AchtergrondThe monument of regents, Natasja Kensmil

De duistere schilderijen van Natasja Kensmil laten de schaduwzijde van de 17de eeuw zien

Tussen de 17de-eeuwse pronkstukken van het Amsterdam Museum hangen tijdelijk macabere schilderijen van Natasja Kensmil. Daarmee willen kunstenaar én museum iets duidelijk maken.

Sarah Van Binsbergen
Natasja Kensmil in Groepsportretten van de 17e eeuw. Beeld Natasja Kensmil / Amsterdam Museum
Natasja Kensmil in Groepsportretten van de 17e eeuw.Beeld Natasja Kensmil / Amsterdam Museum

De broers en zussen van De Nachtwacht hebben er een aantal nieuwe familieleden bij. Tussen de ruim twintig monumentale schilderijen in de semipermanente tentoonstelling Groepsportretten van de zeventiende eeuw in de Hermitage Amsterdam, hangen de komende maanden vijf nieuwe schilderijen van de hedendaagse kunstenares Natasja Kensmil.

Daags voor de tentoonstelling loopt Kensmil (47) tevreden door de imposante portrettenzaal, een dependance van het Amsterdam Museum in de Hermitage. Ze is hier vaak geweest om de gezichten en houdingen van de strenge regenten en uitbundige schutters op de grote groepsportretten te bekijken. Dat haar eigen, eveneens monumentale en vaak op historische figuren en beelden gebaseerde doeken er ooit tussen zouden hangen, had ze nooit verwacht.

Het was oorspronkelijk ook niet de bedoeling. Haar ­serie schilderijen over de 17de eeuw zou gewoon tentoongesteld worden in haar vaste Amsterdamse galerie, Andriesse Eyck. Tot bleek dat de doeken zo groot werden dat ze niet goed in de galerie zouden passen. Het ­Amsterdam Museum zag wat in een samenwerking en opperde om de schilderijen van Kensmil geen aparte plek te geven, maar ze in de vaste-collectieopstelling in de Amsterdam Museum-vleugel van de Hermitage te hangen. Hier hangen ze gemoedelijk naast elkaar.

Hoewel, gemoedelijk, dat niet helemaal. Wie enigszins bekend is met het werk van Kensmil weet dat haar doeken altijd iets griezeligs hebben. Zo ook deze nieuwe reeks. Met name het kroonstuk van de tentoonstelling, het door het museum aangekochte negenluik Monument of Regents, hangt als een groot, duister altaarstuk tussen de goedgemutste schutters, regenten en kooplieden.

The monument of regents, Natasja Kensmil, 2019, 9x 100x80cm. Beeld Natasja Kensmil / Collectie Amsterdam Museum
The monument of regents, Natasja Kensmil, 2019, 9x 100x80cm.Beeld Natasja Kensmil / Collectie Amsterdam Museum

Het is niet de eerste keer dat het Amsterdam Museum een hedendaagse kunstenaar laat reageren op de 17de-eeuwse pronkstukken uit de collectie. Hiervoor toonde het museum in dezelfde zaal de tentoonstelling Hollandse meesters herzien, door gastcurator Jörgen Tjon A Fong, met dertien fotoportretten over mensen van kleur in de 17de eeuw.

De interventies passen bij de werkwijze van het museum om naast het glorieuze verhaal over rijkdom en goed burgerschap dat de schutters- en ­regentenstukken vertellen, een kritisch licht op deze periode te laten schijnen. In dat kader doopte het ­museum de populaire tentoonstelling in hun dependance in de Hermitage vorig jaar om van Hollanders van de Gouden Eeuw naar Groepsportretten van de zeventiende eeuw. Ook maakte het museum bekend de term ‘Gouden Eeuw’ niet meer te gebruiken als synoniem voor de periode. ‘De term negeert de vele negatieve kanten van de 17de eeuw’, stond er in het persbericht, een verwijzing naar de armoede, oorlog, koloniale plunderingen en slavenhandel die in deze eeuw ook welig tierden.

