klassiekde mooiste orgels van nederland
De 15 orgels die u gehoord moet hebben
Aan indrukwekkende orgels in Nederland geen gebrek, maar welke van deze instrumenten springen er nu echt uit? De Volkskrant stelde een top-15 samen van orgels die u gehoord moet hebben. Van mysterieuze grommers tot magistrale fluiters.
Er is geen land met zo veel bijzondere orgels als Nederland. U vindt ze van Middelburg tot Bolsward, van Zutphen tot Zeerijp. Zeker in de 17de en de 18de eeuw werkten de grootste orgelbouwers in de Republiek. Dus komen van over de hele wereld liefhebbers naar ons land om zich te verlekkeren aan die muzikale tijdmachines.
Kortom: ’s werelds mooiste historische orgels staan in uw achtertuin. Maar juist wat zo dichtbij is, zien we weleens over het hoofd. De zomer is de ideale periode om daar verandering in te brengen en om op orgelsafari te gaan. Er worden talloze concerten georganiseerd, doorgaans van een uur, vaak gratis toegankelijk (met collecte) of voor een tientje te bezoeken. Maar waar vindt u de aller-allermooiste en moet u dus zeker heen? Wij presenteren u: de lijst der lijsten, de lijst met de vijftien mooiste orgels.
Eerst nog dit: hoe kwamen we tot deze ‘G15’? Aanvankelijk was er het idee om een jury van organisten in het leven te roepen. Dat bleek een slecht plan. Juist doordat orgels zo verschillend zijn (‘het’ orgel bestaat niet, zullen we zo zien), lopen de esthetische opvattingen vaak sterk uiteen. De kleinere instrumenten uit de dorpen leggen het al snel af tegen de grotere uit de steden, die iedere liefhebber al kent. Bovendien hechten organisten erg aan de instrumenten waarop ze vaak hebben gespeeld.
De jury werd omgevormd tot een college van adviseurs. De longlist is na wekenlang luisteren, wikken en wegen door de schrijver dezes tot een top-15 gereduceerd. De rangorde mag u met een klein korreltje zout nemen. Maar vergis u niet: als Michelin sterren zou uitdelen aan orgels, zouden alle in deze lijst er drie krijgen.
15. De Crane-orgel, Hervormde Kerk, Waspik
Het Brabantse dorpje Waspik was onlangs volop in het nieuws omdat zwemmer en inwoner Maarten van der Weijden er werd gehuldigd voor zijn Elfstedentocht. Leuk en aardig, maar eigenlijk zou Waspik natuurlijk wereldberoemd moeten zijn om het weergaloze orgel (1767) van de Hervormde Kerk.
Voorlopig geldt het als een van de geheimtips: de bouwer, Mattheus de Crane, liet maar een handjevol instrumenten na. Het klinkt wat milder, ‘zuidelijker’ dan veel van de Hollandse orgels uit die tijd. Weelderig rood, symmetrie, een orgel uit het boekje.
14. Maarschalkerweerd-orgel, Maria van Jessekerk, Delft
Pas vanaf 1848 mochten rooms-katholieken grote kerken bouwen aan de straat. Dat leidde niet alleen tot een opleving in de Nederlandse architectuur (denk aan de neogotiek van Pierre Cuypers), het zorgde ook voor schwung in de orgelbouw.
Michaël Maarschalkerweerd voorzag veel van die nieuwe katholieke kerken van een passend instrument. Een prachtig exemplaar (1893) bevindt zich in de Maria van Jessekerk in Delft. De kleuren van het interieur matchen uitstekend met de soms wat diffuse Maarschalkerweerd-timbres. Waar de orgels in de protestantse traditie er met hun sprekende stemmen op uit zijn de kerkbezoeker te laten zingen, zet het Maarschalkerweerd-orgel aan tot bidden. Wat kan dit ding heerlijk mysterieus zoemen.
13. Mariakerk (bouwer onbekend), Krewerd
Op een eervolle 13de plaats vinden we een instrument uit een dorp met nog geen honderd inwoners. Het orgel (1531) van het kerkje in het Noordoost-Groningse Krewerd is weliswaar niet het oudste (daarover straks meer), het is zeker het ruigste en rauwste van ons land.
