De blindedarm van Callas

Meer dan tweeduizend voorwerpen uit de nalatenschap van Maria Callas worden begin december in Parijs geveild. Voorafgaand zijn schoenen, juwelen, brieven en knipsels van de legendarische sopraan in een rondreizende tentoonstelling te bewonderen....

door Michaël Zeeman

Toen op 3 juni 1979 de as van het lichaam van Maria Callas, overeenkomstig haar laatste wil, vanaf een speedboot van de Griekse marine over de Egeïsche Zee werd uitgestrooid, mocht je in alle redelijkheid veronderstellen dat er nu niets meer van haar restte. Niets - behalve haar stem natuurlijk, die stem die al in haar kindertijd legendarisch was en die is vastgelegd op talloze radiobanden en plaatopnamen. Zo was het goed: de as van haar lichaam terug in de zee waaruit wij allen ooit voortgekomen zijn.

Het stoffelijk overschot van een van de grote iconen van de twintigste-eeuwse Westerse beschaving terug in de zee aan de oevers waarvan die beschaving drie, vier millennia geleden geboren werd. Een kunstenaar leeft voort in zijn werk, niet in zijn kadaver, een zangeres, hoe groot ook, louter in haar muziek.

Mis. Er is ook nog een haarlok van haar over - en die lok is te koop. Op 2 of 3 december aanstaande komt die onder de hamer in Parijs, waar dan in het veilinghuis Drouot-Montaigne bij opbod de publieke verkoop zal plaatsvinden van wat er nog rest van de nalatenschap van Cecilia Sophia Anna Maria Kalogeropoulos, alias Maria Callas. Het is een streng van een centimeter of dertig, kastanjebruin van kleur, zo te zien geregeld gewassen en ook overigens in goede staat, bijeengehouden door een strikje.

Over de provenance van het kavel is niet veel meer bekend dan dat het hier gegarandeerd om het echte haar van Maria Callas gaat. Waar, wanneer en waarom het is afgeknipt, hoe, waarmee en door wie, vermeldt de veilingmeester niet, noch of het onder uit een paardenstaart afkomstig is of bruusk rechtstreeks van de schedelhuid. De richtprijs is vastgesteld op 50 tot 65 duizend Franse francs, maar dat kunnen er allicht meer worden. Iets voor een kapper, een shampoo-fabrikant of toch meer iets voor iemand die kalend is en daar, althans partieel, een oplossing voor zoekt?

Het is niet het enige moment waarop je je als bezoeker van de kijkdagen - tot en met 6 augustus in Monte Carlo, daarna nog in Tokio, New York en ten slotte, vlak voor de veiling, in Parijs - een beetje ongemakkelijk voelt. Macaber is het woord niet, want het zit niet in het object maar in jezelf. Bedremmeld is beter.

En behoedzaam, op het achterdochtige af. Als er een vitrine of wat verder ineens een handgeschreven briefje ligt - ook te koop - van Professore G.S. Donati, medisch specialist aan het ziekenhuis van Verona, gedateerd 16 november 1948, dat een ontstoken blindedarm mevrouw Callas helaas belet op te treden, houd je er onwillekeurig rekening mee dat afgedankte orgaan even later zelf ook aan te treffen, verschrompeld en verdroogd in een met fluweel bekleed doosje, strikje eromheen.

Grasduinen in andermans nalatenschap, het heeft iets onkuis - en al helemaal wanneer die nalatenschap van de Casta Diva zelf is. Wat is een kast vol kleren als degene die die kleren droeg er niet meer is? Wat een ring zonder vinger? Post zonder adressant? Dode dingen, die de levenloosheid van de drager, de ontvanger, louter benadrukken. Hun waarde is tegelijkertijd nul en onschatbaar; ze ontlenen die aan de betekenis die degene die ernaar kijkt eraan toedicht, aan de betekenis die de oorspronkelijke drager van al die spullen voor de achterblijvers heeft gehad. De waarde wordt bepaald door de waardering.

In het geval van Maria Callas is daar niet veel nauwkeurigers over te zeggen dan dat die immens is, bij operaliefhebbers op alle continenten, en dat ze al bijna een halve eeuw oud is en tot op de dag van vandaag voortduurt. Het transformeert een onooglijk kladje, een paar muiltjes of een doosje met lippenstift erin tot een museumstuk, een fetisj, een relikwie. Vanaf het begin van haar loopbaan zijn haar stem en haar persoonlijkheid met mythen omgeven geweest en het is bekend dat mythologie ernstig afgeeft, zeker aan objecten.

Daar is het tweetal gebruikte en slordig open geritste enveloppen, een blauwe en een witte, waarop Callas' man, Giovanni Battista Meneghini, op die gedenkwaardige tweede januari 1958 in de Opera van Rome in de gauwigheid wat aantekeningen heeft gemaakt. Kladjes, slordig volgeschreven met een vet potlood, steekwoorden, onafgemaakte zinnen. Op het oog rijp voor de papierbak, maar voor de kenner een adembenemend document in de geschiedenis van de opera: 2 januari 1958, de Grote Afgang, misschien wel het grootste schandaal uit de operageschiedenis.

Maria Callas zou Norma zingen, met meteen in de eerste akte al de beroemde aria 'Casta Diva'. Het was een gala-avond, met uitsluitend hooggeplaatste en deftige gasten, zelfs de president was erbij. Of het nu kwam doordat ze, zoals de Romeinse kranten 's anderendaags malicieus zouden schrijven, met oudjaar was doorgezakt - ze zou gezien zijn in een nachtclub, waar ze tot diep in de nacht champagne had zitten drinken - of dat ze werkelijk iets akeligs aan haar keel had, valt onmogelijk meer te achterhalen. Feit is dat ze al meteen in het begin van de opera niet bij stem was, noten vervalste of verdonkeremaande. Tijdens de pauze na de eerste akte besloot ze, samen met haar man die in de eerste tien jaar van haar loopbaan ook haar manager was, op te geven.

