INTERVIEW
'De gridnik dat ben ik'
De dood wil hij niet vormgeven, dat mag een ander doen. Maar postzegels, telefoonboeken, lettertypen, hij heeft het allemaal gedaan. De belangrijkste vormgever van Nederland, Wim Crouwel (87), blikt terug op zijn oeuvre - en bemoeit zich ook nog even met de opmaak van dit interview.
Als je Wim Crouwel, de 87-jarige grootmeester van het Nederlandse vormgeversgilde, vraagt dit verhaal hier vorm te geven, kiest hij ervoor zijn woorden terug te zien in de Frutiger. Een warme letter, vindt hij, die geringe verschillen in dik en dun kent, hetgeen een aangenaam menselijk beeld oplevert, ook als je dit artikel later op de dag wilt lezen.
De Frutiger is ontworpen door Adrian Frutiger, de Zwitser die ook de Univers voor zijn rekening nam. Want je kunt wel de Futura van ontwerper Paul Renner nemen, zegt hij, maar dat is een veel te geconstrueerde letter, gemaakt met passer en liniaal. Dat is de Frutiger niet. Deze schreefloze letter is speciaal gemaakt voor luchthaven Charles de Gaulle in Parijs en groeide daarna uit tot een drukletter van formaat.
Maar als je Wim Crouwel (1928, Groningen) als grafisch vormgever en als mens in een letter wilt gieten, dan kom je uit bij de Gridnik. Ze noemen hem niet voor niks Mister Gridnik. 'Ik zit in elkaar als de Gridnik. Dat ben ik zelf', zo zegt hij het. Dat is de letter die het best bij hem hoort, het weerspiegelt zijn natuur.
De Gridnik heeft hij ontworpen in opdracht van Olivetti, in 1974, voor de elektrische typemachines. Hierin ligt zijn gestructureerde denken beslagen en hoe je het best tot een oplossing kunt komen. De Gridnik heeft schuine afhoekingen, in plaats van rondingen. De letter is op een stramien gemaakt - een soort rooster, een grid.
Want hij is een straminoloog, hij houdt van orde.
Ze noemen hem ook wel de grote ordenaar, alsmede de systeemgeneraal, Wim Crouwel, de man die Nederland en het Nederlandse bedrijfsleven heeft vormgegeven de aflopen vijftig jaar. Postzegels, telefoonboeken, logo's, briefpapierontwerpen, boeken en jaarverslagen, ze zijn dan wel niet door Crouwel als zodanig gesigneerd, maar ze zijn volkomen herkenbaar naar zijn hand gezet. Net als zijn werk voor het Van Abbemuseum en het Stedelijk Museum. 'Mijn werk is niet onopgemerkt gebleven', vindt hij dan ook.
Tijdens het gesprek in zijn Amsterdamse appartement, zittend op een rechte stoel met voor hem een rechthoekig koekblik, heeft hij voor zichzelf nog een benaming: de rechtlegger.
Rechtleggen is voor hem een levenshouding en die kwam terug in zijn werk. Hij zegt dat het nog steeds in hem gloort, het rechtleggen. Het voelt als een friemel van binnen, die er niet is uit te branden. Als iets scheef ligt, moet het recht.
De boeken op de grond van de woonkamer liggen nu een (beetje) schots en scheef, net als wat dvd's in het dvd-rek. Hij houdt ze in de gaten, op een zeker moment legt hij ze recht.
Kaarsrecht
Strak moet het zijn, zuiver op de graat. Je bent modernist of niet. Al het decoratieve uitbannen, niet versierend, zo kaal mogelijk. Want het moet functioneel zijn, recht door zee, in de geest van rechtlijnige architecten en ontwerpers als Le Corbusier, Mies van der Rohe, Brinkman en Van der Vlugt, en als in minimal art, de beeldendekunststroming uit de jaren zestig. In zijn woonkamer is hij dan ook omringd met stoelen van ontwerpers als Rietveld en Starck.
Hij is een man met een kaarsrechte vouw in zijn broek, liefst met smalle pijpen.
De foto van Wim Crouwel door Paul Huf uit 1969 in een ultramodern spacepak, als een Kraftwerklid voordat de Duitse technopop van Kraftwerk bestond, werd jarenlang als het bewijs van zijn modernisme gezien.
Straminologie
Op ontwerpbureau Total Design dat hij in 1963 met collega's oprichtte, werd hij betrapt terwijl hij plakjes kaas vierkant aan het maken was voor op zijn boterham.
In zijn vorige huis in Amsterdam waren kamers bekleed met panelen, allemaal dezelfde vaste breedte, 1 meter 20. Alles recht en gestandaardiseerd. Op alle kruispunten had hij draadjes gespannen, van de ene kant naar de andere kant, waar affiches aan hingen. Ook had hij een bankstelsysteem dat in de maatvoering paste van de kamer.
Straminologie tot het einde doorgevoerd, en dan is zijn genegenheid voor het maatpak, de strik en Engelse sportwagens nog niet genoemd. Het geeft maar aan hoe bezeten hij was van die ordening.
Crouwel vermoedt dat hij het van zijn moeder heeft. Zijn vader was een lithograaf, een amateurfoto
tachtig per toeval door Engelse ontwerpers werd toegepast op een verzamelplaat van de Engelse postpunkband Joy Division. Of het affiche voor Fernand Léger voor het Van Abbemuseum en het affiche voor het Stedelijk Museum. Beelden die duidelijk maken wat hij heeft gedaan, waar mensen hem van kennen, zoals de cijferpostzegels en natuurlijk het telefoonboek.
CV
21 november 1928, geboren in Groningen
1947-1949 Studie aan Academie Minerva, kunstnijverheidsschool
1963 Medeoprichter ontwerpbureau Total Design
Vanaf 1964 verantwoordelijk voor ontwerpen Stedelijk Museum
1967 Ontwerpt het New Alphabet
1975 Ontwerpt met Total Design de telefoongids
1976 Ontwerpt de cijferpostzegel
1985-1993 Directeur Museum Boijmans Van Beuningen
1987- 1993 Bijzonder hoogleraar Erasmus Universiteit
2009 Gerrit Noordzijprijs voor zijn werk als letterontwerper en leraar
2011 Tentoonstelling Wim Crouwel: een grafische ontdekkingsreis in Londen en Amsterdam
2013 Oprichting Wim Crouwel Instituut; beheert erfgoed grafische vormgeving en typografie
Wim Crouwel is getrouwd met Judith Crouwel-Cahen en heeft twee zoons, een dochter en twee kleinkinderen
Telefoonboek
In 1973 begon hij met zijn bureau Total Design aan het nieuwe telefoonboek. Het was de tijd van de autoloze zondag en de Club van Rome had een jaar eerder een rapport uitgebracht waarin de nadelige gevolgen van de economische groei voor het milieu op een rijtje waren gezet. De PTT wilde daarom een dunnere telefoongids om papier, dus bomen, te sparen.
Crouwel en zijn team bedachten dat er vier kolommen moesten komen per pagina, en niet drie, met dunne lijnen ertussen, gezet in de Univers. Het telefoonnummer kwam voortaan vóór de naam, en geen hoofdletters meer. Dat werkte ook besparend. De psychologische dienst van de PTT testte deze vormgeving uit op de clientèle en na wat herstelwerkzaamheden aan de cijfers, zoals de zes en de acht die te veel op elkaar leken, bladerden de Nederlanders van 1976 tot 1983 in zijn telefoonboek.
Juist door dat telefoonboek, erop gericht het voor iedereen zo makkelijk mogelijk te maken, leek het opeens te veel te worden voor de kritische buitenwacht. Columniste Renate Rubinstein noemde zijn telefoonboek een voorbeeld van de Nieuwe Lelijkheid, net als veel moderne architectuur in de tweede helft van de jaren zeventig, zoals de Bijlmer in Amsterdam. Hij en zijn modernistische maten werden ervan verdacht Nederland in rap tempo lelijker te maken. Er was sprake van ophef in culturele kringen, waar de voor keur uitging naar een klassiekere vormgeving.
Bijlmer
Crouwel voelde zich er alleen maar in gesterkt dat hij het bij het rechte eind had. De kritiek gaf hem als het ware een schild om zich te beschermen. Maar toen er een 'Avond van de Lelijkheid' kwam in Paradiso en hij zich natuurlijk openbaar ging verdedigen, klonk er zomaar 'fascist' zijn kant op. 'Dat raakte me waanzinnig', zegt hij nu. 'Dat was wel het laatste wat ik in mijn kop had. Ik herpakte me, als het ware, en dacht: dat is dommigheid. Zo iemand heeft geen idee wat er aan de hand is in de wereld. Primair reageren, daar heb ik nooit een boodschap aan gehad.'
De modernistische hoogbouw van de Bijlmer bleef hij verdedigen, ook na die avond vol venijn in Paradiso. En dan vooral vanwege een vriend van hem, die destijds hoofd Stadsontwikkeling van Amsterdam was en de Bijlmer in zijn portefeuille had.
'Hij had de tijd tegen', zegt Crouwel. 'Toen het werk klaar was in de Bijlmer zagen we prachtige gebouwen. Vervolgens werd in het project politiek gezien een spaak in de wiel gestoken: heel Suriname kwam opeens over. Surinamers werden in de Bijlmer gehuisvest, waardoor het in een hoek terechtkwam die niemand wilde, de bewoners ook niet. Mijn vriend heeft daar onder geleden, hij ging als idealist kapot door die verloedering van de Bijlmer. Het was duidelijk: zulke vergaande plannen konden niet zomaar.'
Parkinson
Eigenlijk moet hij dit verhaal eerst lezen, voordat hij het kan vormgeven. Want de inhoud bepaalt de vorm. Zo deed hij het vroeger ook: de voorfase van zijn werk was belangrijk. Goed lezen of zorgvuldig beluisteren wat iedereen te zeggen had, dan liep hij er een tijd mee rond om er rustig over na te denken. Na het ordenen van zijn gedachten was hij zo klaar met de vormgeving.
Maar de striktheid die hij hanteert, die ziet hij niet meer. Dat komt in zijn optiek vooral door de elektronische media, waardoor er zo anders met vormgeving wordt omgegaan. 'Er is niet een eenduidige focus, eenzelfde ideaal dat mensen bindt', zegt hij. 'Dat zie je terug in de vormgeving en in de architectuur. Architecten zijn vooral met zichzelf bezig, die menen origineel te moeten zijn. In de woningbouw zie je nu weer geveltjes, het is een grote herhaling. Het irriteert me mateloos. Maar wat kan ik eraan doen?'
Sinds twee jaar is hij gestopt als grafisch vormgever, hij is nu 87. Wat hij nog maakte, was liefdewerk oud papier voor vrienden en kennissen, visitekaartjes en zo. Maar de ziekte van Parkinson hindert hem, zegt hij. Hij is niet meer in staat te visualiseren wat hij in zijn kop heeft. Daarbij ontbreekt hem de lust en beseft hij tot zijn grote ergernis dat het niet meer gaat zoals het ging.
Wat Wim Crouwel zeker niet gaat doen, is zijn eigen overlijdensbericht vormgeven, in zijn zelfgekozen letters. 'Daar begin ik niet aan', zegt hij. Hij heeft dat één keer gedaan voor een goeie ouwe vriend, een architect. Die had zich voorgenomen er een einde aan te maken en voerde het ook uit, twee dagen nadat het overlijdensbericht klaar was. Dat doet hij dus nooit meer, dat ging 'm niet in zijn koude kleren zitten. De dood vormgeven, laat hij graag aan een ander over.
* de kop is gezet in het lettertype gridnik