Profiel
De diepe fascinatie van regisseur James Cameron voor wat zich onder water bevindt
Van zijn onwaarschijnlijke debuutfilm ‘Piranha 2’ tot de nieuwe ‘Avatar’ – de fascinatie voor de verscholen wereld in vaak onpeilbare dieptes loopt als een rode draad door Camerons loopbaan.
We zijn in het fictieve Caribische resort Hotel Elysium waar veel te rijke westerse toeristen – meest Amerikanen – zich onledig houden met drinken, flirten, zonnebaden, dansen, en wat doe je nog meer op vakantie? Diepzeeduiken. Daar zijn er ook een paar druk mee.
Voor de kust ligt het wrak van een Amerikaans fregat, de USS Fitzgerald. Een spannende locatie om eens in rond te waren, zoals een pasgetrouwd koppel dan ook doet. De onderwatercamera volgt hen, totdat ze uit het niets worden verslonden door een school vliegende piranha’s. Die zagen we even niet aankomen, en de slachtoffers ook niet.
Al snel blijkt dat die opgefokte piranha’s de schuld zijn van – je hoort het niet zo vaak meer – het militair-industrieel complex. De dodelijke monsters waren met genetische manipulatie speciaal ontwikkeld om te worden losgelaten in de rivieren van Noord-Vietnam, ten tijde van de oorlog aldaar. Nu is er een school ontsnapt en de gevolgen zijn verschrikkelijk.
Welkom in de wereld van Piranha 2, een waardeloze, heerlijke, volstrekt overbodige, hooguit anderhalve ster verdienende actiefilm uit 1982, die schaamteloos probeert mee te liften op de bagagedrager van de blockbuster Jaws. Je kunt het piranha-gedrocht nog terugvinden op dvd – wat best opmerkelijk is, want veel van dit soort pulp is allang niet meer leverbaar.
De weg van het water
Het heeft er dan ook alles mee te maken dat Piranha 2 – deel 1 verscheen in 1978 – het officiële regiedebuut is van niemand minder dan James Cameron. Niet dat hij daar graag aan wordt herinnerd, maar het zit zo: al na een paar dagen draaien op Jamaica werd de regisseur Miller Drake ontslagen door de Grieks-Italiaanse producent Ovidio G. Assonitis, die verder geen Engels sprak. Hoog oplopende artistieke meningsverschillen leidden na veel babylonische spraakverwarring tot de breuk. En James Cameron – destijds een 27-jarige gesjeesde student natuurkunde, zeg maar een nerderige Canadese bèta die toch al aan boord was om de special effects te doen – kreeg de rol van regisseur in de schoot geworpen, en zei daar geen nee tegen.
Weliswaar werd het de nieuwbakken filmmaker snel duidelijk dat ook hij niet met de onmogelijke producent kon samenwerken, maar hij bracht de opnamen tot een goed einde. En dan met name de onderwaterbeelden, zoals gefilmd door de Italiaanse horrorveteraan Roberto D’Ettorre Piazzoli.
Je ziet die scènes en denkt: wacht eens even, op een gekke manier is dit toch al helemaal vintage Cameron. Zijn fascinatie voor de verscholen wereld in vaak onpeilbare dieptes loopt als een rode draad door zijn loopbaan heen. Culminerend in de megaproductie Avatar: The Way of Water – deel 2 van deze franchise die zich afspeelt op de exoplaneet Pandora en haar wateren. Quote uit de officiële trailer: ‘De weg van het water verbindt alle levensvormen. Al voor je geboorte en tot na je dood.’
Met zulke filosofische gedachten mag de nu 68-jarige regisseur zijn werk graag larderen. En al helemaal in zijn lofzang op de buitenaardse beschaving van Pandora, vol nobele wilden en exotische flora en fauna die in hun existentie worden bedreigd. Door de aardlingen, dat spreekt, die daar door de lokalo’s als aliens worden aangeduid – wat natuurlijk een geestige omdraaiing is.
Obsessie
Van piranha’s tot Pandora, voor James Cameron is het blijkbaar maar een kleine stap. Sla je zijn filmografie erop na dan ontvouwt zich een helder patroon. Nee, in zijn kassuccessen Terminator 1 & 2 (1984/’91) zit het waterthema niet, daar gaat het over tijdreizen. Maar de claustrofobische actiefilm The Abyss (1989) toont zijn obsessie luid en duidelijk.
Sciencefiction onder water is het, met een gezonken Amerikaanse onderzeeër, geladen met kernkoppen. De Russen zijn al onderweg om het schip te bergen – wat een enorme vangst zou zijn, spionagegewijs – en dus moet Ed Harris als Virgil Brigman, de voorman van een olieplatform, in actie komen.
In een wankele ROV – een Remotely Operated Vehicle, een deels op afstand bestuurde kleine duikboot, vol robotarmen – zinkt hij kilometers diep af. Hij weet al dat zijn zuurstof niet toereikend zal zijn, maar hij wil de klus hoe dan ook klaren. Net als hij via een sms afscheid neemt van zijn geliefden, wordt hij gered door een mysterieus schepsel met gigantische tentakels dat net zo goed een alien had kunnen zijn. Een engel van licht, zoals die diep in de zee schijnen te leven. Wij wisten dat niet, maar ze hebben het beste met ons voor.
Beetje over de top, wel.
Op deze deus ex machina kwam dan ook behoorlijk wat kritiek. Zo van: het is dan wel sciencefiction, maar laat die science er maar van af. Bewondering was er voor de uitgekiende visuele effecten, vol vernieuwende cameratechnieken, een ander handelsmerk van Cameron. Daar ontving de film een welverdiende Oscar voor.
Van geen ophouden
Die voor ‘beste film’ en ‘beste regie’ zouden pas volgen bij Titanic (1997). Andermaal kon hij met water aan de slag. Water in zijn dodelijkste vorm, als de opvarenden van het gedoemde schip in de nacht van 14 op 15 april 1912 hulpeloos in de Noordelijke IJszee dobberen en Kate Winslet haar geliefde Leonardo DiCaprio moet laten gaan. Spookachtige beelden, krachtige scènes. De futiele mens maakt tegen het water geen schijn van kans, zegt de film daar. En wie zou dat durven tegenspreken?
Wat dan wel weer amusant is: het verhaal begint in het heden als er een expeditie wordt uitgezet om met een onbemande ROV het wrak van de Titanic te doorzoeken. Ze maken jacht op de zeldzame blauwe diamant ‘Het Hart van de Oceaan’, die daar nog in een kluis zou liggen en volgens de overlevering ooit in het bezit was van Lodewijk XVI.
Die diamant zet de hele zaak in gang, maar daar gaat het nu even niet om. Waar het om gaat is dat James Cameron voorafgaand aan zijn film en bij wijze van research in september 1995 zelf zo’n missie met een duikboot uitzette om het wrak in beelden te vangen, beelden die in zijn film zouden terugkeren.
Vervolgens wist hij van geen ophouden meer.
2002: Expedition: Bismarck, een documentaire voor Discovery Channel over het gezonken vlaggenschip van de nazi’s op 27 mei 1941, voor de kust van Brest;
2003: Ghosts of the Abyss, documentaire voor Disney, met nieuwe feiten over de Titanic;
2005: Aliens of the Deep, documentaire voor Disney, waarin Cameron het diepzeeleven op 3D-IMAX-formaat onderzoekt;
‘Na Titanic’, vertelt hij in zijn zevende documentaire Deepsea Challenge (2014; voor National Geographic) ‘heb ik mij serieus afgevraagd of ik het filmen eraan zou geven om voltijds wetenschapper en ontdekkingsreiziger te worden.’
Fascinatie
Nou, daar heb je het al. Cameron begint erover als hij op het punt staat in een gifgroene cilinder te stappen die dienst zal doen als een bathyscaaf, een mini-duikboot van 7 meter lengte die bestand is tegen extreme atmosferische druk. Het plan is om verticaal af te dalen in de Marianentrog, met bijna 11 kilometer de diepste put op aarde, gelegen net onder de rook van het vulkanische eiland Guam in Micronesië.
Zijn crew blijft op de Mermaid Sapphire, en na een aantal ‘proefvluchten’ vol niet onoverkomelijke tegenslag gaat hij op 27 maart 2012 solo naar beneden. Dit is dé film die er gewoon moest komen, laat hij weten, dat kon niet anders.
Levensmoe? ‘Nee, nee, ik groeide op in de jaren zestig met fantastische tv-series als Voyage to the Bottom of the Sea, de avonturen van oceanograaf Jacques Cousteau en natuurlijk de maanreizen van het Apollo-programma. Alles wat omhoogschoot of diep naar beneden ging, prikkelde mijn fantasie. Als jongen heb ik al besloten: dat wil ik ook. Je kunt ervan blijven dromen, maar je kunt het ook doen.’
Een sterk staaltje participerende journalistiek. Overal is de camera bij, en we zien de lange slungel James Cameron samengevouwen in de cabine in alle rust de knoppen van zijn vehikel bedienen. Het gaat met 6 kilometer per uur naar beneden, terwijl door het venster de zeekomkommers, de borstelwormen en een gigantische octopus je om de oren vliegen.
Alleen geen piranha’s, dat is een andere film.
Uiteindelijk zou de zelfverklaarde wetenschapper annex ontdekkingsreiziger James Cameron 68 nieuwe soorten ontdekken, daar rond die trog, en monter merkt hij op dat een gebied zo groot als Noord-Amerika onder de oceanen nog volkomen onontgonnen is. En je ziet hem denken: genoeg werk te doen, het liefst zou hij er morgen aan beginnen. Het is dat hij voor de periode 2024-’28 nog drie Avatar-episodes heeft aangekondigd, maar anders wist-ie het wel.
Innovator
Als rechtgeaarde bèta laat James Cameron bij elke volgende productie geen kans voorbijgaan om nieuwe technieken te ontwikkelen, met name op het gebied van special effects en in de cameravoering (ook onder water). Onlangs verscheen het fraaie koffietafelboek Tech Noir – The Art of James Cameron (Titan Books; circa 60 euro) waarin alles nog eens haarfijn wordt uitgelegd.