Bezoekers ongedurig in de foyer, pauze die uitloopt, operapersoneel, musici en andere solisten die steeds zenuwachtiger heen en weer beginnen te lopen - en de president die als eerste een seintje krijgt dat het feest niet doorgaat. De president liep zijn auto mis doordat zijn chauffeur, in afwachting van het late uur waarop Norma afgelopen zou zijn, naar de film was gegaan (president chag rijnig, chauffeur ontslagen). Parmantige mannen in de penarie, mannen die gespijbeld hadden van de opera om hun vriendin te bezoeken en op het juiste tijdstip met grote verhalen thuis kwamen terwijl hun vrouwen op de radio, tijdens de live uitzending, hadden vernomen dat Norma die avond gehalveerd was (huwelijken ontbonden).

Meneghini schreef op dat moment, in Callas' kleedkamer, een tweetal concept excuusteksten op die enveloppen, voor te lezen op de Bühne - en, tja, dat doet je toch even anders naar die papiertjes kijken. En naar de mand fanmail, ook te koop, die Maria Callas in de dagen nadat het schandaal was losgebarsten kreeg: 721 brieven en kaarten, keurig verzameld in een stokbroodkorf. Zo zijn er meer, veel meer, allemaal vol post - en het eigenaardige is dat die brieven stuk voor stuk opengemaakt en dus gelezen zijn. Hoeveel steun kan een mens verdragen?

Samen met de eindeloze reeksen plakboeken en fotoalbums vormen ze de stille maar welsprekende getuigen van een karakter, een getormenteerde persoonlijkheid. Maria Callas hield alles bij wat er over haar geschreven werd, deed voor zichzelf wat doorgaans een trotse moeder doet; ze was tegelijkertijd de ster die ze was en de archivaris van haar verrichtingen, onderwerp en directeur van het denkbeeldige Maria Callas Documentatie Centrum.

Je staat ervan te kijken en je raakt er, opnieuw, onthutst van: zoveel behoefte aan erkenning, zoveel onzekerheid, dat kan niet prettig zijn voor een mens. Per operaproductie legde zij een album aan, een voor de foto's en een voor de recensies, keurig uitgeknipt en ingeplakt, geordend per taal. Waren die recensies gesteld in een taal die zij niet machtig was, dan liet ze ze in het Engels vertalen; ook die vertalingen zijn, keurig in mapjes gestoken, bewaard - en te koop. Je kijkt naar een knipselmap, maar je kijkt in een ziel.

En in haar ondergoed: ik zeg het maar zo brutaal als het is. Het kanten lijfje dat te kijk en te koop ligt, is ontdaan van iedere erotische reminiscentie, net zoals al die jurken en mantels verschoond zijn van elke allure. Een vitrine heeft niets van een commode, zoals een paspop niet op een diva lijkt. Behalve die ene met chinchilla afgezette frak en een door de Deense couturier Christensen gesigneerd en op naam gesteld jakje, ontberen Callas' kleren elke glamour - die moet je er, opnieuw, bij bedenken. Dat is betrekkelijk eenvoudig, want de glamour is dan een drama: paste zo'n grote zangeres in zo'n klein pakje? Tachtig kilo woog ze, rond haar dertigste, en midden jaren vijftig gingen er 28 vanaf; op foto's uit haar latere jaren ziet ze eruit als een eetstoornis. Je kunt het aan haar kleren zien: op de krimp gekocht, zeker als je ze vergelijkt met haar schoenen, die relatief groot zijn (maat 39½, allemaal te koop, in prijsramingen voor elke goedgevulde beurs).

Helemaal schrijnend is haar thans te veilen boekenbezit, dat uit één band bestaat. Dat is een Engelstalige bijbel, in de uitgave zoals die door de Gideons in hotelkamers wordt neergelegd (richtprijs: twee tot drieduizend francs). Gepikt, ook dat nog (de Amerikaanse journalist H. Men cken deed dat ook, maar die liet ze tenminste nog achter bij vrienden, voorzien van de signatuur 'with compliments, from the author'). Aan de afgrond van treurigheid die daaruit spreekt kan het in een foedraal gevatte achttiende-eeuwse schilderijtje van de Heilige Familie, dat ze van haar man kreeg en dat haar ononderbroken vergezelde en op elke kleedkamerfoto van haar te zien is, niet veel verhelpen.

In de Opéra Garnier staan honderdvijftig van de ruim vierhonderd te veilen kavels, die samen tweeduizend objecten bevatten, te kijk. Die opera is een met een absurdistisch gevoel voor buitelend stucwerk uitgevoerde bonbonnière, achter in het casino. Door de ervoor gelegen hal schuifelen goedgeklede gokkers langs, in de verte klinkt keer op keer het 'rien ne va plus' op. Je moet sterk in je schoenen staan, wil je aan die omgeving, die mensen, die geluiden, bij het zien van Callas' nalatenschap geen moralistische maximen ontlenen.

Ergens ligt een prentbriefkaart van de filmregisseur Luchiano Visconti aan Maria Callas tentoongesteld. Ze werkte met hem samen, ze bewonderde hem, ze werd verliefd op hem. Hij stuurde haar een kaart, uit Amsterdam, van het Paleis op de Dam; poststempel van 3 juli 1956 erop, postzegel van een stuiver. Ze krijgt de groeten, meer niet - en ze bewaarde die kaart. Dat zegt, geloof ik, alles. Wie hem hebben wil, kan erop bieden.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden