De Keersmaeker is nog lang niet aan het eind van haar Latijn
Anne Teresa De Keersmaeker bewijst met Mitten wir im Leben sind dat ze allerminst aan het eind van haar Latijn is. Het dansstuk verbeeldt perfect de combinatie van het mathematische en het emotionele van Bachs cellosuites.
Het is een prachtig contrast: cellist Jean-Guihen Queyras alleen in die reusachtige voormalige machinehal van Gladbeck, industrieel erfgoed in het Roergebied. Als in een paleiszaal, met een rij openslaande ramen, zit de befaamde musicus op zijn troon. Hier slechts een krukje, dat hij bij elk van Bachs cellosuites een beetje opschuift, maar zijn warme en bezielde spel is majestueus en vult de ruimte met gemak.
Om de intimiteit te bewaren en de interactie tussen dans en muziek zo gelijkwaardig mogelijk te laten zijn, zet choreograaf Anne Teresa De Keersmaeker tot en met de vierde suite telkens maar één danser naast Queyras. Net als dat voorspelbaar wordt, is bij de vijfde suite, de donkerste, de vloer dansvrij. In de zesde suite komt iedereen samen. Deze grande finale is de meest theatrale passage, met voluit belichting die de inmiddels ingetreden nachtelijke duisternis verdrijft.
Mitten wir im Leben sind - Bach 6 Cellosuiten is een typische De Keersmaeker-uitdaging: de mathematiek en emotionaliteit van Bach (een van haar favoriete componisten) pareren met dans die eveneens mathematisch en emotioneel interessant is. Hoewel de choreografische structuur te complex is om in één keer te doorgronden en je moet oppassen jezelf niet te verliezen in het gepuzzel, fascineert de voorstelling de hele twee uur lang.
Dansen op Bach
Johann Sebastian Bach schreef de zes suites voor onbegeleide cello (BWV 1007-1012) vermoedelijk tussen 1717 en 1723. Ze zijn alle zes opgebouwd uit zes delen: na een prelude volgen vijf dansen, zoals de gavotte, de allemande en de gigue. Juist omdat het solostuk veel ruimte laat voor eigen interpretatie is het stuk uitgevoerd door 's werelds grootste cellisten, onder wie Pablo Casals, Mstislav Rostropovitsj, Yo-Yo Ma en Nederlanders als Anner Bijlsma en Pieter Wispelwey.
Alle zes suites, of ze nu bedeesd, melancholisch, vrolijk of plechtig zijn, hebben dezelfde opbouw in zes delen en de aard van die delen is, hoe anders verklankt ook, steeds dezelfde. Ook de choreografie wemelt van constanten. Zo komt het verschil tussen snel en langzaam bewegen, in lijnen of cirkels, opwaarts gericht of laag bij de grond, alledaagse lopend en rennend of dansant draaiend en springend, telkens weer voorbij. Het ontroerendst zijn de terugkerende 'stiltes' in de dans, wanneer bedachtzaam naar bewegingen wordt gezocht, een voet zwevend boven de vloer, een arm bevroren opzij of liggen op de buik.
Hoe authentiek Michaël Pomero, Julien Monty, Marie Goudot en Boštjan Antoncíc ook zijn, blikvanger is toch De Keersmaeker zelf. Meisjesachtig en met grijs haar, bloedserieus en dan toch dat hupsje op beide voeten. Ze kondigt elke suite aan door met gebaren nummers te vormen en met tape of krijt vierkanten, driehoeken en cirkels op de grond te tekenen. In elk tweede deel (een allemande) en soms ook tegen het eind vergezelt ze haar danser van dienst, wat met Antoncíc tot een gevoelig duet leidt.
Deze tour de force op Bach is een streng gebouwd, tegelijk wonderlijk en speels universum, waarin je eindeloos routes kunt verkennen. Mitten wir im Leben sind, naar een hymne waarop Bach een koraal componeerde, bewijst dat De Keersmaeker nog lang niet aan het eind van haar Latijn is.
T/m 31/8, Ruhrtriennale, Gladbeck. Tournee België, Duitsland, Frankrijk. Ook op Julidans 2018, Amsterdam.