In de regel heeft een orgel meerdere registers: rijen pijpen die voor een bepaalde klankkleur staan. De organist kan naar believen registers (met namen die vaak zijn vernoemd naar andere instrumenten, zoals fluit of bazuin, of naar de menselijke stem, de vox humana) toevoegen. Doorgaans zijn ze verdeeld over meerdere toetsenborden, zodat de speler binnen een stuk veel variatie kan aanbrengen. ‘Krewerd’ heeft slechts één klavier en zeven registers, maar genoeg power om u mee omver te blazen. Beluister dit oerorgel en waan u in een andere tijd.
12. Müller-orgel, Grote of St. Bavokerk, Haarlem
Als er één instrument aanspraak op maakt Neêrlands nationale orgel te zijn, is dat het Müller-orgel van de Bavo in Haarlem. Het werd gebouwd door Christiaan Müller (1690-1763) en groeide kort na voltooiing in 1738 uit tot toeristische attractie, zo groot en rijk was het. Händel en Mozart speelden erop, en in Haarlem claimen ze dat geen instrument (rode kas vol vergulde elementen) vaker is afgebeeld. Het Müller-orgel bevat zo’n vijfduizend pijpen, verdeeld over 64 registers.
Vaak werden orgels naar de veranderde smaak aangepast, maar de restauratiegeschiedenis van ‘Haarlem’ is wel heel roerig. Juist omdat het instrument zo beroemd was, moest het steeds ‘beter’. Puristische orgelfanaten treuren er nu om dat door de herzieningen veel van het barokke klankkarakter verloren is gegaan. Maar een machtig, veelzijdig instrument is het nog steeds.
Orgelcadabra
Wie als geïnteresseerde leek iets over orgels leest, raakt al snel verstrikt in een web van termen. Deze korte uitleg van een paar begrippen helpt u verder.
Register: serie orgelpijpen met dezelfde klankkleur
Prestant: naam van het meest voorkomende register; de basis van waaruit de organist werkt
Plenum: met gebruik van alle (prestant)registers
Tongwerk: registersoort die met tongetjes werkt (zoals een trompetregister)
Dispositie: geheel van registers en klavieren van een orgel
Orgelkas: (houten) bouwwerk waarin de pijpen en klavieren zijn verzameld
Frontpijpen: de pijpen die van buitenaf zichtbaar zijn
Manuaal: toetsenbord, klavier
Speeltafel: geheel van toetsenborden
Rugwerk: het deel dat zich achter de rug van de organist bevindt
11. Müller-orgel, Grote of Jacobijnerkerk, Leeuwarden
Het orgel van de Grote Kerk van Leeuwarden (voltooid in 1727), is de kleinere maar oudere broer van het instrument in de Bavo in Haarlem, want eveneens van de hand van Christiaan Müller. Het kan heel krachtig klinken, maar juist de ingetogener stemmen zijn zo mooi. Overigens zoeken ze in Leeuwarden per 2020 een nieuwe organist voor hun oargel (spreek uit: wargel). Solliciteren kan tot 1 september. Droombaan.
10. Bätz-orgel, Domkerk, Utrecht
Op 10: Utrecht. Toen een tornado in 1674 over de stad raasde, stortte het middenschip van de Domkerk in. Tot 1826 bleef de kerk een halve ruïne. Bij de opknapbeurt, waarbij het middenschip definitief werd afgeschreven, werd voor de westwand van de verkleinde kerk een nieuw orgel besteld bij de broers Jonathan en Johan Martin Willem Bätz.
Het orgel was af in 1831 – de tijd van de romantiek dus. Maar de broers incorporeerden ook registers van het oude orgel (1571) dat de storm had overleefd. Het resultaat is stoere romantiek met een antieke twist – echt een uniek ding. Het orgel kan heerlijk grommen. Liefhebbers herkennen de lichtgrijze neogotische kas uit duizenden.
9. Walcker-orgel, Martinikerk, Doesburg
Rotterdam heeft een trieste orgelgeschiedenis. In de Laurenskerk stond eens het grootste instrument van de Republiek. Dat werd gesloopt en vervangen. Het nog grotere nieuwe orgel overleefde het bombardement van 1940 niet. Maar ook na de oorlog ging er het een en ander mis. Het Walcker-orgel (1914) van de Nieuwe Zuiderkerk werd gedemonteerd en verkocht nadat die kerk werd gesloopt – omdat er een dijk moest worden verbreed.
Gelukkig is dit volgens kenners mooiste laatromantische orgel van Nederland nog te horen, en wel in het Gelderse Doesburg. De speeltafel oogt als de cockpit van een oud vliegtuig. De klank: omfloerst en vullend tegelijk, ideaal voor de muziek van Max Reger. Een absolute must hear.
8. Robustelly-orgel, St. Lambertuskerk, Helmond
Een van de vele leuke aspecten aan orgels is dat elk orgel écht uniek is. Waar zo’n 90 procent van de pianisten voor een Steinway kiest, is er in de orgelwereld geen min of meer universeel ideaal van klank of vorm. Dat betekent dat het ene orgel heel geschikt is voor Bach (dat in Leeuwarden bijvoorbeeld), waar het andere zich juist meer leent voor Franse barokmuziek.
Wie van de Franse slag is, moet naar Helmond. Daar staat een instrument (1772) van de Luikse orgelmaker Guillaume Robustelly. Direct, een tikje nasaal, knetterende trompetten: dit is de trots van het zuiden.
Museum en park
Wie meer wil weten over orgels, kan terecht in het Nationaal Orgelmuseum in Elburg, dat is gehuisvest in een middeleeuws stadskasteel. Ook een bezoek aan het Orgelpark in Amsterdam valt zeer aan te bevelen. De Parkkerk (aan het Vondelpark) werd in 2007 omgetoverd tot waar orgelparadijs: aan alle vier de zijden staan inmiddels grote instrumenten. Het nieuwste, het Utopa Barok-orgel, gaat uit van de klankwereld van Bach, maar bevat eigentijdse snufjes: zo kun je door digitale technieken aan iedere toets een apart register koppelen.
7. König-orgel, Stevenskerk, Nijmegen
Het orgel van de Stevenskerk in Nijmegen werd in 1776 voltooid door de uit Keulen afkomstige Ludwig König. Toen in februari 1944 geallieerde vliegtuigen Nijmegen bombardeerden, stortte de toren in. Die viel gedeeltelijk op de kerk, waarbij het orgel ernstig beschadigd raakte. Dat het orgel nu zo mooi klinkt, met zo veel subtiele stemmen, is het resultaat van arbeid, kunde en veel liefde. Bij de laatste restauratie is de oorspronkelijke, fraaie strogele kleur hersteld. Een 7de plaats: gefeliciteerd, Nijmegen, welverdiend.
6. Hinsz-orgel, Bovenkerk, Kampen
Ooit was de Hanzestad Kampen een van de welvarendste steden van de Nederlanden. Dat uitte zich in een kruisbasiliek met een gigantisch middenschip dat overal bovenuit torende: de Bovenkerk. De grote attractie is het orgel van Albertus Anthoni Hinsz uit 1743, met ook het nodige oudere pijpwerk. Het is een enorm rijk instrument dat – geholpen door de ruime akoestiek – zo kan bulderen dat het van de muur lijkt te komen. Niet voor niets is het de favoriet van orthodox-gereformeerd Nederland.
5. Van Hagerbeer-orgel, Pieterskerk, Leiden
Veel bekende orgels in Nederland dateren van voor de introductie van de gelijkzwevende stemming, waarbij je moeiteloos in alle toonsoorten kunt spelen en een kleine mate van valsheid accepteert. In de Gouden Eeuw stonden de orgels nog in middentoonstemming, waarbij er nog echt verschil was tussen de toonsoorten. Er werd naar gestreefd om de belangrijkste tertsen zo zuiver mogelijk te maken. Het ene akkoord klinkt heel ontspannen, het andere juist heel vals. Dan word je weer gestreeld, dan weer geprikt: juist dat contrast maakt de stemming zo interessant.
Het sensationele Van Hagerbeer-orgel (1643) in Leiden is het grootste stadsorgel dat in middentoonstemming is teruggebracht. Ideaal voor de muziek van Jan Pieterszoon Sweelinck. Het bevat een karrenvracht aan 15de-eeuwse pijpen.
Orgels zijn blaasinstrumenten. Waar de lucht tegenwoordig vaak met een motor in het instrument wordt geblazen, bedienden mensen voor de opkomst van de elektriciteit de blaasbalgen met hun voeten (stel u de bewegingen voor die u maakt op een crosstrainer in de sportschool). Doordat de lucht net wat minder regelmatig naar binnen gaat, ontstaan er subtiele variaties in de klank. In Leiden is er sinds eind vorige eeuw overigens een ‘balgentredersgilde’.