De nieuwe serie van Natasja Kensmil verwijst naar de mooie kanten en de schaduwkanten. Bijvoorbeeld in het schilderij White Elephant van een koopvaardijschip dat vermoedelijk ook als slavenschip diende. Enerzijds staat het schip symbool voor avontuur, anderzijds voor de relatie van 17de-eeuws Amsterdam met de rest van de wereld, en de activiteiten in de koloniën.

Eerst even over die regentessen die in dit ‘monument’ centraal staan. Kensmil schilderde er zes, die elk een eigen paneel krijgen. Ze zijn gebaseerd op schilderijen van echte regentessen uit de 17de eeuw, maar in Kensmils uitvoering zijn ze niet herkenbaar. Dat hoeft ook niet, zegt Kensmil: het gaat niet om hun individuele levensverhalen, meer om de ­positie die zij bekleedden in de 17de-eeuwse Republiek. Als ­bestuurders van instellingen voor armen, wezen, zieken of ouderen hadden deze welgestelde vrouwen – vaak dochters of echtgenotes van burgemeesters, VOC-kopstukken of andere machtige mannen – behoorlijk wat in de melk te brokkelen. En dat was bijzonder in een tijd waarin vrouwen verder handelingsonbekwaam waren, en dus voor alles toestemming van hun man of vader nodig hadden.

Dubbelzinnige positie

Schuin tegenover dit negenluik hangt een voorbeeld van hoe de regentessen in hun eigen tijd werden afgebeeld: als machtige, vrome en liefdadige vrouwen. Werner van den Valckert schilderde in 1624 de regentessen van het Leprozenhuis. De vier dames dragen keurige, bedekkende kleding met witte plooikragen en kapjes op en kijken serieus maar vriendelijk richting de toeschouwer. Op de achtergrond zie je een scène uit het bijbelverhaal van Lazarus, over een arme, oude man die een koopman tevergeefs om hulp vraagt. De godvruchtige regentessen vormen een tegenpool van de rijke koopman: zij helpen de armen wel.

Kensmil wil in haar negenluik de dubbelzinnige positie van de regentessen benadrukken, vertelt ze. Ja, deze relatief machtige vrouwen ­verrichten liefdadigheidswerk voor armen en zieken. Tegelijkertijd dankten sommigen van hen hun welvaart en bijbehorende macht aan de activiteiten van hun vaders en echtgenoten in de VOC en WIC. Kensmil stelt de vraag: wisten de regentessen dat er mogelijk bloed aan hun rijkdom kleefde?

De regenten en regentessen van het Oude Mannen en Vrouwengasthuis (Adriaen Backer, 1676) Beeld Adriaen Backer - Amsterdam Museum
De regenten en regentessen van het Oude Mannen en Vrouwengasthuis (Adriaen Backer, 1676)Beeld Adriaen Backer - Amsterdam Museum

Met een beetje fantasie kun je dat bloed in de portretten zien druipen. Deze vrouwen, dankzij hun molensteenkragen en kapjes herkenbaar als regentessen, zien er in Kensmils schilderijen nog amper uit als mensen. Ze lijken eerder uit een zombiefilm weggelopen. Hun ogen liggen hol in de kassen, hun gezichten zijn uitgevaagd, druipen van de verf of zijn bekrast. Het is alsof je naar een macabere röntgenfoto kijkt die niet alleen de schedels van de vrouwen door hun huid heen laat schijnen, maar die ook iets van hun turbulente innerlijk laat zien.

Wat zeggen deze zombie-tronies over Kensmils visie op de regentessen? Dat ze ze als monsters ziet, zou je denken. Maar dat is te eenvoudig gedacht. Kensmils verf vertelt namelijk geen eenduidig verhaal van goed of slecht, zwart of wit. Het gaat haar juist om de oneindige hoeveelheid tinten daartussen. Ze bouwt haar doeken op uit al die verschillende tinten, laag over laag. Daaroverheen schildert ze de contouren van haar figuren in wit. Dat wit mengt ze met de andere kleuren in het doek, ze laat het druipen en vies worden.

