De goede moordenaar als heilige
De schande van het kruis werd de glorie van het christendom. In de Middeleeuwen werd Christus' kruisiging een geliefkoosd onderwerp in de kunst....
J EZUS van Nazareth kreeg de doodstraf. Hij moest sterven aan de schandpaal die het kruis was. Met hem werden twee misdadigers gekruisigd. De goede en de slechte moordenaar zijn zij gaan heten. Die aan de rechterzijde toonde spijt, kreeg van Jezus vergeving en de belofte van een verblijf met hem in het paradijs. Die aan de linkerkant vervloekte zichzelf de dood in, na Jezus te hebben bespot.
Jezus' dood aan het kruis is beschreven in de evangeliën. Dat zijn theologische geschriften. In de beschrijving van het sterven wordt de theologische betekenis van het gebeuren weergegeven. Wat geschiedenis was, wellicht een heel onbetekenende, is heilsgeschiedenis geworden. De schande van het kruis werd de glorie van het christendom, het teken van de verlossing. De vermoorde werd de triomfator. God heerst vanaf het hout, zoals het is uitgedrukt. Als een gekroonde vorst zal hij op de Byzantijnse kruisbeelden verschijnen. Het kruis is een teken geworden, met alle consequenties van abstractie.
Vanaf de twaalfde eeuw komt de mens Christus in het middelpunt van de gelovige beleving te staan. De platoonse geest van het romaans maakt plaats voor het realisme van de gotiek. Bernardus van Clairvaux droeg bij aan die beleving, ze ontplooide zich in leven en leer van Franciscus van Assisi. De tot glorie verheven kruisdood van Christus kreeg de menselijke trekken van schande, vernedering en pijn. Franciscus vereenzelvigde zich zo met de stervende Christus dat een serafijn hem de vijf wonden - aan de handen, aan de voeten en in de zijde - toebracht.
In de prediking van de franciscanen draaide alles om lijden en dood van Christus. Daar hing hij 'voor onze zonden'. De gelovige diende zich met dat lijden te vereenzelvigen, zijn schuld bewust te worden, boete te doen. Er is gesproken van de 'franciscaanse Middeleeuwen', en daarmee wordt aangegeven hoezeer de spiritualiteit van de minderbroeders overheersend is. Natuurlijk kan het schuldgevoel in het zicht van de stervende Christus niet gescheiden worden van het 'memento mori' dat de late Middeleeuwen ook beheerst (dat doodsbewustzijn leverde het misschien wel mooiste hoofdstuk van Huizinga's Herfsttij op).
Het woord kan niet zonder het beeld. Er zijn misschien nooit zoveel kruisigingen geschilderd als in de late Middeleeuwen. De heersende God is de lijdende mens.
Het grondpatroon van de afbeeldingen is altijd gelijk: Christus aan het kruis genageld, de moordenaars ter weerszijde, onder aan het kruis de moeder van Jezus en de apostel Johannes, terzijde de speerman, Longinus, die de lans in Christus' zijde steekt. De aanwezigen kunnen tot een groep uitgroeien. Op de achtergrond ligt de stad Jeruzalem. De structuur is bepaald door het verhaal van de evangeliën.
Ondanks het vaak hevige realisme van de stervende Christus bleef de verbeelding van zijn gestalte een theologische: de betekenis van het gebeuren moest in de afbeelding zichtbaar worden. Dat heeft de schilders beperkt; de iconografie werd door een vastliggende theologie bepaald. In de afbeelding van de moordenaars hadden zij een grotere vrijheid, ook tot het geven van herkenning aan de kijkende gelovigen. In die twee werd het schouwspel van de kruisiging een executie, met voor de kijkers vertrouwde gruwelijke trekken. In de twee werd de voltrekking van de doodstraf geactualiseerd; zij werden ook 'gespiritualiseerd' naar de mogelijke gestalte van de mens in zijn uiterste ogenblik (daar is het 'memento mori'): de goede moordenaar belijdt zijn zonde, erkent Christus en hij wordt gered. Het paradijs wacht hem. De slechte, die zijn uiterste seconde verduisterde, wacht de verdoemenis. Als heilsgever hangt Christus in het midden van goed en slecht. (En natuurlijk verhevigt de tegenstelling tussen de slechte en de goede de slechtheid van de eerste en de goedheid van de tweede en omgekeerd. Je hebt donker nodig, wil je licht afbeelden.)
De goede moordenaar werd in de Middeleeuwen een voorbeeldige figuur. Hij is zelfs als heilige, Sint Dysmas, de legenden binnengekomen (de slechte heette Gestas). Het zal duidelijk zijn: ook die twee kregen een grote tekenwaarde. Men kan zeggen dat de schilders in de vaak gruwelijke afbeelding van de twee, in het realisme daarvan, de tekenkracht hebben willen vergroten. Hun lijden en wonden werden geschilderd naar de voor gelovigen vertrouwde beelden van openbare executies: de moordenaars aan het kruis vertoonden bijvoorbeeld de uiterlijke gestalte en tekenen van de geradbraakten.
Er is een 'samenspel' tussen het bekende, het dagelijkse, en het verre: de voltrekking van de drievoudige doodstraf op Calvarië. En dat samenspel was ook in ander opzicht hecht: de goede moordenaar 'biechtte' en kreeg vergeving en het paradijs; de te radbraken of op te hangen misdadiger kreeg ook de gelegenheid tot biecht - communie zelfs later - en vergeving en daarmee een open deur in de hemel. En zo symboliseerde hij ook de mens in zijn uiterste ogenblikken.
DE AMERIKAANSE kunsthistoricus Mitchell B. Merback heeft onderzoek gedaan naar de vormen van samenhang tussen kruisafbeeldingen en de werkelijkheid in de late Middeleeuwen en de vroeg-Renaissance. Zijn omvangrijke studie heet The Thief, the Cross and the Wheel - Pain and the Spectacle of Punishment in Medieval and Renaissance Europe. De hoofdtitel zou in het Nederland luiden: 'De moordenaar, het kruis en het rad'. Het is in veel opzichten een gruwelijke geschiedenis, want weinig wreedheden worden ons bespaard. De studie is verre van alleen kunsthistorisch (de geschiedenis van de kruisafbeelding), ze geeft ook een beeld van de spiritualiteit rond het kruis, van de praktijken waartoe die leidde - de kruisweg bijvoorbeeld - maar ze doet ook uitvoerig verslag van de rechtspraktijk en de rituelen van rechtspleging en executies van radbraken en ophangen. En al die verschillende onderdelen worden in samenhang gebracht.
De centrale figuur is uiteraard Christus aan het kruis, maar de afbeelding daarvan is gebonden, niet alleen aan de evangeliën en aan de vaststaande theologische visie, maar ook aan de waardigheid van de stervende God-mens. Dat maakt de afgebeelde gekruisigde wat de auteur noemt een 'retorische figuur'.
Maar die retoriek geeft de schilders toch ook eigen kansen, zoals de talloze kruisafbeeldingen in het boek en het commentaar daarop bewijzen. De hoofdfiguur is echter de goede moordenaar (en diens tegenpool: de slechte). Hij is in veel opzichten de voor de toeschouwer meest herkenbare figuur, spiritueel, maar ook als martelaar. De schilders maakten bekende 'onderdelen' of gevolgen van het radbraken in hem zichtbaar. En de toeschouwers van de kruisafbeelding zullen in de openbare executies beelden van de kruisiging ontdekken. Elke spijt betuigende misdadiger krijgt trekken van de goede moordenaar, maar daarmee ook van de gelovige mens in zijn uiterste uren. Men zou kunnen zeggen: de kruisafbeelding wordt geactualiseerd, de openbare executie, middels galg of rad, wordt geritualiseerd en in zekere zin gesacraliseerd. Wat duidelijk wordt - de auteur wijst daar niet op - is hoe individualistisch de hele visie is: de kruisiging is niet een universeel gebeuren, maar de uitwerking ervan is gericht op de redding van de enkele ziel. Het grote theologische is persoonlijke vroomheid geworden.
De studie kent vele frappante delen. Het heeft tijd gekost voor de ter dood veroordeelde misdadiger de volledige kerkelijke begeleiding naar de dood kreeg. Erg omstreden was vooral of hij de laatste communie mocht ontvangen. Dat werd toegestaan. En op een kruisafbeelding zien we het bloed dat uit de rechterhand van Christus naar beneden vloeit in de mond van de goede moordenaar terechtkomen. Het bloed van het kruis is sacramenteel geworden. (Op sommige afbeeldingen worden bloed en water uit de doorstoken zijde opgevangen in een onder het kruis geplaatste kelk.)
Een niet minder frappant onderdeel vormen de uitvoerige stukken over de iconografie van de twee moordenaars. Naast de waardig hangende Christus beeldden zij lijden en pijn uit bij de marteling die hun lange doodsstrijd is. Boeiend zijn de bladzijden over de touwen en de spijkers. Christus werd genageld, dat was de traditie in de kerk; de moordenaars boden de vrijheid tot vastbinden en daarmee ook tot het kronkelen van de pijn. Naast de icoon die Christus is, hangen zij in al het realisme van de marteling. Wat de auteur allemaal en vaak iets te uitvoerig en ook te repeterend schrijft over de kruis-spiritualiteit, is vaak heel boeiend.
Naarmate de studie vordert, ontstaat er een hechtere samenhang, totdat de drie trefwoorden uit de titel een eenheid zijn geworden. Lijkt het, want ik heb, juist bij de beschrijving van de - uiteraard denkbeeldige - reacties van de toeschouwer, zo mijn twijfels. Een verre beleving maakt inleving voor een deel fictief.
Misschien het grootste bezwaar tegen de studie is de veronderstelling is dat 'alle middeleeuwers' geacht werden niet alleen de openbare executies bij te wonen, maar haast van dichtbij te kennen. Zonder die veronderstelling wordt de grote these van het boek zeer kwetsbaar. Ik vrees dat die veronderstelling niet juist is. En dat geldt ook voor de tweede verondersteling: dat de kruisafbeeldingen min of meer publieke zaken waren. Hoevele hingen in verborgen kapellen of afgesloten kloosters? De auteur kan het spektakel van de openbare executie en het schouwspel Calvarië laten samenvallen door ook het schilderij tot een spektakel te maken. Ik geloof dat dat ten opzichte van de schilderingen geforceerd is. De innigheid van vele ervan maakt de gedachte al onmogelijk.
Als Jezus van Nazareth was opgehangen, zouden nu in de hele christelijke wereld galgen met een pop eraan hangen. Afschuwelijke gedachte. Maar die kan ook bewijzen hoe abstact de kruisafbeelding is geworden. Alle middeleeuwse realisme ten spijt. Men moet wel naar Grünewald om de verschrikking nog zelf aan den lijve te ondervinden en tot medelijden te komen. Met alle gevolgen die Merback in zijn boek beschrijft.