4. Schnitger-orgel, kerk van Noordbroek
Als het over orgels gaat, is het waar: er gaat niets boven Groningen. Wijs een willekeurig wierdedorp (de ‘wierde’ is de Groningse variant van de terp) aan op de kaart van de provincie en 95 procent kans dat er een grandioos orgel staat. In Groningen kom je vaak de naam Schnitger tegen. Arp Schnitger (1648-1719), afkomstig uit Hamburg, gold als de Stradivarius onder de orgelbouwers.
Omdat het deze maand driehonderd jaar geleden is dat Schnitger overleed, is er volop aandacht voor zijn kunst. De typische Schnitger-klank? Iedere toon die je hoort, heeft boventonen: hogere tonen die meeklinken met de grondtoon en zo de klankkleur bepalen. De instrumenten van Schnitger zijn erg boventoonrijk: ze kunnen, als de organist ‘vol op het orgel’ gaat, zo lekker schroeiend klinken. Een model-Schnitger vindt u in de kerk van Noordbroek.
3. Hans Wolff Schonat-orgel, Nieuwe Kerk, Amsterdam
Een orgel was in de 17de eeuw (en later trouwens ook) een object van prestige. Zo werden de orgels in Groningen bekostigd door rijke herenboeren, vaak ter meerdere eer en glorie van henzelf. En ook het rijke Amsterdam moest zijn macht dus uitgedrukt zien in een groot orgel.
Toen het instrument (1655) van de Nieuwe Kerk werd gebouwd, keken ze niet op een dukaatje meer of minder. De orgelkas is ontworpen door Jacob van Campen (de architect van het stadhuis, thans het Paleis op de Dam) en ziet er door het beeldhouwwerk en de beschilderde luiken waanzinnig uit. De klank is juist ruig en authentiek.
Bijzonder aan dit orgel is dat veel van de kleinere pijpen verdubbeld zijn ten behoeve van het volume. Dat kwam goed van pas voor het in 1680 ingevoerde begeleiden van de gemeentezang: in de calvinistische kerken werd dat de voornaamste functie van het orgel.
2. Van Hagerbeer-Schnitger-orgel, Laurenskerk, Alkmaar
In de Alkmaarse Laurenskerk vindt u niet één, maar twee wereldberoemde orgels. In het koor staat het oudst bespeelbare instrument van Nederland, het Van Covelens-orgel uit 1511. Dat dit zo goed bewaard is gebleven, kwam doordat de kerkgangers in 1645 een nieuw speeltje kregen: een orgel gemaakt door Germer van Hagerbeer. Vanaf 1723 werd het uitgebreid door Franz Caspar Schnitger. Inderdaad, de zoon van.
Ook in de topdivisie springt het Van Hagerbeer-Schnitger-orgel ertussenuit. Deze kas komt eveneens van Jacob van Campen. Heerlijk Hollands classicisme – zie die timpaan. Wat u hoort, is een melange van die traditionele ‘Hollandse’ orgelbouw (à la de Pieterskerk in Leiden) en de Noord-Duitse klankwereld (zoals Arp Schnitger die introduceerde). Dit is een klankkleurenwonder, de beste reden om de zeespiegelstijging tegen te gaan.
1. Hoofdorgel, Martinikerk, Groningen
Is er dan een orgel nóg mooier dan dat van de Laurenskerk? Een kwestie van smaak, natuurlijk, maar er moet er een op 1 staan. En het orgel van de Martinikerk in Groningen is on-ge-looflijk.
Toen Arp Schnitger in 1691 een nieuw orgel bouwde voor de Martinikerk, hergebruikte hij de kas en veel van de pijpen van het vorige orgel, een instrument uit de late 15de eeuw. Na Schnitger is het herhaaldelijk uitgebreid en aangepast. Sinds de restauratie in 1984 is de barokke glans weer helemaal terug. Zeer geschikt om uw orgelontdekkingstocht mee te beginnen. Al bestaat de kans dat u na dit orgel niks anders meer wilt.
Het woord ‘meesterwerk’ is niet toereikend om dit orgel recht te doen. Het plenum – de volle klank – laat alles trillen en tintelen. De fluitstemmen zijn magistraal. In de brede hallenkerk worden de tonen op onnavolgbare wijze door de ruimte gekaatst. Heerlijk desoriënterend – nee: goddelijk. Niet te geloven dat dit door mensen is gemaakt.
Kijk voor een overzicht van actuele orgelconcerten op orgelagenda.nl. Meer over de festiviteiten rond het Schnitger-jubileum vindt u op orgelzomer.nl.