De alwetende, wijze Spock
DE GEHEEL HERZIENE en geactualiseerde, en aan de Nederlandse situatie aangepaste 'Spock' is uit. Baby- en kinderverzorging & opvoeding, daar gaat het 606 bladzijden lang over....
De eerste druk van The common sense book of baby and child care kwam uit in 1946, de eerste Nederlandse vertaling in 1949. Spock was een revolutionair. Om te begrijpen hoe schokkend nieuw zijn ideeën over opvoeding waren, moet je zijn boek vergelijken met een in die jaren courant naslagwerk, Het gezinsboek (eerste druk 1938). Daarin staat bijvoorbeeld: 'Tucht is noodig bij de opvoeding. Maar nooit moeten de ouders slaan in drift. Geestelijke strafmiddelen zijn stellig het eerst aangewezen. Soms kan lichamelijke kastijding niet achterwege blijven, en geschiede dan op de plaats waar de rug ophoudt een fatsoenlijken naam te dragen. Het niet straffen uit zwakheid is voor het kind nadeelig.'
Nog een stelregel: 'Nooit mag men den zuigenling tusschentijds voeden of een fopspeen of dotje geven. Men is daarmede op een verkeerden weg omdat een kind niet tijdig leert zijn lusten te bedwingen.'
Dit boek werd cadeau gedaan aan pas getrouwde stellen door de verzekeringsmaatschappij 1845, zoals fabrikanten van baby-artikelen tegenwoordig gratis het tijdschrift Wij bij jonge ouders in de bus doen. In dit soort in opdracht vervaardigd proza, verstopt tussen reclame, probeert de redactie geen enkele lezer voor het hoofd te stoten. In Het gezinsboek moet dus een gemiddeld, gangbaar standpunt verwoord zijn.
En dan komt Spock in 1949 en hij schrijft zomaar: 'Dokters moedigen thans de ouders aan tegemoet te komen aan de behoeften van het kind, - de behoefte aan voedsel, maar ook aan liefdevolle aandacht.' En over straffen: 'Het gebeurt wel eens dat een kind per ongeluk een bord laat vallen. Als een kind in een goede verstandhouding leeft met zijn ouders, zal het dat net zo naar vinden als zij, en is straffen niet nodig. Hard aanpakken van een kind dat er toch al spijt van heeft brengt het kind in opstand. U zult niet willen dat een klein kind een diep schuldgevoel ontwikkelt.'
Niet minder revolutionair was zijn mening over het voeden van de baby: 'De baby geeft zelf aan hoeveel voeding nodig is. Meer soepelheid bij de voedingstijden van de baby heeft een positieve invloed op baby's en ouders'. En: 'Een fopspeen bevredigt een erg grote zuigbehoefte. Baby's worden er rustiger van en bij darmkrampjes lijkt hij verlichting te geven'.
In vergelijking met Het gezinsboek is Spock dus een wonder van optimisme, begrip en geruststelling. De weldenkende Nederlandse ouders uit de jaren vijftig haalden het boek massaal in huis. Het zou kunnen dat de pro-Amerikaanse houding in Nederland, zo vlak na de oorlog, daarbij een rol speelde. Niet alleen in Nederland echter viel het boek goed. Het is in 39 talen vertaald en wereldwijd zijn er 50 miljoen exemplaren verkocht, een monumentaal aantal. Nu heeft de Nederlandse uitgever met deze herziene versie het boek een tweede jeugd willen geven.
Hoe modern het boek destijds ook was; wat nu meteen opvalt is de intens dokter-achtige toon waarop de dokter zijn adviezen aan de man brengt. U moet, U zal, U gaat, U weet heel goed en U bent zeker niet de enige. Waarbij de uitroeptekens over de pagina's zijn gestrooid. Om tureluurs van te worden. Ook dringt zich nu de vraag op hoe één persoon over zo veel facetten van de medische, sociale, pedagogische en psychologische wetenschappen deskundig kan zijn. Dat moeten we bezien in het licht van de tijd. In het antieke Gezinsboek staat: 'Een toegewijde en menschkundige huisarts is in moeilijke oogenblikken voor veel gezinnen de loods die het schip tusschen allerlei klippen moet helpen doorkomen.' Met ál je vragen naar de dokter dus. Wie nu met vragen bij dr. Spock aanklopt krijgt wel antwoord. Maar het voldoet niet meer.
Het grootste bezwaar is de algemeenheid en de beknoptheid van de 861 paragrafen. Elk onderwerp wordt in gemiddeld een halve pagina behandeld, en wat daarin staat kan de goed geïnformeerde ouder nog net zelf bedenken. Over opvoeden staat er eigenlijk dit: 'U moet niet te veel doen. Want dan zult U het kind verwennen en het knechtje van uw kind worden. Maar doet U zeker ook niet te weinig! Het kind zal dan liefde tekortkomen en dat zal U zeker niet willen.'
