De eerste Duitse Europeaan
De Duitse toenadering tot Europa is niet iets van de laatste jaren. Al na de Eerste Wereldoorlog waren er pogingen tot integratie....
HET IS vast niet toevallig dat er voor de Duitse woorden umdenken en Umdenkprozess geen bondig Nederlands equivalent bestaat - het woord 'omdenken' kent de dikke Van Dale niet. Duitsers hebben zich deze eeuw aanzienlijk meer moeten aanpassen aan ingrijpend gewijzigde omstandigheden dan Nederlanders.
Het eerste grote Umdenkprozess moest na de Eerste Wereldoorlog beginnen. Duitsland was verslagen, keizer Wilhelm II naar Nederland gevlucht, en in Berlijn heerste revolutie. De sociaal-democraat Scheidemann riep op 9 november 1918 de democratische republiek uit, maar die werd onmiddellijk bedreigd door radicaal-links dat van Duitsland een radenrepubliek wilde maken, naar het voorbeeld van de net ontstane Sovjet-Unie. President Friedrich Ebert (SPD) moest met behulp van onderdelen van het verslagen Duitse leger de nieuwe republiek verdedigen, ofschoon dat leger niets van die republiek moest hebben.
De republiek van Weimar is vaak een 'ongewenste republiek' genoemd, omdat grote delen van de elite uit het autoritaire keizerrijk afwijzend tegenover deze nieuwe staat stonden. Die afkeer werd nog vergroot door het feit dat de nieuwe republiek het door vrijwel alle Duitsers gehate vredesverdag van Versailles moest gaan uitvoeren. En om het allemaal nog moeilijker te maken, schoven de Duitse nationalisten de schuld van de nederlaag in de schoenen van de nieuwe linkse regering.
Dat wil niet zeggen dat de republiek van Weimar bij voorbaat verloren was. Er waren invloedrijke poilitici uit het keizerrijk die bereid waren een Umdenkprozess door te maken, en wellicht de belangrijkste onder hen was de liberaal Gustav Stresemann. Zijn naam is nauw verbonden met de korte periode in de jaren twintig toen de republiek een zekere mate van stabiliteit, welvaart en aanzien bereikte. Men spreekt dan ook wel van de 'Stresemann-jaren.
Stresemann werd op 13 augustus 1923 rijkskanselier (en tevens minister van Buitenlandse Zaken). Hij was al in 1907, 28 jaar oud, afgevaardigde van de Nationalliberale Partei. In 1917 was hij fractieleider geworden en hij behoorde tot die politici die zich hadden uitgesproken voor een onbegrensde duikbootoorlog en voor het annexeren van bezet gebied. 'De overwinning van Duitsland zal de wereld de vrede brengen', zo luidde een van zijn uitspraken eind 1914. Destijds geen ongebruikelijke tekst, zo schrijft Stresemann-biograaf Felix Hirsch: 'Niettemin is het zeer betreurenswaardig dat Stresemann, die toch iets van de wereld had gezien, hier en ook later zo'n toon aansloeg en een agressief nationalisme huldigde.'
In 1923 was dit nationalisme verdwenen en had de monarchist Stresemann de republiek geaccepteerd. Hij bleef slechts honderd dagen rijkskanselier, maar in die korte periode slaagde hij erin de nieuwe Duitse staat, die van alle kanten werd bedreigd, te stabiliseren. Hij maakte een einde aan de stakingen waarmee de vorige Duitse regering had gereageerd op de bezetting van het Ruhrgebied door Franse en Belgische troepen.
Die stakingen werden gefinancierd via de gelddrukpers, waardoor in Duitsland een gigantische inflatie was ontstaan, die het land dreigde te ruïneren. Stresemann saneerde de munt, bestreed met succes separatistische bewegingen, de putsch van Hitler in München en radicaal-linkse en extreem-rechtse regeringen in verschillende Duitse deelstaten.
Omdat hij harder optrad tegen links dan tegen rechts, werd hij eind 1923 door de sociaal-democraten ten val gebracht, zeer tegen de zin van president Ebert die zijn partij voorhield: 'Wat jullie ertoe gebracht heeft de kanselier ten val te brengen, dat weet over zes weken niemand meer, maar de gevolgen van jullie domheid zullen jullie nog over tien jaar voelen.' In de nieuwe regering werd Stresemann minister van Buitenlandse Zaken en hij bleef dat tot aan zijn plotselinge dood in 1929.
D E DUITSE historicus Klaus Hildebrand zegt in zijn lijvige boek Das vergangene Reich - Deutsche Aussenpolitik von Bismarck bis Hitler dat Stresemann een dubbel doel voor ogen had: Duitsland moest weer een gelijkberechtigde grote mogendheid in Europa worden en het Verdrag van Versailles diende te worden herzien. Concreet betekende dit ontruiming van het bezette Rijnland, terugwinnen van het Saargebied en Eupen-Malmédy, herziening van de grens met Polen, herstel van de Duitse soevereiniteit, en verlichting van de drukkende last van de herstelbetalingen.
Stresemann besefte heel goed dat Duitsland niet in staat was dit alles met geweld af te dwingen. Herziening van 'Versailles' moest langs vreedzame weg geschieden en was dus alleen mogelijk door met de vroegere vijanden, Groot-Brittannië en vooral Frankrijk, tot een vergelijk te komen. Het enige machtsmiddel waarover Stresemann meende te beschikken, aldus Hildebrand, was de economische kracht van Duitsland die na 1924 snel toenam dankzij vooral Amerikaanse leningen.
Stresemann slaagde erin de Franse staatsman Aristide Briand en de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Austen Chamberlain, van zijn vreedzame bedoelingen te overtuigen. Het resulaat was het Verdrag van Locarno, waarin Berlijn tegemoetkwam aan de grote Franse behoefte aan veiligheid door de in Versailles getrokken grens met Frankrijk te erkennen. Deze grens, waarbij Duitsland afzag van Elzas-Lotharingen, werd gegarandeerd door Groot-Brittannië en Italië. Afgesproken werd dat grensgeschillen alleen langs vreedzame weg zouden worden beslecht. Het verdrag leidde ertoe dat het bezette gebied rond Keulen werd ontruimd. Bovendien werd Duitsland opgenomen in de Volkenbond.
In die tijd werd hoopvol gesproken over de 'geest van Locarno', die zou leiden tot een duurzame vrede in Europa. Briand had het over een 'vernieuwing van Europa' en een 'vereniging van alle volkeren'. Stresemann sprak over lotsverbondenheid. 'Als we ondergaan, gaan we gemeenschappelijk onder; wanneer we tot bloei willen komen, kunnen we dat niet bereiken door elkaar te bestrijden, maar alleen door samen te werken.' Briand en Stresemann kregen eind 1926 samen de Nobelprijs voor de Vrede.
Stresemann had erop gerekend dat Frankrijk na Locarno concessies zou doen en vooral spoedig het Rijnland in zijn geheel zou ontruimen. Dat dit niet gebeurde, had te maken met de oppositie. In Duitsland verwierpen rechts en extreem-rechts Stresemanns politiek. In Frankrijk bleef het wantrouwen tegenover Duitsland bestaan, wat het Briand moeilijk maakte concrete toezeggingen te doen. Dat uitblijven van Franse concessies versterkte weer 'de van haat vervulde stemmen van het Duitse nationalisme', schrijft Hildebrand. 'Ruw overstemden zij Stresemanns politiek van toenadering en ze versterkten de Fransen in hun mening dat een dergelijke dreiging uit het oosten alleen met onverbiddelijke hardheid kon worden beantwoord.'
In de zomer van 1929, kort voor een beslissende conferentie in Den Haag, was Stresemann dan ook tamelijk wanhopig. Tegen een Franse journalist zei hij: 'Als Briand nú geen concessies doet, dan is het met me afgelopen. Dan komt een ander. Gaat u naar Neurenberg en luister naar Hitler!'
Stresemann maakte zich grote zorgen over het alsmaar slechter wordende politieke klimaat in Duitsland. Ook het politieke midden gleed af naar rechts en Sresemann kreeg steeds meer moeite met zijn eigen partij, de Duitse Volkspartij. Hij had, zo schreef hij, 'een brug willen zijn tussen het oude en het nieuwe Duitsland', had gehoopt op een 'grotere eenheid van het Duitse volk'. De politieke tegenstellingen bleken echter steeds moeilijker overbrugbaar.
De conferentie in Den Haag was Stresemanns laatste succes. Er werd een akkoord bereikt over de Duitse herstelbetalingen en Briand noemde eindelijk een datum waarop alle troepen het Rijnland moesten verlaten: 30 juni 1930.
In Stresemanns robuuste lichaam school een zwakke gezondheid. Hij was in mei 1928 ernstig ziek geworden, maar hij wist niet van ophouden. Na de conferentie in Den Haag hield hij een toespraak voor de Volkenbond, waarin hij in antwoord op Briands plannen voor een Europese unie de economische eenwording van Europa bepleitte: 'Waar blijft de Europese munt, de Europese postzegel?'
Op 2 oktober 1929 trof hem opnieuw een beroerte en een dag later overleed hij, 51 jaar oud. Het nieuws van zijn dood was een grote schok. Tienduizenden Berlijners woonden de begrafenis bij. Stresemanns zoon Wolfgang schreef jaren later in Mein Vater Gustav Stresemann: 'De staatsbegrafenis werd een volksbegrafenis; het betekende tezelfder tijd afscheid van de al te korte bloeiperiode van de republiek van Weimar.'
Met Stresemann stierf zijn politiek van toenadering en Europese samenwerking. Zijn tegenstanders in het ministerie namen het roer over en gingen een nationalistische, tegen Frankrijk gerichte koers varen. Hildebrand: 'Van de met zoveel hoopvolle verwachtingen bejubelde ''geest van Locarno'' was binnen de kortste keren nauwelijks nog iets te merken.'
De republiek van Weimar ging zijn ondergang tegemoet. In 1933 kwamen Hitler en zijn nazi's aan de macht.