De kunst van het bloemlezen
De roemruchte 'dikke Komrij' krijgt een vervolg: woensdag verschijnt 'De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten', samengesteld door Ilja Leonard Pfeijffer - het zijn er overigens bijna 1.400 geworden. Rob Gollin legde vier bloemlezers zes stellingen voor.
Gij zult niet bloemlezen (Louis Th. Lehmann)
Deleu: 'Het gebod van deze gerespecteerde dichter vind ik niet relevant. Hij heeft zichzelf later laten bloemlezen door Komrij. Natuurlijk geven bundels een vollediger beeld van een dichter, maar de meesten zullen best tevreden zijn met een kritische keuze uit hun werk. Je krijgt er alleen geen stuiver voor. Maar poëzie levert sowieso geen stuiver op.'
Breukers: 'Ferme taal van Lehmann. Mooi gezegd. Maar hij kwam erop terug.'
Mertens: 'Een bloemlezing kan ook een nieuwe context geven. De dichter vindt zichzelf terug tussen tijd- en generatiegenoten.'
Pfeijffer: 'Ik snap het wel. Een bundel is vaak meer dan een verzameling losse gedichten, het is een bouwwerk. Maar er is genoeg poëzie die op zichzelf kan staan. Bovendien: als je onsterfelijk wil worden, en welke dichter wil dat niet, vormt opname in een bloemlezing daarvoor de beste garantie.'
Breukers: 'De beloning is wel schandelijk laag. Tientjeswerk.'
Gerrit Komrij is de bloemlezer aller bloemlezers
Pfeijffer: 'Dat onderschrijf ik ten volle. Zijn betekenis voor de poëzie is moeilijk te overschatten. Ik sta nu in zijn traditie, met dezelfde titel, dezelfde uitgever en dezelfde instelling. In de eerste versie toonde hij geen enkel respect voor welke naam of reputatie dan ook. Dat heb ik ook nagestreefd. Geen ontzag, voor niemand, dus ook niet voor Komrijs selectie. Hij staat wel twaalf keer in mijn bloemlezing, het maximaal haalbare. Hij koos altijd voor één gedicht van hemzelf. Dat heb ik dus ook maar gedaan.'
Breukers: 'Komrij was zeer eigenzinnig. Hij zette de experimentelen, vooral de Vijftigers, in hun hok. Die waren woedend, ze stapten naar de rechter. Later was hij milder. Het waren in 2004 2.000 gedichten geworden. Begrijpelijk. Je kunt niet dertig jaar in de contramine blijven.'
Mertens: '2.000 is wel heel veel. Dan zeg je eigenlijk niks meer.'
Pfeijffer: 'Hij was niet milder. De editie uit 2004 verscheen toen hij Dichter des Vaderlands was. Hij was een ambassadeur van de poëzie geworden en wilde dit keer een objectieve staalkaart tonen.'
Deleu: 'Ik heb Komrij nooit als concurrent gezien. Mijn verzenboeken hebben een thematische opzet, de gedichten gaan over het leven, van de wieg tot het graf. Komrijs selectie was literair-historisch. Dat die steeds omvangrijker werd, had geloof ik niets met mildheid te maken. Hij ging verder terug in de tijd, hij wilde tegelijkertijd actueler zijn. Wat ik zo sterk vond: Komrij was niet te beroerd om zijn eigen bloemlezingen te wantrouwen. Dat kenmerkt een goede bloemlezer.'
Opperbloemlezer
In 1979 maakte Gerrit Komrij (1944-2012) zijn eerste selectie in De Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in duizend en enige gedichten, en die was meteen omstreden de experimentelen kwamen er naar hun idee bekaaid vanaf. Het was ook een succes. Er verschenen met tussenpozen nieuwe versies tot 2004.
De kennis van een bloemlezer dient encyclopedisch te zijn
Pfeijffer: 'Ik heb wekenlang geleefd als een ambtenaar. 's Morgens ging ik met de trein vanuit Leiden naar de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Daar had ik een werkkamer tot mijn beschikking. Elke dag werden er karren met boeken naar binnen gereden. Ik heb, schat ik, tienduizend bundels in handen gehad, een half miljoen gedichten gezien. Maar de bagage die ik had door dertig jaar poëzie te lezen, is essentieel gebleken. Je moet weten waar je naar zoekt. Anders is het onmogelijk. Het is voor mij een geweldig avontuur geweest.'
Deleu: 'Uiteraard moet de bloemlezer een uitgebreide kennis hebben. Bij mijn boekhandel bestel ik alle bundels poëzie die in Vlaanderen en Nederland verschijnen. Ik sluit niet uit dat ik gedichten mis van iemand die voor zijn eerste, of tweede of vijfde vrouw heeft geschreven, en die in een oplage van 25 exemplaren zijn uitgebracht. Nee, ik ga niet spitten in oude archieven. Het oeuvre van Herman Gorter en Guido Gezelle behoor je echt wel te kennen. Ik stel wel vast dat er steeds vaker bloemlezers zijn die hun selectie maken op basis van bestaande bloemlezingen. Je ziet geregeld dezelfde keuzen opduiken. Dat is vals spelen!'
Mertens: 'Voor ons was het maar ten dele waar. Wat wij zochten, was niet altijd uit een boekje te halen. Dichters treden steeds vaker op, ze manifesteren zich op internet. Die ontwikkeling kende ik al, ik ga al vanaf 2000 naar festivals, naar slam-avonden.'
Breukers: 'Ik kwam veel namen tegen die me niks zeiden. Het werkt beter als je benieuwd bent, het vormt een drijfveer. Als je alles al denkt te weten, ben je minder nieuwsgierig.'
Jozef Deleu (79) is een Vlaamse dichter en schrijver. Hij is hoofdredacteur van Het Liegend Konijn, een tijdschrift voor hedendaagse Nederlandstalige poëzie. Sinds 1976 is hij samensteller van het Groot Verzenboek met gedichten over leven, liefde en de dood uit de Nederlandse poëzie van de 20ste eeuw. De laatste uitgave, het Nieuw Groot Verzenboek uit 2015, is de 18de druk en bevat 600 gedichten.
Een bloemlezer negeert zijn eigen voorkeur
Pfeijffer: 'Daar ben ik het volstrekt mee oneens. Dan krijg je een weerspiegeling van de communis opinio. Daar is niks spannends of verrassends aan. Wat niet wegneemt dat ik wel probeer mijn keuzen te beargumenteren. Ik heb een voorkeur voor avontuurlijke poëzie, waarin met de taal wordt geëxperimenteerd, waarin wordt getracht het onzegbare te vangen. Geen verstilde observaties of gepolijste kleinoden. Een gedicht moet ook stinken naar zijn tijd, een gedicht uit de oorlog waarin niets over de oorlog wordt gezegd is leugenachtig. Ik let ook op muzikaliteit, op klank en ritme. Maar ik heb ook enkele toegevingen gedaan: een handvol objectief slechte gedichten is ook opgenomen. Ze zijn te bekend om ze te negeren, een bloemlezing is ook een naslagwerk. Ja, 'Jonge sla' (het gedicht van Rutger Kopland waarover Pfeijffer zich eerder laatdunkend uitliet, red.) staat erin. Naar de andere mag de lezer zelf op zoek.'
Deleu: 'De eigen voorkeur moet je onder controle houden en wantrouwen, maar kun je niet uitsluiten. Als je deskundigheid en goede smaak bij de bloemlezer aantreft, ben je veilig. En dan mag hij wel eigengereid uit de hoek komen. Je hoeft je niks aan te trekken van de canon. Als een gedicht me niks zegt, neem ik het niet op. Mijn verzenboeken zijn in de loop der tijd in omvang toegenomen, van 500 naar 555 en nu zit ik op 600 gedichten. Ik wil de bloemlezing hedendaags houden. Maar ik ben ook op het punt aangeland dat ik oude dichters niet wil opofferen. Martinus Nijhoff van zes naar vier gedichten terugbrengen, dat doe ik niet.'
Breukers: 'We hebben het waar mogelijk geprobeerd. We hebben gekozen voor gedichten die zich hebben losgezongen van papier, gedichten waaruit sommige zinnen de tijd hebben overleefd. 'Een nieuwe lente en een nieuw geluid.' 'Alles van waarde is weerloos.' We letten op poëzie die vaker is gebloemleesd.'
Mertens: 'Er staan podiumhits in, zoals 'Soms moeten alle mannen even weg' van Ellen Deckwitz. Dat was niet eerder gebundeld. Wij hebben in kaart willen brengen hoe dat de poëzie verandert. Als je op een podium staat, gebruik je de taal op een andere manier. Het moet verstaanbaar zijn, je kunt meer doen met klank en ritme, met herhaling. We hebben sommige dichters gevraagd ongepubliceerd werk uit hun optredens op te sturen.'
Breukers: 'Dichters uit de bundel is een conceptuele bloemlezing. Er staan klassiekers in wording in. Maar of ze die status zullen halen, moet nog maar blijken.'
Ilja Leonard Pfeijffer (48) is dichter, schrijver en classicus. In 2014 kreeg hij de Libris Literatuurprijs voor zijn roman La Superba. In 2009 maakte hij met Gert Jan de Vries de bloemlezing 500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben - De canon van de Europese poëzie. Vorig jaar benaderde uitgeverij Prometheus hem met het verzoek in de voetsporen van Komrij te treden.
De bundel is dood, leve de bloemlezing
Deleu: 'Ik zie de tegenstelling niet. Zonder bundel is er geen bloemlezing. Veel dichters bestaan slechts dankzij de bloemlezingen. Bundels hebben een kleine oplage, tussen 200 à 750 exemplaren. Dat is nooit anders geweest. Het is vaak door een bloemlezing dat dichters bekendheid krijgen.'
Breukers: 'Het gaat slecht met de bundel. Ze worden nauwelijks nog besproken in de kranten. Dichters verdienen meer geld met optredens. Het is een bandjesmodel aan het worden: het podium op en na afloop hopen dat bezoekers je bundel kopen.'
Mertens: 'Dat bloemlezingen wel worden verkocht, past in een grotere trend: ik noem het festivalisering. Je wilt van de ene naar de andere dichter kunnen lopen. Maar ik geloof wel dat vrijwel iedere dichter het liefst een bundel op zijn naam heeft staan. Het geeft status.'
Pfeiffer: 'De bundel doet er nog zeer toe. Iedere slamdichter die roept dat hij genoeg heeft aan performen, wil het liefst in een bundel staan, en als dat niet lukt, is het werk gewoon niet goed genoeg. Internet staat vol met troep. Voor poëzie van enige kwaliteit kun je nog altijd het best terecht in een bundel van een uitgeverij met een goede reputatie.'
Chrétien Breukers (51) is dichter en schrijver. Hij was tussen 2005 en 2015 beheerder van het poëzieweblog De Contrabas.
Dieuwertje Mertens (33) is journalist en poëzierecensent voor Het Parool. Samen maakten Breukers en Mertens de bloemlezingen Gedichten voor mannen en Poëzie voor vrouwen. Vorige maand verscheen Dichters uit de bundel De moderne Nederlandstalige poëzie in 400 gedichten.
De bloemlezer let sinds vorige maand ook op liedteksten
Breukers: 'Ze staan er al in. Spinvis, Roosbeef, de Jeugd van Tegenwoordig.'
Mertens: 'We hebben gekeken naar gelaagdheid in de teksten en het gebruik van poëtische stijlmiddelen.'
Deleu: 'Als een liedtekst ook in geschreven vorm goede poëzie blijkt, waarom zou je dat negeren? Maar ik ga er niet speciaal naar op zoek. Ik richt mij op alles wat wordt gebundeld.'
Pfeijffer: 'Ik heb er een aantal geselecteerd. Lennaert Nijgh, de voor velen onbekende Harrie Geelen, Annie M.G. Schmidt staat er met twaalf teksten in. Waarom niet? De Griekse lyriek uit de oudheid was ook bedoeld om gezongen te worden. Zo vreemd is het niet dat je naar teksten van Bob Dylan kijkt. Dat hij vervolgens de Nobelprijs voor de Literatuur krijgt, is dan wel weer volkomen belachelijk. Er zijn veel betere dichters dan Bob Dylan.'
Mertens: 'Ik had eerder voor Leonard Cohen gekozen.'
Ilja Leonard Pfeijffer: De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten. Prometheus, 1.140 pagina's, euro 25.
Jozef Deleu: Nieuw Groot Verzenboek, 600 gedichten over leven, liefde en dood. Lannoo/Meulenhoff; 692 pagina's; euro 29,99.
Chrétien Breukers en Dieuwertje Mertens: Dichters uit de bundel - De moderne Nederlandstalige poëzie in 400 gedichten. Marmer; 655 pagina's; euro 29,95.