Als Spock stelt dat je niet altijd moet toegeven, maar soms wel, vragen ouders zich terecht af: wanneer wel en wanneer niet? En vooral waarom? Moderne inzichten over communicatie, en over de effecten van een bepaalde manier van optreden zijn duidelijk niet verwerkt. Spock baseert zijn inzichten vaak op lukrake aannames: 'Het is algemeen bekend' en 'Iedere docent zal u kunnen vertellen'. Stel: je kind is dyslectisch, of hyperactief, of kijkt te veel tv. Dan wil je meer weten dan Spock biedt. Een verwijzing naar Nederlandse literatuur over de aangesneden onderwerpen zou uitkomst kunnen bieden. Over alle denkbare medische en opvoedkundige problemen staan immers in elke bibliotheek ten minste drie titels. Maar een literatuurlijst ontbreekt. Wel is er een adressenlijst met slechts 25 verenigingen waaronder, geheel overbodig, de NVSH. In 1970 misschien nuttig geacht, maar nu misplaatst.
De 'nieuwe Spock' is een gedateerd boek gebleven, met een ronduit ouderwetse inhoud. De 'moderne' paragrafen - bijvoorbeeld over homo-ouderschap, HIV-besmetting en internet - zijn duidelijk aan de bestaande tekst vastgeplakt. Daarmee maak je een oud boek niet up to date. Spock adviseert om, als een baby huilt, te controleren of de speld niet in zijn buik prikt. Het kleine percentage ouders dat nog katoenen luiers gebruikt, maakt deze vast met klittenband of een soort plakband. Dat was twaalf jaar geleden ook al zo. Spock weet te vertellen dat het tienermeisje 'graag naar dansavonden gaat en behandeld wil worden of ze een gevierde schone is'. Dansavonden? Schone?
Op medisch terrein zijn er onzorgvuldigheden. Een voorbeeld: Spock schrijft dat 'een vuistregel is dat teruggeven van voeding geen probleem is als de baby goed groeit'. Uit recent kindergeneeskundig onderzoek naar huilbaby's blijkt dat een deel van hen huilt vanwege spugen en brandend maagzuur. De voeding loopt terug, vooral als ze plat liggen. Het advies het bed een tikje schuin te zetten, (zodat de voeding, geholpen door de zwaartekracht, in de maag blijft) en eventueel een onschuldig zuurbindend drankje te geven, verandert de roodaangelopen, getergde baby en de wanhopige ouders in een opgelucht drietal.
Kinderartsen hanteren tegenwoordig een protocol waarmee stelselmatig wordt gezocht naar de oorzaak van het huilen. Aan het eind van zijn paragraaf over huilbaby's schrijft Spock: 'Zorg dat het gewone leven zoveel mogelijk doorgaat in plaats van alles aan te passen aan de kuren van Uw baby.' Dit is echt achterhaald.
Een ander interessant punt is of een Amerikaans boek goed toepasbaar is in de Nederlandse situatie. Uit een klein onderzoek van Amy Townsend (Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, 1994) blijkt dat Amerikaanse en Nederlandse ouders een verschillende visie hebben op opvoeding, vooral waar het onderwerpen betreft als tienerseksualiteit en druggebruik.
Amerikaanse ouders zijn bijna unaniem van mening dat tieners beter niet aan hun verlangen naar seks kunnen toegeven, omdat ze er simpelweg nog niet aan toe zijn. Amerikaanse ouders brengen vrijen onder in het rijtje drugs, alcohol en stelen. Nederlandse ouders vinden, ook weer bijna unaniem, dat de tiener uiteindelijk zelf mag bepalen wanneer er gevreeën gaat worden. Nederlandse ouders vertrouwen erop dat hun kind zelf goed kan beoordelen of het aan seks toe is.
Spock heeft het over het 'driftleven' van de tieners. Hij schrijft: 'Het eerste en verreweg belangrijkste punt is dat opgroeiende kinderen behoefte hebben aan leiding door de ouders en dat zij deze ook behoren te krijgen. Ze vragen heus ook om regulering, hoe heftig ze ook tegen voorschriften protesteren. Docenten kunnen u vertellen dat adolescenten vaak zeggen: 'Ik wou dat mijn ouders duidelijke richtlijnen gaven, zoals de ouders van mijn vriend doen'.' Misschien dat Amerikaanse tieners zo klagen tegen hun docenten - naar zo'n Nederlandse tiener kun je lang zoeken.
Het lastige is dat Spock vast gelijk heeft: tieners hebben leiding nodig. Maar ouders die inspiratie willen opdoen over een dergelijk ingewikkeld onderwerp kunnen beter het internet opgaan (wellicht geholpen door hun kinderen), een uitvoerig, genuanceerd maar toch ook praktisch modern boek pakken, of het tijdschrift J/M lezen, een vakblad voor ouders met een prettige journalistieke toon.
Tot slot een praktisch punt. Bij de inhoudsopgave en het register staan getallen vermeld. Het ene getal verwijst naar de bladzijde en het andere naar de paragraaf. Maar welk getal verwijst naar de bladzijde staat er niet bij. Dat maakt het snel opzoeken, toch een eerste vereiste voor zo'n naslagwerk, erg lastig.
Kortom: een lovend artikel over zijn vernieuwende inzichten, zijn betekenis voor de veranderde visie op opvoeding, dat heeft Spock zeker verdiend. In een encyclopedie, of in een geschiedenisboek.