Op sommige plekken lijken de gezichten van deze vrouwen wel te smelten of te lekken. Op andere plekken brokkelt en breekt de verf. En die blauwgroene gloed die over de doeken hangt, het resultaat van kleur op kleur op kleur, doet denken aan de kleur van roestend koper.

Smelten, brokkelen, oxideren. Het zijn processen die je kunt associëren met verval, legt Kensmil uit, maar ook met beweging en transformatie. Daarmee heeft ze een mooie metafoor gevonden om haar eigen werkwijze te beschrijven. Als je door een museum zoals dit loopt, zegt ze terwijl ze om zich heen wijst, neem je de geschiedenis tot je in statische plaatjes. Maar de geschiedenis is nooit af, het heden bepaalt hoe we naar het verleden kijken, en andersom. Door te schilderen brengt ze die statische plaatjes, die gestolde beelden, in beweging.

De tentoonstelling Monument der regentessen is tot 28 augustus 2021 in de Hermitage in Amsterdam te zien.

Natasja Kensmil (Amsterdam, 1973) studeerde aan de Gerrit Rietveldacademie en bij De Ateliers in Amsterdam. Ze exposeerde in binnen- en buitenland en won verschillende prijzen met haar werk, waaronder de Koninklijke Subsidie voor Schilderkunst (nu Koninklijke Prijs) in 1998. Tot en met eind januari is een van haar schilderijen ook te zien in Stedelijk Museum Amsterdam, in de tentoonstelling In the Presence of Absence.

Natasja Kensmil: Monument der regentessen.

Beeldende kunst

Amsterdam Museum-vleugel, Hermitage, Amsterdam

Van 20/11 t/m 29/8/21

Natasja Kensmil neemt karakteristieke motieven uit de zeventiende-eeuwse portretten en plaatst ze in haar schilderijen in een ander daglicht. Hoe doet ze het?

Opstelling
Regentenportretten waren in de zeventiende eeuw groepsportretten: vaak zaten de regenten en regentessen samen rond een tafel, omringd door attributen die hun rol accentueerden, zoals geldbuidels of documenten. Voor haar negenluik isoleerde Kensmil de regentessen, ze staan elk op een eigen paneel, en je ziet alleen de gezichten en kleding. Het maakt dat je aandacht minder gaat naar hun maatschappelijke functie en meer naar de psychologie van de mensen in die functies.

Familiewapens
Je zou ze kunnen zien als avatars avant la lettre: familiewapens. De gekleurde schilden met sieren en andere symbolen erop werden in de zeventiende eeuw vaak op of bij portretten afgebeeld als verwijzing naar de familie waaruit de geportretteerde kwam. Anders dan veel mensen denken is een familiewapen geen teken van adel, ook gewone burgerfamilies hadden ze. Wel roepen de wapenschilden associaties op met rijkdom, macht, en het belang van afkomst. In Kensmils werk duiken ze regelmatig op. Het meest opvallende zijn de drie familiewapens in het Monument der Regentessen: drie van de negen panelen worden helemaal in beslag genomen door zelfbedachte wapens. Zo sterk uitvergroot krijgen de wapens iets grotesks, waarmee Kensmil de absurditeit van een fixatie op afkomst en status benadrukt.

Molensteenkragen
De ronde, geplooide kragen van de regentessen in Kensmils schilderijen verraden direct dat we hier te maken hebben met welgestelde vrouwen uit de zeventiende eeuw. Het maken van zulke molensteenkragen van fijn linnen was een behoorlijk precisiewerkje en de kragen waren dan ook dure modeartikelen die door rijke mannen en vrouwen gedragen werden om hun status te benadrukken. Op de zeventiende-eeuwse regentenschilderijen vormen de kragen en fris, wit lichtpuntje tussen de zware donkere tinten van de kleding en omgeving. De fijne schildertechniek drukt uit hoe vederlicht en delicaat ze waren. Niets daarvan is terug te zien bij Natasja Kensmil. Door haar grove toets zien de kragen er zwaar en robuust uit, een beetje als echte molenstenen. Rijkdom is hier geen lichte tooi die trots wordt gedragen, maar een zware last die op de schouders rust.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden