maar doet ook denken aan Goya. De hiëratische oude man aan tafel op In de restauratie (1878) lijkt een machtige katholieke paus á la Titiaan.
De handen van Pieter en David zijn nauwelijks te onderscheiden – onderzoekers hebben moeite ongesigneerde werken toe te schrijven. Dat brengt ook het vreemde, symbiotische karakter naar voren dat er in de werken schuilt. De schilders werkten weliswaar niet samen aan één werk, maar de ongrijpbare identiteitsvermenging die identieke tweelingen hebben, is in veel werken voelbaar. Wat dat betreft is hun werk vreemd genoeg te vergelijken met de hedendaagse kunst van de identieke Vlaamse tweeling L.A. Raeven. Volledig in zichzelf gekeerd, met elkaar als middelpunt van het universum, onkundig om zonder elkaar te leven. De wederzijdse afhankelijkheid geeft het werk lading. Pieter schildert een vaas, David schildert Pieter die de vaas schildert. Pieter schildert David als hij onverhoeds de krant leest, David Pieter als hij dronken thuiskomt. Een serie liefdesodes, waarbij de liefde schuilt in het zien van onvermoede, argeloze bewegingen van de ander. De ander die eigenlijk het zelf is.